28 januari 1998. Betreft: MUITERIJ OP DE SCHEDELDOEKSHAVEN Kenmerk: JH/LH980128. Beste Liesbeth, Woensdag 28 januari 1998. Nog even een correctie op mijn brief van gisteren. 'Maandag 27 januari' moet natuurlijk zijn 'maandag 26 januari'. Vandaag is het een politieke dag waarop mijn belangen aan de orde worden gesteld in de Tweede Kamer. Vandaar dat ik mij thans beperk tot het volgen van de discussie rondom de problematiek op het Ministerie van Justitie. In al mijn beleidsuitgangspunten heb ik op de eerste plaats gekozen voor het herstel van vertrouwen in de Nederlandse rechtsstaat. Deze problematiek speelt al vanaf april 1993. Ik herken ogenblikkelijk weer enkele hoofdrolspelers uit mijn verhaal: Koekkoek, Dittrich, Van Kalsbeek, Rabbae en uiteraard de Minister van Justitie. Mevrouw Van Kalsbeek vraagt zich af wie er de baas is in dit land. Die vraag is al eerder gesteld in het Verenigd Koninkrijk, België (Bureau Gevers), Spanje en Frankrijk. Die baas zit hier thans achter de computer de discussies in de Tweede Slaapkamer te becommentariëren. Men begint echter al aardig wakker te worden in Den Haag. Dit is met name tot uitdrukking gebracht door de vraag die de heer Koekkoek aan zichzelf stelt of hij de problemen van paars heeft veroorzaakt. Dat is een goede vraag van de heer Koekkoek.

Hij heeft immers ooit als lid van de parlementaire enquêtecommissie opsporingsmethoden een vraag gesteld aan Procureur Generaal Graaf van Randwijck omtrent de liquidatie van mijn naamgenoot in Alkmaar in april 1993. In verband met het uitblijven van een goed antwoord van de Procureur Generaal heeft de minister in die tijd de heer Van Randwijck de laan uit moeten sturen. Die vraag van de heer Koekkoek aan zichzelf is dus goed gesteld. Ik heb indertijd daarover ooit nog eens telefonisch overleg met hem gepleegd. Hij is er geen voorstander van dat ik dit in corrrespondentie vermeld. Maar ik heb inmiddels vanaf april 1993 in een hoek moeten zitten waar de klappen vallen. Ik behoud mijzelf derhalve het recht voor om mijn eigen mening naar voren te brengen op basis van de Rechten van de Mens, zoals verwoord in het Handvest van de Verenigde Naties. Er worden zeer interessante vragen gesteld. 'Hoe kon ineens de vlam in de pan slaan?' 'Hoe heeft het allemaal zo ver kunnen komen?'. We praten dan over de crisis in het Openbaar Ministerie. Ik stel vast dat het Openbaar Ministerie bestaat uit de vijf ressorts: Amsterdam, Den Haag, ´s-Hertogenbosch, Leeuwarden en Arnhem. Dit OM wordt bemand door de PG's Ficq, Docters van Leeuwen, Blok en Steenhuis. De heer Ficq heeft in zijn protefeuille o.a. georganiseerde misdaad, spionage, vandalisme en milieu. Docters van Leeuwen als voorzitter o.a. internationaal overleg Koninklijk Huis, Antilliaanse en Arubaanse zaken en Parket Generaal. Blok is onder meer verantwoordelijk voor drugsbeleid, verkeerszaken, bedrijfsvoering OM en selectiecommissie OM. De heer Steenhuis is o.a. verantwoordelijk voor politie, rijksrecherche, FRAUDEZAKEN en informatisering. Ik citeer in dit verband het NRC van 26 januari jongstleden:

'In Nederland wordt het 'openbaar ministerie' (OM) vertegenwoordigd door de procureur-generaal bij de Hoge Raad (Kist, JH) die zelf geen strafvervolging doet, en door de advocaten-generaal bij de vijf gerechtshoven die onder leiding staan van een procureur-generaal bij de vijf gerechtshoven die onder leiding staan van een procureur-generaal. Bij rechtbanken en kantongerechten heten de vertegenwoordigers van het OM officier van justitie. Het OM, dat van staatswege optreedt, is belast met de handhaving van de wetten, met de vervolging van alle strafbare feiten en met de tenuitvoerlegging van de strafvonnissen. Zowel de procureurs-generaal als de officieren van justitie zijn ambtenaren en ondergeschikten van de minister van Justitie. Deze kan het OM aanwijzingen geven. De justitiële organisatie kent behalve de procureur-generaal bij de Hoge Raad, thans vier procureurs-generaal die de feitelijke leiding van het OM in handen hebben. Voorzitter van het college van procureurs-generaal als ook procureur-generaal bij het gerechtshof in Den Haag, is mr. A.W. Docters van Leeuwen (52). Hij is ook belast met het overleg met de minister, het internationaal overleg, de veiligheidsdienst van het Koninklijk Huis en met de voorlichting over het werk en het optreden van het college van procureurs-generaal, PG bij het hof te 's-Hertogenbosch is mr. J.A. Blok (59). Mr. D.W. Steenhuis (54) is PG bij het hof te Leeuwarden en waarnemend PG bij het hof te Arnhem. PG bij het hof te Amsterdam is mr. C.R.L.R.M. Ficq (58). Hij is de opvolger van mr. R.J.C. van Randwijck, die vorig jaar door Sorgdrager uit zijn functie werd ontheven."

Het is al weer enige tijd geleden dat ik mijn commentaar heb gegeven op het rapport aangaande het functioneren van de RCID Kennemerland. Dat rapport heb ik aan de Procureur Generaal in Leeuwarden doen toekomen in de tijd dat ik voor het eerst te gast was op het Stadhouderlijk Hof aldaar. Ook PG Ficq is van dit rapport op de hoogte. In dit verband heb ik op 8 februari vorig jaar een brief doen toekomen aan de Officier van Justitie te Amsterdam, die alsvolgt luidt: VONNIS. Ik heb op deze brief nog geen reactie ontvangen. Wellicht kan de heer Docters van Leeuwen dienaangaande thans een voorbeeldfunctie vervullen. Hij draagt dienaangaande een zware verantwoordelijkheid, ondanks zijn ziekte. Gisteren heb ik Professor Knol de tekst doen toekomen die ik vorige week onder kenmerk JH/Telegraaf980121 aan het Bureau Research & Marketing heb gezonden met daarbij de volgende aanvulling: LETTERS TO DIANA, PRINCESS OF WALES. Een soortgelijke brief zond ik vandaag ook naar Christie's in Amsterdam: VEILING 27 MEI 1998. Van het Wereld Natuur Fonds ontving ik een aan de Stichting Cervantes Benelux gericht verzoek voor een bijdrage voor 1998. Hier heb ik alsvolgt op gereageerd: JAARDONNATIE 1998. In verband met het belangrijke document ter ondertekening zond ik bijgaand bericht aan het Haags Juristen College: DEB/2 /03300636. Overigens is het getal 36 goed gekozen door zowel Christies als Companies House Cardiff. Ik hoop dat het gesprek van volgende week beperkt kan worden tot het ondertekenen van een zwaarwichtig document. Ik heb er geen behoefte aan dat dit hele verhaal in de publiciteit komt. Wel dat de rekening wordt betaald door de Minister. Als de heren Steenhuis en Docters van Leeuwen deze verplichting nakomen, mogen ze van mij blijven zitten als PG. Ik sta je toe dit aan de Minister van Justitie te melden. Ik ondersteun de wijze waarop zij haar departement heeft gereorganiseerd. Dat verdient lof in plaats van kritiek. Bij voorbaat hartelijk dank voor je medewerking. WITH LOVE. Met lof dus!

29 JANUARI 1998 BRUSSELS LOF