Nijmegen, 14 augustus 1993 Beste Tjitse, Hartelijk dank voor je briefje van 1 augustus en je belangstellende telefoontje naar het ziekenhuis. Je verhaal over het Macchiavellisme is herkenbaar. Jouw analyse waarin je aangeeft dat het voor psychotherapeuten gemakkelijker is om een etiket op een persoon te hangen dan op de samenleving vind ik zeer scherpzinnig. Wat Liesbeth betreft heb je mij bewust gemaakt dat ze nog steeds een belangrijk deel van mijn probleem is. Ik had daar eerst niet zozeer bij stilgestaan, maar ik word psychologisch inderdaad nog sterk door haar beïnvloed. Gisteren hadden we in het ziekenhuis een intensieve ontspanningsoefening van een uur die werd afgesloten met het beluisteren van zachte Indiase sitar-muziek. Tijdens die muziek hoorde ik voortdurend haar stem tot me doordringen. Talloze keren achtereen hoorde ik "Hallo John, met Liesbeth", het voor mij toendertijd meest vertrouwelijke, dagelijkse geluid. Vervolgens werd ik door sterke emoties overvallen. Ik kreeg het advies hierover meer te praten met vertrouwenspersonen en therapeuten omdat ik het allemaal heb weggestopt na haar brief van november vorig jaar. Jouw idee om haar te verzoeken of ze met me wil spreken wijs ik op zich niet af. Ik ben er op de eerste plaats echter al bij gebaat als zij mijn post wil ontvangen en er serieus op wil reageren. Dan kan ik haar ook een duidelijke 'rijpe' brief schrijven. Uiteindelijk heeft Liesbeth haar advocaat in juni 1991 laten weten dat zij bij mijn keuzeproces betrokken wilde blijven en op basis daarvan heb ik al mijn volgende keuzes gemaakt. Door Liesbeths brief van november ben ik in een doodlopende straat terecht gekomen, hoewel zij getracht heeft dat te voorkomen door mij indirect met Bob van Aalst in contact te brengen. Ik denk dat dat het thema van de brief zal worden. Jij ziet haar brief als een 'oorlogsverklaring'. Zo had ik dat nog niet gezien. Liesbeth heeft mij altijd voortdurend verzocht onze gesprekken 'zakelijk' te houden. Nadat mijn brieven aan haar persoonlijker van aard zijn geworden heeft ze mij een keiharde dolkstoot gegeven met de woorden "leef je eigen leven en laat ons het onze leven". Misschien is het echter wel goed dat deze stop van de fles wordt verwijderd, want het is inderdaad een onverteerbare zaak dat het niet meer mogelijk is te communiceren met iemand waarmee ik bijna twee jaar een sterke vertrouwensrelatie heb gehad. Een vertrouwensrelatie die ik overigens nooit heb geschonden m.u.v. hetgeen ik in mijn vorige brief aan jou heb geschreven. Zelfs zakelijke informatie werd in mijn huisgezin niet uitgewisseld i.v.m. concurrent-buurman SBO, met alle gevolgen vandien. Voor die gevolgen is Liesbeth - zoals ik daar nu tegenaan kijk - niet verantwoordelijk. Ik bevond mij zelf in een zeer moeilijke - stressvolle - positie. Het kan wel zijn dat zij zich verantwoordelijk voelt nadat ik haar van mijn conflictieve omstandigheden thuis in kennis had gesteld. Zij is daar toen verschrikkelijk van geschrokken. Ik denk dat je mij helpt wanneer je Liesbeth laat weten dat je sinds januari van dit jaar intensief contact met mij hebt gehad en dat ik bereid ben haar daarover te rapporteren alsmede over het verdere verloop van mijn "keuzeproces". Je maakt me gelukkig als je erin slaagt de afgesloten communicatielijn weer te openen. E.e.a. kan in overleg met jou plaatsvinden. Zo kan ik ook aan jou mijn conceptbrieven ter beoordeling geven. Ik ben je dankbaar voor je advies om de therapeutische behandeling kritisch te volgen en met toekomstgerichte voorstellen te komen. Inmiddels heeft zich binnen de Lionsclub een groep van zeven mannen gevormd die mij wil helpen in mijn proces om weer uit het dal te klauteren. Mijn vriend Loek van Munster uit Maarn heeft zich daarbij opgeworpen om als contactpersoon op te treden met het begeleidend team van het Sint Radboudziekenhuis. Met de maatschappelijk werker van het ziekenhuis, de heer Ferry Hartman, heb ik vorige week een eerste gesprek van drie kwartier gehad en met hem heb ik afgesproken verder in gesprek te blijven m.b.t. mijn toekomst. Jan Wilzing van de CRI maakt deel uit van de genoemde "groep van zeven". Afgelopen donderdagavond ben ik nog even met hem en een andere Lion - oud-luchtmachtkolonel en legerplaatscommandant - in Arnhem wezen stappen. Erg gezellig en interessant om te horen hoe de misdaad in Arnhem onder Wilzings leiding ooit werd bestreden. Wilzing adviseerde mij eens te denken aan een functie op het gebied van voorlichting waarbij het Spaans van pas kan komen. Als baas van een organisatie van 3000 man heeft hij goed zicht op eventuele toekomstige functies en de CRI heeft in Zuid-Amerika een uitgebreid werkterrein. Hoewel niet het meest eenvoudige. Jan Wilzings vrouw is psychotherapeute en heeft ook aangeboden verder met mij te praten. Al bij al toch wel positieve ontwikkelingen, maar mijn energieniveau bevindt zich nog op dat lage pitje zoals je dat hier hebt aangetroffen. Het genezingsproces zal een flinke tijd in beslag nemen. Daar moet ik in ieder geval nu mee leren leven. Je bezoek hier aan Nijmegen vond ik erg prettig en ik hoop dat we op dezelfde voet kunnen verder gaan om samen een uitweg uit onze impasses te vinden.

20 AUGUSTUS 1993 HET PROBLEEM JOHN/LIESBETH