2 april 1997. 22.20 uur. Geachte heer Quataert, Aansluitend aan mijn faxbericht van gisteren 11.30 uur, waarin ik U omgaand om een verklaring heb verzocht voor het uitblijven van een reactie op mijn gerechtvaardigde eisen jegens uw cliënt, de Vereniging Instituto Cervantes te Madrid, heb ik helaas moeten vaststellen dat u en uw cliënt thans in gebreke zijn. Bijgaand artikel Spaanstalig erfgoed in Elsevier's d.d. 22 februari jongstleden - met de vermelding 'bij het instituut ligt de nadruk op taalcursussen' - geeft aan dat uw cliënt in strijd handelt met mijn merkenrecht. Ik ben derhalve helaas genoodzaakt thans voorbereidingen te gaan treffen de activiteiten van uw cliënt in de Benelux per kort geding te laten beëindigen. Voor elke overtreding vanaf heden zal een bedrag aan schadevergoeding per dag worden vastgesteld met terugwerkende kracht tot 1 april 1997. Mijn eerder gedane voorstel lijkt mij echter alleszins redelijk. Ik ben van mening dat een termijn van zes jaar ontwikkelingswerk op gepaste wijze gehonoreerd dient te worden. Ik hoop dat mijn Spaanse vrienden de eer aan zichzelf houden en zich realiseren dat vertragingstactieken niet tot het Nederlandse cultuurgoed behoren. Gaarne dus binnen 24 uur een reactie. Hoogachtend, INSTITUTO CERVANTES. Nederland, België, Luxemburg, Engeland en Wales. J.L. VAN DER HEYDEN. General Manager. Bijlage: Artikel 'Spaanstalig erfgoed' uit Elsevier d.d. 22-02-1997.