30 januari 1998. Betreft: PROMOTIE Kenmerk: JH/LH980130. Beste Liesbeth, Vrijdag 30 januari 1998. Ik maak nog steeds vergissingen in mijn brieven zie ik. De brief van gisteren moet uiteraard beginnen met Donderdag 29 januari in plaats van 'vrijdag'. Foutje dus, maar de trein rijdt verder vandaag, uitgaande van de oefening van het Vrekkenechtpaar op 13 november 1996 alweer.Op welke wijze jij nog promotie zou kunnen maken weet ik niet. Je staat immers al aan de top van het Nederlandse bedrijfsleven. In feite. Ik noem jou in mijn gesprekken The First Lady of the Netherlands. Ik weet niet of je je dat bewust bent, maar daar heb ik jaren aan gewerkt achter de schermen. Je bent wel - grotendeels - eigen baas. Je kunt mij daarom uiteraard weer als partner aantrekken. Wij hebben al eerder samen verantwoordelijkheden gedeeld en dat verliep perfect. Ik wil je graag weer tot steun zijn op een soortgelijke wijze. Maar dat zal dan een andere vorm hebben. Ik denk dat ik van mijn hobby Cervantes inderdaad een winstgevende zaak kan maken. Dan hebben we binnenkort inderdaad alletwee ons bloeiende bedrijf. Ons partnership zal dan eerder in de persoonlijke sfeer liggen dan in de zakelijke sfeer. Wij hebben echter wel onze gemeenschappelijke know how die we kunnen delen, waardoor we ook voor elkaar weer een steun kunnen zijn als vanouds. Ik denk dat mijn researchwerkzaamheden kunnen worden beëindigd en er conclusies kunnen worden verbonden aan het onderzoek dat ik de laatste jaren heb verricht. In de sociale sfeer ben ik zeer selectief, zoals je wellicht zult begrijpen. Een van de personen die voor mij in aanmerking komt is bijvoorbeeld Sylvia Tóth. Ik lees over haar vandaag in de Telegraaf Sylvia, koninklijke gast. Sylvia komt natuurlijk ook in mijn plaatje voor. Ten behoeve van het gesprek van volgende week neem ik hierin de volledige briefwisseling op met haar, ofwel in haar richting UITNODIGING e.v. Tot zover de berichtgeving aan Sylvia Tóth. De in mijn fax van 27-2-97 14.00 uur vermelde oud-collega is George Görtemöller. Daarom neem ik ook mijn berichtgeving aan George hierin op. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 20 september 1997 ook een brief gehad: SOCIALE PARAGRAAF. Ook de Minister-President kreeg op die dag een faxbericht van mij: ERKENNING. Van onze bewindslieden heeft alleen de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gereageerd BELEIDSPLAN. De Minister zond mij op 22 oktober de volgende brief:

"Instituto Cervantes NBLEW t.a.v. de heer J.L. van der Heyden. Neude 30c. 3514 AG UTRECHT. Uw brief d.d. 20 september 1997. Onderwerp Sociale paragraaf. Ons kenmerk AM/AAB/97/1934. Datum 22 okt. 1997. Doorkiesnummer 070-333 4999. Contactpersoon P.A.M. van Dun. Geachte heer Van der Heyden, Onlangs ontving ik van u het beleidsplan van het Instituto Cervantes, vergezeld van het verzoek om dit te bestuderen en u een voordracht voor een bestuurslid te doen toekomen. Het Instituto Cervantes richt zich op het geven van opleidingen, trainingen en adviezen in de Spaanse taal en cultuur. Net als u denk ik dat het voor het tot stand brengen en onderhouden van internationale (handels)contacten van groot belang is om kennis van elkaars taal en begrip voor elkaars cultuur te hebben. In die zin heb ik veel waardering voor uw initiatief. Ik vind het evenwel geen taak voor het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om inspanningen te leveren bij de totstandkoming en exploitatie van Instituto Cervantes. Uit uw brief maak ik op dat u reeds ondersteuning geniet, of in ieder geval ondersteuning verwacht vanuit het bedrijfsleven. Ik denk dat u daar voldoende expertise zult vinden om met succes uw plan te realiseren. Hoogachtend, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, (A.P.W. Melkert)."

Ik heb hier alsvolgt op gereageerd: BELEIDSPLAN. Aangaande de verdere sociale contacten denk ik aan de heren Van Heijningen en Toet, die ik op de Baak heb ontmoet. Uiteraard breng ik je ook in kennis van de brieven en faxen die ik hen heb gezonden: BENOEMING; AFSPRAAK 10 FEBRUARI 1997; SCHIPHOL PROJECT D.D. 16 FEBRUARI 1997; SCHIPHOL PROJECT D.D. 27 FEBRUARI 1997. De heer Toet zond ik op 15 oktober vorig jaar de volgende brief: BELEIDSPLAN. 15.00 Er is bericht van de rechtbank aangaande mijn verzoek om naamswijziging. Ik stel vast dat jij niet bent verschenen. Namens de Staatssecretaris van Justitie is de heer J. van den Broek verschenen als senior-medewerker Centrale Afdeling Bestuurszaken op het Ministerie van Justitie. Dat maakt de zaak een stuk gemakkelijker. Hoewel ik liever een lid van de familie Spencer in de procedure had gezien, vind ik het toch wel aardig dat de Heer van den Broek is verschenen. Zo blijft de zaak toch nog binnen de familie. Ik beperk mij in deze brief tot de

"beoordeling van het besluit. In beroep heeft eiser verwezen naar de in de aanvraag- en bezwaarprocedure aan verweerder overgelegde stukken. Eiser heeft voorts aangevoerd dat zijn achternaam Van der Heyden reeds is ingevoerd op het briefpapier van de Koninklijke Huizen van Nederland, België, Luxemburg, Spanje, en het Verenigd Koninkrijk en de Hoge Raad van Adel. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser een afstammingslijst overgelegd, teruggaand op Leendert van der Heyden (1802-1882), een afschrift van een doodsakte van Floris van der Heyden uit 1835 en correspondentie van eiser met de eerdergenoemde Koningshuizen. Blijkens het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat er in het onderhavige geval geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder d van de Richtlijnen 1989. Verweerder heeft vastgesteld dat eiser zich heeft verenigd met de eerste afwijzingsgrond dat niet gesteld kan worden dat sprake is van gevaar van persoonsverwisseling en dat eiser zich niet heeft beroepen op de mogelijkheid van naamswijziging op grond van psychische hinder. Naar het oordeel van verweerder vormt het argument van eiser dat zijn kansen op het verkrijgen van een functie bij een vooraanstaande adellijke familie aanzienlijk toenemen indien hij de naam "van der Heyden" zou dragen geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan eisers verzoek in afwijking van de Richtlijnen 1989 voor inwilliging in aanmerking komt. In het verweerschrift heeft verweerder medegedeeld dat eiser door overlegging van de afstammingslijst waaruit zou moeten blijken dat eisers naam niet met een ij maar met een y zou moeten worden gespeld - wat er ook van deze lijst zij - niet heeft aangetoond dat hij afstamt van de op de lijst genoemden. Kopieën van geboorteakten dan wel verklaringen van een bevoegde instantie (bijvoorbeeld gemeente, Centraal Bureau van de Genealogie) die voor de beoordeling van de onderhavige kwestie van belang zijn heeft eiser er niet bijgevoegd, aldus het verweerschrift. De rechtbank stelt vast dat er in het onderhavige geval geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder d, van de Richtlijnen 1989. Dit artikel ziet immers op de situatie dat een naam ten tijde van de invoering van de burgerlijke stand in een onjuiste spelling in de burgerlijke stand is opgenomen en dat vervolgens de betrokkene altijd de naam in de (juiste) spelling van vóór de burgerlijke stand is blijven voeren. In een dergelijk geval is het mogelijk wijziging van de spelling van de in de akten van de burgerlijke stand voorkomende naam te verkrijgen. De door eiser overgelegde afstammingslijst en de copie van de overlijdensakte kunnen aan het vorenstaande niet afdoen. In het onderhavige geval is de door de familie van eiser gevoerde naam Van der Heijden immers juist wèl in overeenstemming met de schrijfwijze in de akte van de burgerlijke stand. Overigens is de rechtbank van oordeel dat op grond van deze stukken niet kan worden vastgesteld of eiser afstamt van de in de lijst genoemde personen en niet vaststaat of de spellingwijze van de naam Van der Heyden in de lijst juist is. De rechtbank staat thans voor de beoordeling van de vraag of in het onderhavige geval sprake is van dusdanige bijzondere omstandigheden dat verweerder op grond daarvan ten gunste van eiser van de Richtlijnen 1989 had behoren af te wijken. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en heeft daartoe het volgende overwogen. In het bestreden besluit heeft verweerder meegedeeld dat het Nederlandse namenrecht wordt beheerst door het beginsel van continuïteit en stabiliteit. Het wijzigen van een geslachtsnaam op andere gronden dan genoemd in de Richtlijnen 1989 zou de weg openen tot een vrijwel onbeperkte naamswijziging en aldus de continuïteit in het namenrecht aantasten. De rechtbank acht het beleid van verweerder om in het belang van de stabiliteit en continuïteit van het namenrecht slechts in een bijzonder geval een verzoek in afwijking van de Richtlijnen 1989 in te willigen niet in strijd met een redelijke beleidsvoering. Naar het oordeel van de rechtbank vormt een gemakkelijker verlopen sollicitatieprocedure in zijn algemeenheid geen reden om een verzoek tot naamswijziging in te willigen. De door eiser aangevoerde omstandigheid dat hij tot een adellijke familie zou behoren kan daaraan niet afdoen. Zoals verweerder in zijn primaire besluit heeft meegedeeld staat het eiser vrij zich in het niet-officiële dagelijkse verkeer te bedienen van de naam "van der Heyden" mits de belangen van derden niet worden geschaad. Blijkens de door eiser overgelegde correspondentie maakt eiser gebruik van de naam van der Heyden. Als gevolg daarvan is eiser onder die naam in de door hem gewenste spelling ingevoerd in het adressenbestand van de Koninklijke Huizen van Nederland, België, Luxemburg, Spanje en het Verenigd Koninkrijk en de Hoge Raad van Adel. Afgezien van het feit dat dit geen reden zou zijn voor het inwilligen van een verzoek tot naamswijziging, merkt de rechtbank op dat haar niet is gebleken dat eisers naam belemmerend heeft gewerkt in zijn contacten met de diverse Koningshuizen en de Hoge Raad van Adel.."

De rechtbank heeft mijn verzoek ongegrond verklaard. Ik zal mij verder nog beraden of ik in beroep ga bij de Raad van State. Uiteraard kan ik tal van geboorteakten overleggen vanuit het Rijksarchief en het Centraal Bureau voor de Genealogie. Zondag heb ik in Vierakker nog vastgesteld dat op het familiegraf van de baron staat vermeld Baron van der Heyden van Doornenburg, terwijl een straatnaam vermeldt Baron van der Heijdenlaan. Dus op zich is het allemaal niet zo relevant. Uitsluitend mijn claim op de Staat der Nederlanden en de nalatenschap van Lady Di vormen op dit moment aanleiding om dit in overweging te nemen. In dit verband hecht ik sterk aan de brief die ik vandaag van jouw bedrijf ontving. Ook die tekst neem ik in deze brief over.

"De heer J.L. van der Heyden. Vice President Instituto Cervantes Holding LTD. Postbus 689. 3500 AR UTRECHT. Datum 29-01-1998. Referentie IP. Doorkiesnummer 071 369 02 65. Onderwerp Baak à la Carte. Best Baak-kring lid, Met veel genoegen zenden wij u bijgaand de brochure 'Baak à la Carte', het programma over ontwikkelingen in management en ondernemen, wat op vrijdag 27 maart weer zal plaatsvinden. Uit de vier hoofdthema's met workshops kunt u een keuze maken en deze dag uw eigen 'rode draad' bepalen. U kunt hiervoor de aanmeldingskaart ingevuld retourneren. Na ontvangst hiervan ontvangt u een bevestiging, factuur en persoonlijk programma. Als Baak-kring lid kunt u geheel kosteloos een introducé meenemen!! Vermeldt op de aanmeldingskaart wel even of u iemand meeneemt zodat wij rekening kunnen houden met het aantal deelnemers tijdens de workshops. Graag tot ziens op 27 maart. Ingrid Pieterse."

Het programma ziet er uitstekend uit. Ik maak echter een aantal opmerkingen. Op de betreffende datum bevind ik mij in Spanje. Ik hoop jou daar dan ook te treffen. Mijn rode draad heb ik reeds bepaald: Trouwen met jou! Uit de feedback die ik van jouw hotelmanager heb ontvangen heb ik begrepen dat dat niet tot de onmogelijkheden behoort. Voorts is het van belang te weten of Instituto Cervantes Holding LTD reeds een formele realiteit is. Jij bent de enige die daaromtrent uitsluitsel kan geven. Ik hoor dat graag aanstaande donderdag. Ik neem aan dat ik ook een vertegenwoordiger namens mij naar NOORDWIJK kan sturen op 27 maart. George Görtemöller bij voorbeeld. Samen met Jan Toet. Dat zit wel goed. Ook hieromtrent verwacht ik donderdag uitsluitsel. Aangaande mijn sociale contacten heb ik een aardige steun aan het artikel 'Beatrix (60)' in het NRC van gisteren. Ik lees hierin dat Prins Johan Friso Zijn studie bedrijfseconomie aan het European Institute of Business Administration in Fontainebleau heeft afgerond en zich thans bezint op zijn verdere carrière. Hij is vanuit mijn optiek nu uiteraard ook weer in de markt om het Presidentschap van de European Cervantes Foundation voor zijn rekening te nemen nu My Lady is uitgevallen. Voorts lees ik onder "XIII. Cantatediensten: KONINGIN BEATRIX laat haar verjaarsgasten komende zondag niet uitslapen na het galabal van zaterdagavond. Zij neemt ze mee naar de zondagsdienst in de Westerkerk in Amsterdam. Voorganger in deze dienst is dominee Nico ter Linden, schrijver van de bestseller 'Het verhaal gaat'. Hij is een broer van dominee Carel ter Linden bij wie koningin en prins in Den Haag regelmatig ter kerke gaan. Dominee Carel ter Linden is sinds 1983 predikant van de Haagse Kloosterkerk. De Kloosterkerk aan het Lange Voorhout is van hervormde signatuur, maar vormt binnen de grote Nederlands Hervormde Kerk een aparte stichting. Kloosterkerkgangers zijn overwegend mensen uit de sociale en intellectuele bovenlaag van de bevolking. Zoals dat heet: men weet zich er te gedragen. Niemand moet de moed hebben de koningin na afloop van een dienst zomaar aan te spreken. Koningin Beatrix en prins Claus zijn in de Kloosterkerk regelmatige bezoekers van de cantatediensten die eenmaal in de maand worden gehouden. De predikant en de kerkenraad worden van tevoren telefonisch op de hoogte gehouden van de komst van het koninklijk paar. Gedurende de dienst zitten koningin en prins te midden van een min of meer vaste groep mensen die zich in de loop der jaren heeft gevormd. Willem-Alexander heeft vorig jaar in de Kloosterkerk belijdenis des geloofs gedaan. Na zijn studententijd nam de kroonprins deel aan een gesprekskring onder leiding van dezelfde predikant'. Ik ben blij dat dat nu in de krant staat. Nu hoef ik dat ook niet meer geheim te houden. Dominee Carel ter Linden is sinds 28 november vorig jaar immers ook een goede bekende van mij geworden, voor het geval hij dat voordien nog niet was. Ik ben inmiddels ook uitgenodigd om regelmatig cantatediensten in de Kloosterkerk bij te wonen. Ik zie in hetzelfde artikel ook een foto van drs. B. Woelderink, directeur van het Koninklijk Huisarchief. Wij hebben inmiddels ook met elkaar kennis gemaakt een tijd geleden. In 's-Hertogenbosch. Ik heb op 28 november ook met de paleiswachten afgesproken dat ik een nieuwe afspraak met de heer Woelderink zal maken in verband met mijn familieonderzoek. Maar op korte termijn beperk ik mij tot een bezoek aan Amsterdam. Morgen. Ik wend mij om 9.15 eerst tot Brenda van Wijk van het Taalcongres in de RAI. Na afloop begeef ik mij naar de Dam om daar de Koninklijke Gasten in ogenschouw te nemen. Als toeschouwer. Ik heb ook besloten om zondag niet naar de Westerkerk te gaan, aangezien ik nog een uitnodiging heb ontvangen om met mijn haardgroep een bezoek te brengen aan WIJK BIJ DUURSTEDE. Je weet wel: de plaats van Gijsbrecht van Amstel. Zo houd ik mij dan toch nog met Joost van den Vondel bezig. Ik zal daaraan voorafgaand ook nog een brief bij Professor Knol in de bus deponeren. In grote lijnen met het gisteren geschetste verhaal met enkele aanvullingen uit deze brief. Voorts heb ik vastgesteld dat mijn beoogde President Charles Spencer besloten heeft om Althorp House tot een museum om te bouwen. Ik mag aannemen dat hij de wassen beelden van mij en Loek daarin ook een plaats zal geven. Dan is er voor jou toch nog een promotie weggelegd. Als Koningin Elizabeth. De derde. Van Engeland. Daar zorg ik dan wel voor. Ik ga er wel van uit dat jij vanuit jouw Business Contest een aantal jongeren kunt aanleveren die mijn kar kunnen trekken. Want er is een hoop werk te verrichten. Liefs, JOHN.

1 FEBRUARI 1998 INVESTEREN IN RELATIE