Nijmegen, 17 maart 1994. Beste Ger, Hartelijk dank voor je snelle reactie op mijn brief van eergisteren. Ik heb de strekking van deze brief als positief ervaren en ben geneigd erop te vertrouwen dat je met mijn huidige situatie begaan bent. Een gesprek van 'mens tot mens' zal naar mijn idee wellicht een heilzame werking hebben. Ik vind het verstandig dat je je niet wilt begeven in interpretaties m.b.t. het verleden die een samenzijn negatief kunnen beïnvloeden. Dat is ook niet mijn intentie. In door jou nog niet gelezen gespreksverslagen van ons gesprek op 21 maart 1987 in Kasteel Kerckebosch in ZEIST lees ik voor mij twee belangrijke uitspraken van jouw kant:

"John van der Heijden heeft zich altijd buitengewoon ingezet. De down hill-ontwikkelingen zijn niet te voorzien geweest", en
"Onder leiding van de heer Van der Heijden hebben we grote uitbarstingen van enthousiasme gehad"

Dit zijn voor mij de "krenten uit de pap" m.b.t. onze NIOW-samenwerking op grond waarvan ik - naast je brief van gisteren - positief sta tegenover een nieuwe ontmoeting. Van afgelasting hoeft het wat mij betreft niet te komen. Het opschorten van je bezoek lijkt mij op dit moment wel opportuun. Evenals in 1987 lijd ik nu opnieuw aan uitputtingsverschijnselen en het lijkt me zinvol dat ik weer iets van me laat horen wanneer het in het kader van mijn therapie verantwoord is. Ik zal trachten dit niet te lang te laten duren. Ik vertrouw erop dat je dit kunt respecteren. Jouw toewensing van alle goeds stel ik zeer op prijs en ik wens jou hetzelfde toe.

31 MAART 1994 VONNIS VAN DE RECHTBANK VAN 9 AUGUSTUS 1989 TER ATTENTIE VAN DE HEER G.P. BOOGAARD TE BOSCH EN DUIN

ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN