Nijmegen, 6 november 1993 Beste Tjitse, Hartelijk dank voor je brieven van 1 en 4 november. Hoewel je mij toestaat niet te reageren, doe ik dat evenwel. Al is het maar om voor mijzelf de situatie wat meer structuur te geven. Bovendien denk ik dat je aan mijn visie misschien nog wel enige toegevoegde waarde aan je eigen inzichten kunt gaan ontlenen. Ik vertel je mijn wederwaardigheden.

1. Dagtherapie

De eerste week van de dagtherapie zit erop. Ik ben daar met een voldaan gevoel vandaan gekomen. De groepsbegeleiding is uitstekend en de activiteiten zijn me goed bevallen. Er is een goede afwisseling tussen praktische en verbale onderdelen van de therapie. In de beeldende therapie heb ik don Quijote weer eens van stal gehaald: het beeld van de idealist die tegen windmolens vecht.

2. Jouw brief van 1 november

Het betrekken van Mr. Rijpkema bij jouw problematiek lijkt mij een gouden greep. De vier concrete actiepunten richting De Baak/SoZaWe werken naar een ontknoping toe. Jouw conclusie dat L. weinig aan busman H. zal hebben gehad kan ik voor een deel delen. Natuurlijk had zij hem nodig als opstapje naar haar directiefunctie. L. was niet zwaar genoeg om de grote financiële problematiek aan te pakken. Ik denk wel dat zij veel steun aan Bert gehad moet hebben. Vooral in die beginfase. Volgens haar eigen, openhartige verklaringen aan de projectleiders heeft ze wel veel aan hem gehad. Vanuit Nijmegen heeft hij L. telefonisch dan ook wel goed gecoached voor zover ik het kan overzien. Als nieuw 'boegbeeld' van de organisatie was hij natuurlijk niet de juiste persoon. Nieuw Elan had een jonge, dynamische uitstraling moeten hebben (zoals Tjeb Maris in zijn beste dagen in feite ook had). In officiële publikaties als het 'Baakbericht' verscheen er o.a. een foto van Hortensius terwijl hij in het Baakhotel zit te ontbijten. Ik vond dat een PR-misser van de eerste orde. Jongelui moeten worden gemotiveerd door het beeld van een energieke, dynamische manager. Dat was L. naar mijn idee. Ik heb haar daarom ook regelmatig aangespoord meer in het openbaar te verschijnen als dé leidster van Nieuw Elan. Zij is daar, m.u.v. de bijeenkomst in het Aristo-zalencentrum, erg bescheiden in gebleven. Ook heb ik haar aangespoord in een televisieprogramma van de VARA samen met minister Ritzen op te treden. Jacobine van der Horn had zich echter ontfermd over het contact met de VARA. Jacobine heeft die buitenkans voor uitstekende PR echter laten liggen. Jammer. L. heeft H. gebruikt als opstap naar haar directiefunctie. Beiden gebruikten mij inderdaad als kennisbron, maar dat had ik in mijn brief van 6 maart '89 ook toegezegd. Voor H. was ik een pion, zoals alle andere spelers in het veld, en dat was ik aanvankelijk waarschijnlijk ook voor L. Toen het gevoel zijn werk ging doen kwam die situatie echter anders te liggen. Al bij al is er een cruciale vraag m.b.t. mijn problematiek in maart 1991, de kip of het ei: is mijn echtscheiding een gevolg van de problematiek bij Nieuw Elan óf is mijn problematiek bij Nieuw Elan een gevolg van mijn privé-problematiek? Een derde vraag is nog: is mijn echtscheiding een gevolg van de concurrentieverhoudingen tussen Nieuw Elan en SBO? De waarheid zal wel in het midden liggen. Als ik eerlijk naar mijzelf kijk denk ik dat de hele situatie van maart 1991 is voortgekomen uit mijn besef in oktober 1990 dat L. voor mij meer was gaan betekenen dan alleen maar het zijn van een zakelijke collega. Zij gaf mij nieuwe inspiratie en daar kon E. natuurlijk ook niets aan doen. L. overigens ook niet. Zij deed gewoon haar best. Jouw suggestie om de veronderstellingen die ik presenteer in vraagstellingen om te zetten en die aan L. voor te leggen lijkt me een goed idee. Ik heb dan echter wel een introductie bij haar nodig. Zoals de zaken nu liggen stuurt ze mijn post weer retour. Noch de cursusprogramma's, noch L.s medewerkers zijn mijn bindende factoren met Nieuw Elan. Op het moment ben ik voornamelijk geïnteresseerd in de bedrijfsmatige aspecten van een "joint enterprise" van twee van mijn geesteskinderen. Ik heb behoefte aan betrokkenheid hierbij. In wat voor vorm het ook mag zijn.

3. Jouw brief van 4 november

Het doet me goed te lezen dat je mijn hulp fantastisch vindt. Dit stimuleert mij ook weer om op de gekozen weg verder te gaan. Over de persoonlijke overhandiging van het rapport van bevindingen door mevrouw Meulenbroek hebben we telefonisch al even gesproken. Wellicht heeft ze een mondelinge, vertrouwelijke toevoeging aan het stuk. Het kan ook zijn dat ze met haar persoonlijke overdracht aan jou wil uitdrukken dat daarmee de zaak voor haar is afgedaan. Ik denk dat het goed is dat je het verhaal eerst ter plekke nog eens helemaal verifiëert voordat je het mee naar huis neemt. Inventariseer daarbij eerst je valkuilen. Het in brand steken van een gemeentelijk gebouw raad ik je af. Ik kan mij heel goed voorstellen dat je een gevangenisstraf prefereert boven een nihilistisch bestaan. Maar ben jij ermee gediend om in de steeds groter wordende rij der criminelen te worden geschaard? Daar kun je later nog wel eens spijt van krijgen. Vergeet niet dat er mensen zijn die om je geven: je kinderen, Hedwig, je broers en verdere familieleden, je vriend in Amerika, etc. etc. En je denkt toch niet dat ik alleen voor mijzelf deze brieven zit te schrijven? Ik denk dat alleen jouw in deze brief geformuleerde voornemen al grond genoeg bevat om ermee in de publiciteit te komen. Daar is geen brand voor nodig. Nationale publiciteit is goed, maar zorg er wel voor dat het positieve publiciteit wordt, anders word je nog tot in je nageslacht gestigmatiseerd. Tegen het doorgeven van de eerste alinea van 27 OKTOBER 1993 DE STICHTING BEROEPSGERICHTE OPLEIDINGEN EN DE STICHTING NIEUW ELAN heb ik geen bezwaar. Ook mogen mevrouw Meulenbroek en de heer Rijpkema mijn brieven lezen. Het gebruik van citaten dient echter in overleg met mij te geschieden. Ik weet maar al te goed dat bepaalde uitspraken op een gegeven moment een eigen leven gaan leiden en wanneer juristen mijn problematiek zullen aanwenden ter bestrijding van jouw problematiek, zouden er voor mij ongewenste situaties kunnen ontstaan. Dus nogmaals: wat voor mevrouw Meulenbroek geldt, geldt ook voor Mr. Rijpkema: het beschikbaar stellen van mijn informatie uitsluitend in overleg. Maar ik heb begrepen dat dat al deel uitmaakt van de ambtseed die beide juristen hebben afgelegd. Jouw positieve indruk over de SBO doet mijn hart goed. Ik voel mij nog sterk met die gele poot verbonden al mag het blijkbaar niet. Ik ben zwaar gestraft voor de creativiteit die Peter en ik aan de dag hebben gelegd. Ik kan me dan ook wel engiszins voorstellen dat Peter er zakelijk én gevoelsmatig problemen mee had dat ik rond mei 1991 contact met Boogaard en De Vries had. Ook begrijp ik dat hij Marianne Dagevos toen heeft moeten ontslaan. Zo sta ik ook voortdurend voor die keuze "moet ik nu kiezen voor een aanval op mijn geesteskind met negativistische argumentaties, of moet ik positief blijven denken?". Het voortdurende stilzwijgen van Peter in mijn richting veroorzaakt bij mij ook een drang om al hetgeen zich rond de SBO en mij heeft afgespeeld in de publiciteit te brengen, maar dan breng ik mijn geesteskind om zeep. Ken jij het verhaal van Abraham die van God zijn zoon Izaäk moest offeren? In die positie voel ik mij nu. Ik denk dat ik de SBO moet offeren ter wille van een hoger belang. Ik weet alleen niet hoe en ik wacht nog een positieve actie van Peter af. Misschien moet hij nog wat geprikkeld worden. Het is goed als jij meer informatie over SBO Groningen inwint. Van Inge Post kreeg ik op 23 december 1992 te horen dat de SBO veel beter was dan Nieuw Elan. En die kon het weten. Wilde Maris mij verhinderen dat ik toen met Inge in contact kwam?

4. Brief Meulenbroek van 29 oktober '93 aan Breuker

Hiervan kan ik niets anders zeggen anders dan ik hierboven heb verteld.

5. Brief Breuker van 2 november '93 aan Meulenbroek

O.K.

6. Brief advocaat Rijpkema van 3 november '93 aan Breuker

Zoals ik je telefonisch al heb laten weten vind ik dit een goede brief. Ik herken de stijl. Mijn advocaat Berculo had een soortgelijke werkwijze en wist daarmee te scoren. Belangrijke details:

a. "het verschuldigde cursusgeld is rechtstreeks aan Nieuw Elan/De Baak overgemaakt door de gemeente Groningen"
b. "en naar zijn zeggen is in die bespreking afgesproken dat cliënt een meer individuele begeleiding in de cursus zou krijgen"
c. "Naar zijn zeggen is in die bespreking niet overeengekomen dat cliënt de cursus zou beëindigen."
d. "Cliënt deelde mij mede dat hij nimmer van u enig verzoek heeft ontvangen waarin de Dienst aan cliënt verzocht zou moeten hebben of hij met de beëindiging al dan niet kon instemmen."
e. "Voorts heeft cliënt tegenover mij aangegeven dat er naar zijn indruk stukken door de Dienst SoZaWe zijn achtergehouden, althans niet ter inzage aan cliënt zijn getoond."

In feite is de gehele brief een belangrijk detail. Er staat geen woord te veel of te weinig in. Mr. Rijpkema heeft voor de aanval gekozen, maar biedt de heer Schuur een escape door te stellen dat hij de informatie nodig heeft om gerechtelijke stappen te laten ondernemen tegen Nieuw Elan. Ik heb hierdoor vertrouwen in deze advocaat gekregen.

7. Brief Breuker van 26 oktober '93 aan Kortes

Hiermee kan ik instemmen. Ikzelf ontving een brief van de heer Kortes, gedateerd 1 november 1993, met de volgende tekst:

"Geachte heer van der Heijden, Uw brief, d.d. 23 oktober 1993, is in goede orde ontvangen. Gezien ons standpunt in deze kwestie, verwoord in de brief aan de heer Breuker op 3 september 1993, kenmerk CHO/CK/WS/SA:607, zien wij geen aanleiding nader op uw argumenten in te gaan. Met vriendelijke groet, Het Regionaal Bestuur voor de arbeidsvoorziening Groningen namens het Bestuur Vestigingsmanager arbeidsbureau Groningen C.H.L. Kortes"

Ik weet nog niet hoe ik op deze brief moet reageren. Dit bespreek ik graag met jou.

8. De bijlagen bij jouw brief van 1 november 1993

a. Brief Meulenbroek aan Breuker d.d. 29 oktober '93
Dit is dezelfde brief als ontvangen bij de brief van 4 november.

b. Brieven d.d. 7 april 92 van SoZaWe aan De Baak, 16 september '92 aan Breuker, conceptbrief d.d. 3 oktober van Breuker aan Meijering SoZaWe, tekst "duidelijkheid, duidelijkheid, duidelijkheid" van projectleidster Nieuw Elan en idem "Spelregels voor de praktijkperiode"

Op de drie eerstgenoemde zal ik volgens afspraak niet reageren. De twee laatstgenoemde teksten zijn niet van mijn hand. Ik was verantwoordelijk voor de standaardisering van teksten binnen een nog te centraliseren organisatievorm. Nieuw Elan was een projectorganisatie waarbij de projectleiders in de toenmalige periode over een zekere autonomie beschikten. De "spelregels voor de praktijkperiode" getuigen van minachting voor de cursist. Het spijt mij dat te moeten zeggen, maar de betuttelende stijl is een professioneel opleidingsinstituut onwaardig. Hoogopgeleide, hoogwaardige human potentials worden in een schriftelijke communicatie niet getutoyeerd. Ik heb tegen deze stijl en benaderingswijze binnen Nieuw Elan regelmatig strijd gevoerd, zowel als cursist als als medewerker. Bij mij komt de spontane gedachte op: "Wat denkt die snotneus wel?" Dit is niet erg vleiend voor mijn voormalige collega Ravenstein. Ik houd het er maar op dat zij haar persoonlijke stijl tegenover jullie wilde handhaven. Zij is niet aan het standaard Nieuw Elan-contract (punt 2) voorbij gegaan. In dat opzicht heeft zij zich wel in de toendertijd gangbare code binnen het instituut gehouden. In verband met de diefstal van mijn polstasje heb ik José op 12 en op 23 oktober een brief gezonden met het verzoek mij nieuwe verloren gegane foto's toe te sturen. De brief van 12 oktober heb ik naar Nieuw Elan in Noordwijk gestuurd, de brief van 23 oktober naar José's huisadres in Leiden. Ik heb op beide brieven nog geen reactie ontvangen. We praten dit weekend verder. Vriendelijke groet J.L. VAN DER HEYDEN

10 NOVEMBER 1993 INZAKE HET RAPPORT VAN BEVINDINGEN VAN EEN OMBUDSVROUW