Maandag, 25 mei 1992

H. Marsman:

PHOENIX

Vlam in mij, laai weer op;
hart in mij, heb geduld,
verdubbel het vertrouwen -
vogel in mij, laat zich opnieuw ontvouwen
de vleugelen, de nu nog moede en grauwe;
o, wiek nu op uit de verbrande takken
en laat den moed en uwe vaart niet zakken;
het nest is goed, maar het heelal is ruimer.

De fenix is herrezen. Ik schrijf vanuit Sevilla, de Calle Martínez Montañés, in het oude hart van de vrolijkste stad van Europa. Op 800 meter van de EXPO '92. Vanmorgen rond 10.00 uur vertrok ik uit Ruidera. La madre en la abuela nodigden mij van harte uit nog een keer terug te komen. En dat sluit ik niet uit. Dit onontdekte stukje natuurschoon in het hart van La Mancha is een van de mooiste natuurgebieden die ik ooit heb gezien. En nog onbedorven. Ik vervolgde mijn weg door de rijke wijngaarden van VALDEPEÑAS, de stad waar ik een tussenstop maakte. Toen ik mijn weg vervolgde bleek dat de autovía van Madrid tot voorbij Sevilla doorloopt. Ik had me niet kunnen voorstellen dat grote afstanden nu zo snel te overbruggen zouden zijn. Rond één uur bereikte ik het hoogste punt van de Sierra Morena, de grens van La Mancha en Andalusië. Hier eindigde mijn Ruta de Don Quijote en begon mijn Reis van de Fenix, te beginnen bij de EXPO van Sevilla. Ik hield hier een stop en werd uitgenodigd in de caravan van een Nederlands-Indisch echtpaar. Ik heb hen van het einde van mijn rituele reis door La Mancha getuige gemaakt.

Córdoba

Rond half drie bereikte ik Córdoba. Mijn reis van 1971 herleefde. Toen gevlogen naar Málaga, een dag later met Spantax naar Córdoba gevlogen.

Nu was ik er met mijn eigen auto. Op eigen kracht, alsof ik nooit was weggeweest. Het was heet in de voormalige hoofdstad van het westers kalifaat. De sfeer is ook veranderd sinds 1971. In die tijd waren de verhalen nog levend van Boabdil en het hof van Medina-az-Zahara. Met het overtrekken van de Sierra Morena was ik tegelijkertijd weer teruggekeerd in het westerse wereldje van het massatoerisme. Was Córdoba in 1971 nog slechts een trekpleister voor 'pericos', mensen die in de geschiedenis van de tres castas waren geïnteresseerd, vandaag de dag wordt de stad overweldigd door horden touringcars uit de Costa del Sol. Ik bezocht nog een keer La Mezquita,

de Puente Romana

en de Callejuela de las Flores, maar werd geconfronteerd met horden middelbare scholieren uit Spanje en Frankrijk die de colablikjes keihard over de in feite zo schone en met bloemen versierde witte straatjes schopten. Ik had het helaas wel gezien in Córdoba. Een ideaalbeeld vervaagde. Ik had geen behoefte meer om nog een keer te overnachten in het Hostal Luís de Góngora en Sevilla '92 lonkte. Verder reed ik door de Vega, over de spiksplinternieuwe Autovía de Andalucía. Nieuwe geluiden. Andere geluiden dan in Castilla-La Mancha, de geluiden van de Cantos de Hispalis. Het geluid van "Je t'aime, I love you, te quiero". Ik naderde Carmona en dacht aan Hendrik Marsman. Ooit schreef hij een gedicht over Carmona. Ooit schreef hij ook een gedicht in Alcalá de Guadaira, niet ver van Carmona, niet ver van Sevilla.

Ik "deed" Carmona.
Ik overviel in feite Carmona,
onder het denderend geluid van de Cantos de Hispalis
en vloog vervolgens in duizelingwekkende vaart naar de stad van América 1492,
de stad van Europa 1992,
de stad van de Wereld 1992.

Nimmer heb ik zulk een hulpvaardigheid ervaren bij het vinden van mijn bestemming. Iedereen spande zich in om deze "caballero" de juiste weg te wijzen. Op een kruispunt werd er op mijn dak geklopt en een hulpvaardige Sevillaan vroeg mij waar ik zijn moest. Hij stapte in zijn auto en vroeg mij hem te volgen door de nauwe straatjes van de oude stad. Zijn aanwijzingen waren vervolgens vlekkeloos. Ook in het gezin van Señora Josefa Carreto werd ik als haar eigen zoon ontvangen.

Onmiddellijk voorgesteld aan de hele familie en door een vriendin van de dochter des huizes met een abrazo begroet. Voor de tweede keer ben ik "parte de la familia". Op 800 meter is de EXPO.

Weergaloos!!!!!!

Maar het Sevilla van 1971 vind ik niet meer aan de oevers van de Guadalquivir. Het Sevilla van het Monasterio de la Cartuja, waar eens Don Juan Tenorio, "El Burlador de Sevilla", zijn amoureuze triomfen vierde. Die plek is veranderd in het nieuwe venster op de wereld, te bereiken via een aantal schitterende bruggen over de Guadalquivir, waar elke avond het vuurwerk de lucht in vlammen zet en laserstralen aantonen dat Spanje heeft afgerekend met de tijd van Isabel en Fernando, met de tijd van Carlos V en Columbus. Dat Spanje zich in het middelpunt van de aandacht van de wereld heeft gezet en zoals Félipe González gisteren op deze zelfde plek verkondigde, dat Spanje zich opmaakt om in 1997 het meest vooraanstande land van Europa te zijn: Horizonte 1997.

En dat kunnen ze!!!!
Wij moeten ze daar wel bij helpen.

WIJ,

 

26 MEI 1992 DE ANDERE KANT VAN SIERRA MORENA