Nijmegen, 19 september 1993 Beste Tjitse, Deze week heb ik met mijn nieuwe behandelend arts gesproken. Op dit moment is het 14 september, 19.24 uur en vanuit mijn appartement hoor ik schoten, ook zie ik kruitdampen optrekken achter het gebouw van het postkantoor. Om 19.30 werd er nog geschoten. Het bos in Maarn was toch wel wat rustiger. Het is wel even wennen maar ik heb echter na mijn excursie met Jan Wilzing door de Arnhemse binnenstad leren accepteren dat schietpartijen thuishoren in het criminele wereldje om mij heen. Dit houdt niet in dat ik nu alweer in staat ben om op mijn eigen, oude niveau weer in deze maatschappij te gaan functioneren. Er zit wel vooruitgang in. Vanmorgen hebben we in de video-therapie een vergadering nagebootst. Ik kwam daar als natuurlijke leider uit tevoorschijn, zat de vergadering voor en alle deelnemers waren zeer tevreden na de opnames te hebben bekeken. Ik was weer aan het werk als vanouds en ik heb de indruk dat ik weer op de weg terug ben. Het zal echter een lange weg worden.

Met mijn nieuwe arts Roosenboom is afgesproken dat er een aanvraag de deur uitgaat voor een dagbehandeling. Dat betekent dat ik dan 's nachts niet meer in het ziekenhuis verblijf, maar gewoon thuis en overdag intensieve therapieën ga volgen. In alle gevallen geldt dan dat ik mijn prioriteit leg bij het volledig herstel van mijn gezondheid. Al mijn contactpersonen binnen het ziekenhuis ondersteunen deze zienswijze en voor de dagbehandeling moet ik op zijn minst weer een half jaar uittrekken. Daar heb ik me nu bij neergelegd. Ik denk dat het voor mijn geestelijke gezondheid ook belangrijk is traumata uit het verleden goed te verwerken en ik communiceer dat graag naar jou toe. Alle informatie kan wellicht nog wel eens de basis vormen voor het door ons te schrijven boek of wellicht is het voor jouw rechtszaak nog wel van belang. Ik vertrouw er wederom op dat je deze vertrouwelijk verstrekte informatie niet doorgeeft zonder schriftelijke toestemming van mijn kant.

1.SBO/Ottenhoff
Ik zit al een heel lange tijd met een persoonlijk dilemma aangaande mijn persoonlijke verhouding met P. OTTENHOFF. Het ligt niet in mijn aard mensen waarmee ik een persoonlijk goede relatie heb gehad problemen te bezorgen ten gevolge van domme dingen die ze mij hebben aangedaan. In je brief van 8 september jl. schrijf je:

"In ieder geval moet je in de huidige omstandigheden misschien verschillende zaken op een lagere pit zetten, maar niet opgeven als historische belangen niet bevredigend zijn opgelost en jou in een uitzichtloze situatie manouvreren. Dat gevaar is, mede gezien je leeftijd, sterk aanwezig. Daarom zul je, als OTTENHOFF nog bij je in het krijt staat, moeten opkomen voor je belangen."

Om je verder inzicht in deze problematiek te geven heb ik hierbij gevoegd:

a. Enkele outlines SBO-case t.b.v. Nauta Dutilh, zoals ik die op 2-12-92 aan Mr. Sillevis Smit ter beoordeling heb gegeven.
b. Mijn reactie op de reactie van de SBO-directie d.d. 2 augustus 1991.
c. Een verslag van de docentenbespreking zaterdag
16 mei 1987 te Nieuwegein.
d. De verklaring van het SBO-bestuur d.d.
15 mei 1987 waarin het bestuur mij ontheft van bestuursverantwoordelijkheden vanwege mijn gezondheidssituatie.
e. Een brief aan de directie van het NIOW d.d.
29 augustus 1991 waarin ik om opheldering vraag van een aantal voor mij onopgeloste vragen m.b.t. de gevoerde en beëindigde bodemprocedure.

Ik laat mensen niet graag vallen, maar ik vind het wel prettig dat ik mijn historische probleem aan jou kwijt kan. We moeten samen maar eens bespreken wat we ermee doen. Ik verzoek je deze stukken goed te bestuderen, omdat ze niet los te denken zijn van de Nieuw Elan/GAB-problematiek.

Mijn commentaar op en toevoegingen aan de verschillende stukken:

a. Enkele outlines SBO-case t.b.v. Nauta Dutilh, zoals ik die op 2-12-92 aan Mr. Sillevis Smit ter beoordeling heb gegeven.

Ik heb deze informatie door advocate Mr. Sillevis Smit laten bestuderen teneinde te beoordelen of de UNIE BLHP nog kan worden aangesproken op de fouten die in de ontslagonderhandelingen met het NIOW zijn gemaakt, zonder het daarbij mijn buurman persoonlijk lastig te maken. Dit bleek niet mogelijk gezien de actieve participatie van de heer Neuman in het onderhandelingsproces. De procedure is overigens per 1-1-93 verjaard.

Blz. 3: Mevrouw van der Does de Willebois was docente Frans aan mijn tolk-vertalersopleiding te ZEIST. Zij werkte samen met Inge Post. De zoon van mevrouw Van der Does de Willebois was verbonden aan het NCH en werkte rechtstreeks samen met de heer George Görtemöller.

Blz. 5: Punt c. Zie hiervoor mijn brief aan jou van 13 september jl. blz. 5. onderaan en het hieronder vermelde verslag ad c. In de case spreek ik nog over "districtleiders van NIOW-talen". Volgens P. OTTENHOFFs verslag blijken het toch docenten van de tolkvertalersopleiding te zijn geweest.

Blz. 6: Hier attendeer ik je op de zin: "Ten aanzien van het relationele aspect moet ik echter vastsstellen dat de huwelijksrelatie van E. en mij ten gevolge van de problematiek onder grote druk is komen te staan. Ik heb daarbij echter vanaf het begin gekozen voor mijn verantwoordelijkheid voor vrouw en kinderen."

Hiermee toon ik je aan dat ik mij in die tijd al verantwoordelijk heb gesteld voor de situatie thuis en men vanuit SBO-kringen onmogelijk de verantwoordelijkheid van mijn privé-problematiek bij Nieuw Elan kan neerleggen. Het probleem lag bij E. en dat wordt in de tekst op blz. 7 nog eens duidelijk gestaafd en zelfs door P. OTTENHOFF duidelijk gemaakt.

Blz. 7: Alinea 2 geeft aan dat ik in die tijd E. wilde besparen voor de tweede keer mede-verantwoordelijk te worden voor eventueel door mij te nemen zakelijke risico's. Het SBO-verleden heeft dus een grote rol gespeeld bij het uit elkaar gaan van E. en mij. M.b.t. het probleem P./E., voortkomend uit vertrouwelijk gevoerde gesprekken van hen beiden, was E. van mening dat P. verantwoordelijk was voor het tonnenprobleem waarmee wij zijn opgezadeld.

De op 2 augustus 1991 ontvangen reactie van P. geeft aan dat mensen zich afschermen zodra zij worden geconfronteerd met informatie die belastend kan zijn. Dat heb jij ook maar al te vaak ervaren. Er zijn helaas maar weinig mensen die de verantwoordelijkheid durven te nemen voor de fouten die ze hebben gemaakt. Hoe kom je daar doorheen?

b. Mijn reactie op de reactie van de SBO-directie d.d. 2 augustus 1991.
Spreekt voor zich.

c. Een verslag van de docentenbespreking zaterdag 16 mei 1987 te Nieuwegein.
Feitelijke onjuistheden:

"NIOW-talen is het resultaat van een aantal fusies. Het eindprodukt van deze fusies kwam in 1979 tot stand": "1979" moet zijn "1981".

"Vaste kosten (waaronder salarissen vaste medewerkers) en publiciteit staan in geen verhouding tot de bijdrage aan de cursusopbrengsten in de overhead".

Boogaard en De Vries hadden eveneens mijn investeringsbeslissing m.b.t. het voeren van een reclamecampagne aanleiding gevonden mij mismanagement ten laste te leggen. Mijn advocaat heeft deze bewering met succes tegengesproken. Cursusopbrengsten worden pas duidelijk ná het effect van een publiciteitscampagne. En zonder publiciteit geen cursisten. Dit is een jurisprudentie die eventueel ten voordeel kan strekken van Tegels en Maris wanneer hen mismanagement ten laste gelegd zou worden. Beide heren hadden weinig zicht op de marktontwikkelingen. De Baak heeft de zaak echter intern goed opgelost, op een menselijke wijze, waar ik nog jaloers op kan zijn.

M.b.t. die publiciteitsactie maak ik je opmerkzaam op OTTENHOFFs uitspraak:

"Om meer naamsbekendheid te krijgen wordt meer geïnvesteerd in publiciteit. De reclame wordt structureler aangepakt....."

"Er kwam een proefproject Handelsvertegenwoordiger voor het GAB Amsterdam, dat goed bleek aan te slaan."

Dit project is op verzoek van de heer Neuman sr. binnen NIOW-Talen opgezet en was dus geen SBO-project. De SBO bestond nog niet in de tijd van dat proefproject. Zoals vermeld in mijn case heb ik die opleiding in overleg met Boogaard beëindigd, gezien de voor mij aproportionele tijdsinvestering die ik hierin moest steken en het relatief lage rendement. De heer Toby Neuman heeft een soortgelijk programma binnen de SBO, na de oprichting hiervan, vanuit zijn kantoor te Hoorn, een jaar daarna in samenwerking met het GAB Dordrecht opgezet.

Het grootste probleem dat ik altijd met P. OTTENHOFF heb gehad is dat hij regelmatig dingen verkondigde die niet klopten. Zo heeft hij ook eens ooit in een paginagroot artikel in Trouw uitspraken gedaan die mijn geloofwaardigheid hebben aangetast. Helaas moet ik dat vaststellen. Het marktonderzoek is overigens ook een verantwoordelijkheid geweest van de heer Neuman junior. Hij was docent aan de HEAO te Alkmaar en zijn studenten hebben het onderzoek uitgevoerd.

"In februari van dit jaar werd de heer Van der Heijden, directeur van NIOW-talen, arbeidsongeschikt."

Dit klopt. OTTENHOFF bevestigt hiermee exact de situatie zoals die op dat moment was: Ik was ziek voor NIOW en ook voor SBO. Van deze situatie is door beide partijen misbruik gemaakt.

"Deze beslissing heeft er mede toe geleid dat NIOW-talen op dit ogenblik een op volle zee ronddobberend schip is zonder kapitein en zonder stuurman, met hele grote gaten in de scheepsromp, die de zeewaardigheid ernstig kunnen beïnvloeden. Er is thans grote onzekerheid t.a.v. de te voeren koers in 1987/88".

Dit komt overeen met hetgeen OTTENHOFF in zijn pleitnota's had laten opnemen. Met deze mededeling heeft hij uiteraard de onderhandelingen die de heer Neuman namens de UNIE BLHP voerde t.b.v. mijn afvloeiingsregeling van het NIOW ernstig geschaad. Ook heeft hij hiermee grote schade aangebracht aan het imago van NIOW-Talen waarvoor ik formeel nog verantwoordelijk was en waarvoor ik een reddingsplan aan het bedenken was. Dat reddingsplan heb ik nog aan Boogaard en De Vries voorgelegd. Zij zijn hier niet meer op ingegaan, wellicht ten gevolge van de hier gedane mededelingen. Zo is mevrouw M. de Vries (een van de genodigde aanwezigen) al vanaf de oprichting van het NIOW in 1969 een zeer goede relatie van de heer De Vries. Ook mevrouw De Vries moet dit verslag hebben ontvangen.

"- zicht op groeimarkten binnen GAB's en bedrijven: op dit moment zijn al veel contacten gelegd met grote bedrijven, waaronder DATEX Informatica Instituut, de KLM.."

Dit zijn persoonlijke contacten van mijn kant. Directeur van Datex was toendertijd mijn overbuurman en onze persoonlijke kennis Joop Kolk (samen met de alombekende Willem Smit en Harrie Kippersluis). Het contact met de KLM is tot stand gekomen via mijn persoonlijke vriend Klaas Kossen, purser bij de KLM en thans nog lid van de Lionsclub waar ik ook deel van uitmaak.

"Voorts is er een grote know how en ervaring aanwezig: de heer OTTENHOFF heeft veel geleerd en gezien tijdens zijn dienstverbanden in het particuliere onderwijs."

Die know how heeft hij van mij opgedaan. Ik heb daar ooit fl. 45.000,- voor betaald.

d. De verklaring van het SBO-bestuur d.d. 15 mei 1987 waarin het bestuur mij ontheft van bestuursverantwoordelijkheden vanwege mijn gezondheidssituatie.

Deze verklaring spreekt voor zich. Mijn advocaat heeft dit document pas in de laatste fase van het bijna twee jaar lopende en slepende conflict ingebracht. Pas daarna heb ik helderheid gekregen in hoe de kaarten lagen.

e. Een brief aan de directie van het NIOW d.d. 29 augustus 1991 waarin ik om opheldering vraag van een aantal voor mij onopgeloste vragen m.b.t. de gevoerde en beëindigde bodemprocedure.

In die tijd had ik de relatie met mijn voormalige partners - zoals je weet - inmiddels hersteld, op mijn initiatief, omdat het mij niet zinde dat er nog onopgeloste vragen lagen. In een afzonderlijk gesprek met De Vries in Scheveningen is door De Vries uitgesproken "Het was P.". Nadien heeft zich nog een afzonderlijk gesprek met Boogaard voorgedaan in DRIEBERGEN en het gezamenlijke diner in Noordwijkerhout.
In DRIEBERGEN heb ik met Boogaard de probleemsituatie nog een keer doorgelicht. Hij was het met mij eens dat de hele situatie een communicatiestoring is geweest. Ik heb Boogaard in dat gesprek uitgelegd dat ik mij gehouden voelde aan het verzwijgen van vertrouwelijke informatie en ik P. OTTENHOFF dus niet op de hoogte had gesteld van de inhoudelijke aspecten van de onderhandelingen die in het kader van mijn ontslag als NIOW-directeur werden gevoerd. Evenmin heb ik Boogaard ingelicht over hetgeen zich binnen de SBO afspeelde. Ik besef nu dat ik me in die tijd in een loyaliteitsconflict had gemanoevreerd.

In het kader van de SBO-case had P. op mijn eis om vóór 19 augustus '91 te reageren niet voldaan en ik heb daarom de brief op 29 augustus aan Boogaard verzonden om opheldering op papier te krijgen. Ik had de NIOW-directie op 20 augustus daaraan voorafgaand een tekst gezonden ter verificatie i.v.m. mijn presentatie van mijn arbeidsverleden aan potentiële nieuwe werkgevers of accounts.

Na deze brief heb ik niets meer van Boogaard en De Vries vernomen. Dus geen enkele reactie. Het noemen van de naam Marianne Dagevos heeft Boogaard kennelijk doen besluiten niet meer te reageren: Hij én Marianne Dagevos waren verantwoordelijk geweest voor de organisatie van de examens waarin de SBO-folders zijn uitgedeeld.

Ter illustratie heb ik nog een pagina uit het eerder genoemde SBO-Info bijgevoegd. Zie de mededeling over Marianne Dagevos onder "Persoonlijk".

Significant detail hierbij is de tekst die er rechts naast staat:

"SBO 5 jaar
Dit jaar bestaat de STICHTING BEROEPSGERICHTE OPLEIDINGEN 5 jaar en dat is het noemen waard. Van een éénmanszaak is ons bedrijf uitgegroeid tot een succesvolle onderneming..."

De SBO is nooit een eenmanszaak geweest, maar een stichting vanaf het begin. Maar wie was die ene man achter het initiatief? De notaris die de oprichtingsacte voor mij heeft gepasseerd, Mr. Anton de Gier, kan hiervan getuigen. Mr. de Gier is ook lid van mijn Lionsclub en maakt zelfs deel uit van de jouw inmiddels bekende "groep van 7". Hij is onlangs bij mij in Nijmegen op ziekenbezoek geweest en ik heb die probleemsituatie nog eens met hem doorgenomen. Bert Schaake, die wellicht door L. uitmuntend vooraf was ingelicht, heeft mijn loopbaanadvies gebaseerd op het feit dat ik zo vele initiatieven in mijn leven heb opgestart. "U bent niet echt een manager, maar u kunt wel opstarten. Dat heeft u wel bewezen" heeft hij mij gezegd. Met mijn positie t.a.v. P. OTTENHOFF ben ik nu met mijzelf in conflict. Ook voor hem ben ik waarschijnlijk te aardig geweest. In mijn leven hecht ik meer belang aan goede persoonlijke verhoudingen dan aan zakelijk belang, vriendschap vind ik belangrijker dan het bezit van een rijke villa met een dure auto. Ik ben het eens met jouw zinsnede in jouw brief aan L.:

"Wanneer het er echt op aankomt lijken mij emotionele belangen belangrijker dan zakelijke belangen".

Ik ben in de problemen gekomen doordat ik P. altijd als mijn vriend heb beschouwd, maar onze zakelijke inzichten verschilden blijkbaar. Ik vind integriteit en congruentie een eerste vereiste om op managementniveau te kunnen functioneren. P. denkt daar iets anders over: "Erst kommt das Fressen, dan die Moral..." is zijn uitgangspunt. Hij heeft van mijn partners gezien dat je met listen en manipulaties meer en sneller iets kunt bereiken dan met een gevoel voor rechtvaardigheid. L. en ik hebben in onze beslissingen de ethiek als uitgangspunt gehanteerd. En dat moet P. nog leren. Ik denk dat dat ook een fusie van beide organisaties vooralsnog in de weg staat of heeft gestaan. P. OTTENHOFF is van mening dat je met kruisraketten eerder resultaten bereikt dan met mooie woorden. Hij is strijdvaardig genoeg om de harde concurrentieslag aan te gaan totdat de concurrent het loodje legt. Misschien heeft P. zijn lesje al geleerd. Ik hoop dat hij nadien ook weer bij mij terugkomt, maar dan wel met een zuiver geweten.

2. Maris/Halbertsma
Ik realiseer me nu ook welke waarde het gesprek voor L. gehad moet hebben dat ik met Schaake heb gehad. Schaake heeft al mijn opmerkingen m.b.t. de periode Maris genoteerd. Ik heb met hem niet de afspraak vooraf gemaakt dat hij van mijn kant die informatie niet aan Nieuw Elan zou mogen doorgeven. Ik neem aan dat die verklaringen bij L. of Lulofs terecht zijn gekomen. In het laatste gesprek dat ik met L. in oktober 1992 heb gevoerd heeft zij mij verteld dat de Baak maatregelen tegen Maris heeft genomen en dat Maris al zijn onrechtmatig gedeclareerde betalingen heeft terugbetaald. L. is altijd des duivels geweest over de declaraties "voor niet gegeven adviezen", zoals zij dat uitdrukte. Daarom benadruk ik nogmaals dat je op dat punt aan haar eerder een bondgenoot kunt hebben dan je in eerste instantie gedacht zou kunnen hebben. Haar angst dat het imago van Nieuw Elan door een proces met landelijke bekendheid geschaad zou kunnen worden kan ik me voorstellen, maar van de andere kant zou het voor haar ook een uitstekende kans zijn om zich los te maken van het negatieve imago dat Maris aan een aantal van zijn slachtoffers heeft nagelaten. Ik denk dat het in het voordeel pleit van de nieuwe Baak-directie dat men tegen hem maatregelen heeft getroffen en daarbij ook nog de menselijke ethiek als uitgangspunt heeft gehanteerd in plaats van de groffe bijl.

3. Breuker/Ravenstein
In het licht van wat ik je in mijn vorige brief heb geschreven m.b.t. de handelwijze van L. in mijn richting, het geven van een eigen verantwoordelijkheid, denk ik nu dat de persoonlijke verantwoordelijkheid voor jouw cursusverwijdering bij José Ravenstein ligt. L. zal José echter rugdekking geven omdat zij in het grote geheel de belangen dient van haar personeel en zij inderdaad, zoals ik je heb geschreven, ook afhankelijk is van José Ravensteins inspanningen. L. zal haar eigen mensen niet gauw laten vallen. Ik beschik niet over een kopie van de brief van Nieuw Elan aan jou met de redenen van cursusverwijdering. Je hebt me hem wel laten lezen. Voor zover ik me kan herinneren werd er o.a. als motief aangegeven dat "je houding onvoldoende" zou zijn. Dit kan mijns inziens nooit voldoende motief zijn om een cursist de toegang tot de cursus te ontzeggen. Of heb jij je in die tijd misschien kritisch uitgelaten over de ervaringen die je met Tjeb Maris had? Als dat zo is dan heeft José naar mijn idee een ernstig probleem gehad. De interne reorganisatie speelde zich in die tijd in alle stilte af en wij waren er geen van allen mee gediend de paleisrevolutie aan de grote klok te hangen. Het organisatieprobleem was dermate ernstig dat elke medewerker bol stond van de stress in verband met zijn of haar eigen toekomstonzekerheden. Ik denk dat José's frustratietolerantie het in die periode heeft begeven en gezien de tekst van de brief ben je op emotionele gronden uit de cursus ontheven. Blijkbaar was je voor haar te lastig, waardoor zij L. verzocht heeft jou een brief te schrijven waarin je verzocht werd hangende verdere beslissingen niet meer aan het cursusonderdeel PR deel te nemen. Let wel, dit is van mij een hypothese, maar ik koppel die aan de informatie die ik van jou heb gekregen en de organisatorische fase waarin Nieuw Elan verkeerde.

Nieuw Elan verkeerde in een moeilijke fase. Ikzelf had het beeld van de duikvlucht voor me waarin het toestel met geweld te pletter dreigde te storten en heb mijzelf toen ten doel gesteld het toestel in een glijvlucht te krijgen, waardoor het weer opnieuw zou kunnen opstijgen en de passagiers veilig aan boord konden blijven. Dit nog even in het kader van de beeldspraak van de piloot en de copiloot. José was zo'n stewardess in die situatie en kon onmogelijk verdragen dat er onder de passagiers paniek uitbrak. Ikzelf zou in die fase ook harde maatregelen hebben getroffen tegen elementen die de continuïteit van de organisatie in gevaar konden brengen.

Thans is de situatie anders. Nieuw Elan is door onze inspanningen - voor zover mij nu bekend - in leven gebleven en misschien is er weer enige rust teruggekeerd en vind ik het menselijkerwijs legitiem dat je nu een duidelijke argumentatie krijgt ter onderbouwing van de beslissing om jou uit de cursus te verwijderen.

In de beginfase van de samenwerking tussen L. en mij heeft zij tal van probleemgevallen aan mij voorgelegd, waarbij ik haar pasklare oplossingen heb aangereikt. Ik voelde mij ook voor een heel stuk verantwoordelijk voor die nieuwe leiding en er was mij veel aan gelegen dat de problemen verantwoord werden opgelost. In die eerste fase verwees L. alle problemen die bij mijn collega's leefden in eerste instantie naar mij. Zij had het immers veel te druk met de problemen op het hoogste beleidsmatige niveau zoals de invoering van een functiewaarderingssysteem en de oplossing voor de liquiditeitsproblematiek. Ik loste die problemen dan met onze collega's op en L. accordeerde dan de beslissing. Zij was het altijd met mijn beslissingen eens. Zo sterk was onze gemeenschappelijke vertrouwensbasis. José heeft jouw probleem niet meer aan mij voorgelegd, maar L. gewoon haar (knullige) briefje door L. laten ondertekenen. Ik heb je al eerder gezegd dat ik het anders zou hebben opgelost. Persoonlijk ben ik van mening dat L. er als directeur van het opleidingsinstituut voor verantwoordelijk is de criteria aan te geven op grond waarvan een cursist de toegang tot de cursus kan worden ontzegd. Bovendien vind ik dat zij José persoonlijk opdracht moet geven om haar beslissing met feiten en argumenten te onderbouwen. Zoals de zaak nu is afgedaan past niet binnen het imago van een professionele organisatie en dat is waar Hortensius, L. en ik aan hebben geprobeerd te werken.

4. L.
Je hebt het inderdaad ook goed gezien dat zij mijn expertise nodig had. Als ik zo naar mijn getuigschrift van de heer Lulofs kijk dan heb ik me met heel wat zaken beziggehouden.

Wat ik in het verhaal echter mis is het financiële stuk. Nog voordat de samenwerking met L. begon had ik op grond van de gegevens die ik als office-manager in mijn computersysteem aantrof geanalyseerd. Ik was in verband met de doorlichting van NIOW-Talen t.b.v. de civiele procedure gewend geraakt met behulp van spreadsheetprogramma's financiële analyses te maken van afzonderlijke projecten en de exploitatie van het instituut in zijn totaliteit.

Ik ben in 1987 thuis begonnen met het opstellen van If....then-analyses teneinde de haalbaarheid van toekomstige activiteiten van NIOW-talen te analyseren. Dit model heb ik vanaf het begin ook op de Nieuw Elan-situatie toegepast. L. en Hortensius waren zeer geïnteresseerd in deze analyses en uiteindelijk heb ik op basis hiervan de begroting van Nieuw Elan vastgesteld en deze uitgelegd aan Baak-directeur Lulofs en zijn administrateur De Moed. Ik kreeg van de heer Lulofs te horen dat ik de Baak hier een grote dienst mee had bewezen. Deze situatie heeft geleid tot grote scheve ogen van Jacobine van der Horn en L. heeft gezien dat ik op dat punt ook meer kennis en ervaring in huis had dan Jacobine. Desondanks heeft zij ook als een moeder voor de belangen van Jacobine gewaakt en haar de handen boven het hoofd gehouden. Ik denk zelf dat humanitaire overwegingen van de kant van L. daaraan ten grondslag lagen. Jacobine had al zoveel veldslagen binnen Nieuw Elan moeten leveren en uiteindelijk was het voor L. ook belangrijk van Jacobine overgedragen te krijgen wat er aan interne know how binnen de organisatie was opgebouwd. Jacobine was echter geen bedrijfseconomisch deskundige. Ik noem mijzelf ook geen bedrijfseconoom, maar door de NIOW-omstandigheden genoodzaakt had ik inmiddels wel veel inzicht op bedrijfseconomisch gebied opgedaan.

Op een gegeven moment heeft L. mij voorgesteld te lunchen met de heer Ruud van der Zalm. Van der Zalm was een financieel expert en door de nieuwe Baakdirectie aangetrokken om de heer De Moed te gaan vervangen. Tijdens die lunch heb ik Ruud van der Zalm van mijn ervaringen op de hoogte gebracht en hem verteld op welke manier mijns inziens het exploitatieprobleem van Nieuw Elan moest worden aangepakt. Van der Zalm heeft vervolgens al mijn adviezen overgenomen. Had Joop Tegels in het verleden talloze peperdure adviseurs nodig om de zaak aan het draaien te houden, L. kon het met mij alleen af. Dát is de zakelijke kant van onze relatie, maar ik deed het voor haar. Dat is geen verwijt, want ik deed het uit liefde voor haar and on behalf of the common cause.

Bedankt voor je telefonische bericht dat je vindt dat L. en ik naar jouw inzichten een zeer integere relatie hadden. Ik ben dat volledig met je eens. L. heeft dat in haar eigen brief bevestigd. Zij is bezorgd over mij, maar vindt dat anderen ook haar aandacht nodig hebben. Zo schrijft zij als directeur/oud collega. Zij weet naar mijn idee amper iets over de verliefdheidsdiscussie die in het veld gaande was.

Ook had ik mij verdiept in de juridische problematiek van Nieuw Elan. Tjeb Maris had Cees van Lede in verlegenheid gebracht door hem als voorzitter van het stichtingsbestuur aan te melden waardoor Van Lede hoofdelijk aansprakelijk was voor de door Nieuw Elan geleden verliezen. In dat kader onderhield ik contacten met het advocatenkantoor Stibbe Blaisse te Amsterdam. Nadat ik die situatie duidelijk in beeld had gekregen heeft de Baak-directie zich verder met de afhandeling van die problematiek beziggehouden. En zo heb ik mij, vooral in die begintijd, beziggehouden met het oplossen van probleemsituaties waar de Nieuw Elan-organisatie mee kampte en nu ben ik leeg. Nog leger als toen ik alle NIOW-problemen (bijna) had opgelost.

Ik probeer mijn gedachten echter weer op het heden en de toekomst te richten en mij ook emotioneel onafhankelijker te maken van L. (hoewel me dat enigszins tegennatuurlijk lijkt). L. heeft mijn werkzaamheden behoorlijk gehonoreerd door mij de duurst betaalde medewerker van Nieuw Elan te maken, maar volgens mijn vertrouwenspersoon over wie ik je in mijn vorige brief heb geschreven zou Nieuw Elan zonder mij niet meer hebben bestaan. En in die zin denk ik zakelijkerwijs gezien dat L. zeker nog wel bij mij in het krijt staat, evenals P. OTTENHOFF en mijn voormalige buurman m.b.t. het tot nu toe door mij verzwijgen van belastende informatie richting SBO. Met dokter Roosenboom heb ik deze week in grote lijnen de doelstellingen voor de vervolgbehandeling vastgesteld. Deze bestaan uit het oplossen van vier probleemvelden:

1. gezondheidsprobleem
2. relatieprobleem
3. werkprobleem
4. woonprobleem

We diepen deze doelstellingen in komende gesprekken nog wat meer uit. We hebben de afspraak gemaakt dat ik na ontslag uit de kliniek overga naar de dagbehandeling. Dat is een intensieve therapie van 11.00 tot 16.00 dagelijks en ik moet er op zijn minst een half jaar voor uittrekken. Daarbij mag ik absoluut niet werken. Ik heb persoonlijk besloten om hieraan mee te werken en hoop dat ik volgend jaar gezond en wel weer op een vertrouwde manier mijn leven kan inrichten en misschien ook wel samen met mensen die mij tot nu toe dierbaar zijn geweest en van wie ik heb geaccepteerd dat het legitiem is binnen hun mogelijkheden hun eigen belangen te behartigen, maar waarvan ik hoop dat zij in de komende tijd ook leren over hun eigen grenzen te kijken. Ik hoop ook dat mijn allerbeste collega haar denkbeeld

"Er zijn, vond ik, nog meer oud-collega's die recht hebben op aandacht en daarnaast zijn er natuurlijk ook en vooral de in dienst zijnde medewerkers die aan hun trekken moeten komen. Het kan niet zo zijn dat een oud-medewerker soms wekelijks aandacht vraagt van de directeur."

in de loop van dat komende halfjaar zal herzien en zich zal realiseren dat het bovenstaande niet klopt en dat Nieuw Elan zonder mijn persoonlijke interventie in oktober 1989 en mijn toezegging nadien om haar mijn volledige ondersteuning te geven waarschijnlijk nu niet meer had bestaan. Toen het einde van Nieuw Elan in zicht was heb ik L. gevraagd wat dan de consequentie zou zijn. Haar antwoord was: "Dan staan jij en ik op straat". Mijn vrouw heeft mij in die tijd geadviseerd om ogenblikkelijk te gaan solliciteren. Ik heb haar toen gezegd dat ik L. niet zou laten vallen. Ik hoop en vertrouw erop dat zowel P. als L. zich realiseren dat zij naar mij toe een historische verantwoordelijkheid hebben. Dat geldt overigens ook voor oud-VNO-voorzitter Cees van Lede, UNIE BLHP-bestuurder Henk Neuman en Baakdirecteur Henk Lulofs.

5. Bezoek Groningen
Tjitse, ik ben blij dat ik dit verhaal in goed vertrouwen aan jou kwijt kan. Ik bevestig onze afspraak dat ik vrijdag 24 september a.s. bij jou op bezoek kom. Ik hoop dat ik voor die tijd van jou nog een schriftelijke reactie op deze brief en die van 13 september mag verwachten.
Veel "leesplezier" en tot vrijdag.

Bijlagen:

1. Enkele outlines SBO-case t.b.v. Nauta Dutilh, zoals ik die op 2-12-92 aan Mr. Sillevis Smit ter beoordeling heb gegeven. 2. Mijn reactie op de reactie van de SBO-directie d.d. 2 augustus 1991. 3. Een verslag van de docentenbespreking zaterdag 16 mei 1987 te Nieuwegein. 4. De verklaring van het SBO-bestuur d.d. 15 mei 1987 waarin het bestuur mij ontheft van bestuursverantwoordelijkheden vanwege mijn gezondheidssituatie. 5. Een brief aan de directie van het NIOW d.d. 29 augustus 1991 waarin ik om opheldering vraag van een aantal voor mij onopgeloste vragen m.b.t. de gevoerde en beëindigde bodemprocedure.

29 SEPTEMBER 1993 BEZOEK AAN GRONINGEN