8 december 2000. Betreft: LUDWIG VAN BEETHOVEN Kenmerk: JH/HdK20001208. Torremolinos, donderdag 7 december 2000. Estimado Amigo, 'Johan van Beethoven' schreef ik abusievelijk in mijn brief van gisteren en vandaag. Dat dient uiteraard 'Ludwig van Beethoven' te zijn. Niet 'Von Beethoven' maar 'Van Beethoven', zoals mijn vader mij dat altijd heeft voorgehouden. Hij kende ze allemaal, zijn klassieken. Elk muziekstuk. Elke componist. Mijn vader Floris was eigenlijk een miskend genie.

Die erkenning krijgen mensen meestal als ze er lijfelijk niet meer zijn. Erkenning komt vaak achteraf. Met een beetje goed geluk kun je er op het eind van je leven nog iets van meemaken. Waarom schrijf ik je dit allemaal? Je bent geïnteresseerd in de geschiedenis. In de geschiedenis van de familie De Koning. Ik ook. Maar ik kan niet veel over jouw familie vertellen. Neem mij dat niet kwalijk. Ik hoop jou met mijn verhalen van de afgelopen drie maanden een belangrijk referentiekader te hebben geboden waar je zelf ook iets aan hebt. Ons gemeenschappelijk kader vindt zijn aanvang op de Ds. Creutzbergschool op de Hazenkampsweg 38 in Nijmegen.

De vraag die daarbij kan worden gesteld is: welke voorgeschiedenissen brachten ons samen in dat gebouw? Bij Jufforuw Maatjes, Zandbulten, Dijkstra, Vitalis en de heren Van Cruyningen, Van der Velden en Lankkamp? Dan was er nog zo'n donkere onderwijzer. Een verdomd aardige vent. Ik ben zijn naam even kwijt, maar op dinsdagmiddag gaf hij ons een uurtje Franse les. 'Ansjuuts' of zoiets. Voor twee kwartjes in de maand. 'Le soldat est sur le mur'. Wel leuk, maar wat interesseerde mij nou die soldaat op die muur? Toch had dat een geschiedenis. Die werd een beetje helder toen mijn ouders mij meenamen naar Parijs. De Dôme des Invalides. Het Graf van Napoleon. Wat hadden we daar nou te zoeken? Ook dat werd later duidelijk. Het Nijmeegs Lyceum. Een begrip. Een geschiedenis op zich. Kraan en Heijnen voor Nederlands. Graatsma voor Frans. 'Miss Bom' voor Engels. Het was niet verstandig om die naam als zodanig hardop uit te spreken in het Verenigd Koninkrijk. Zij kwam uit Ellecom als ik mij niet vergis. Jan van Barneveld voor wiskunde. Hij zat op kamer bij mijn tante Antonia Wilhelmina. De heer Geurtsen voor Engels. In zijn 'knickerbockers'. Hij hield altijd een schriftelijke overhoring. Daar ben ik ooit nog met een gemiddelde van 9,9 uitgekomen over een heel trimester. Allemaal tienen en één negen en een half. Dat was balen. Een tien was echter te hoog op het rapport. Ook Graatsma beperkte zich hooguit tot een negen. In de derde klas hadden we ook nog Geurt Gijssen voor wiskunde. Hij woonde toen op de Hazenkampseweg. Dichtbij de ingang van het oude voetbalveld van NEC. Hij hield van heel hard rijden op de fiets. Vaak hielden we een wedstrijd over de Hazenkampseweg. Vanaf Heyen-Dael. Geurt won altijd. Dan had hij reuze pret. Af en toe zie ik hem nog wel eens. Op de televisie. Als Kasparov moet schaken voor de wereldtitel. Dan staat Geurt er met zijn neus bovenop. Niets ontgaat hem. Een aardige kerel, Geurt. Aan het eind van de derde klas moest ik naar het ziekenhuis voor een operatie aan de blinde darm. 'Doei, vierde klas?' Nee hoor. Tijdens de grote vakantie zat Geurt voor mij klaar. Twee tot drie keer in de week. Het ging allemaal even gladjes, die eerste drie klassen. Maar de vierde. Dat was andere koek. Voor Frans kregen we de heer Tillema. De aansluiting op de eerste drie jaar ontbrak volledig. Nieuwe monniken, nieuwe kappen. We waren inmiddels verhuisd naar de Cranenborghstraat. Tegenover het woonhuis van Bert Hortensius. Die kwam later pas in beeld. Kennedy werd vermoord in Dallas in november 1963. Ik kreeg zijn familiegeschiedenis door, door het team van 'Reunion'. Zo snel gaat dat tegenwoordig. Tot die tijd heb ik je zo nog zien rondlopen. Vooral in die barakken. Toen vertrok je naar Zetten. Het Heldring College als ik mij niet vergis. In 1965 haalde ik mijn HBS-B diploma.

Met de hakken over de sloot. 'Maar nooit blijven zitten' zoals ook onze goede vriend Hans Wiegel placht uit te drukken. De beste Staatsman die we nog hebben in de Senaat. Dat dreigde mij het jaar daarop wel te overkomen. Op de HTS in Arnhem. Oorzaak: een stevig conflict met mijn bouwkundeleraar, de heer Ingenieur Hoek. Dit soort technici werd indertijd nog met 'Mijnheer Ingenieur' aangeduid. Ik hoor hem nu nog: "Van der Heyden. Waar ben je met je verstand? Zeker achter de meiden aan geweest." Nee, dat wilde niet zo best met de heer Hoek. In mijn vrije tijd nam ik dan regelmatig de fiets voor een tochtje langs plekjes waar wij dit jaar ook samen zijn geweest. Eén ding heb ik nog van de heer Hoek geleerd: "Van der Heyden" spreek je nooit bij de voornaam aan. En lekker eten doe je bij De Gouden Karper in Hummelo. Nog voor het einde van het studiejaar ben ik eruit gestapt. In de militaire dienst had ik nog geen zin. En voor de Universiteit kreeg ik geen vrijstelling. De directie van de Rooms Katholieke Peter Kanis Kweekschool nam mij echter met open armen in haar keurklas op. De eerste 'student' van Nederlands Hervormde huize. De rest van mijn levensverhaal is je bekend. Als ik er zo op terugkijk heb ik de indruk dat ik mij continu heb beziggehouden met het oplossen van andermans problemen. Hieraan kwam een eind op 1 november 1989. Inderdaad. Met de komst van Liesbeth Halbertsma. Een verademing. Ik had mij voorgenomen Nieuw Elan uit de problemen te helpen. Regelmatig kwam ze dan een kijkje nemen. In no-time kreeg zij inzicht in mijn werkwijze en ik kreeg het gevoel of we elkaar al jaren kenden. Niet zo vreemd eigenlijk. Want in feite hebben we dezelfde, of soortgelijke achtergrond. Wij vulden elkaar perfect aan. De hoofddirectie had inmiddels wel besloten om de activiteit Nieuw Elan af te bouwen. Daar heb ik dus hard aan meegewerkt. Na onze ontmoeting met jou tien jaar geleden rond deze tijd inmiddels - in de Emmastraat in Utrecht - heb ik haar laten weten dat ik had gekozen voor een nieuwe koers. Het ging mij verschrikkelijk aan het hart om haar dat te moeten vertellen. Zo'n goede collega in de steek laten. Vaak zijn dit soort problemen terug te voeren naar conflicten in het verleden. In dit verband werd ik vanavond getroffen door een opmerking van Dr. Van Lennep die zelfs terugvoert naar Dordrecht in 1578. Ik lees: Deze zijne bemoeiingen omtrent de Synode van 1578, met hetgeen daaruit voortvloeide, behooren tot de merkwaardigste werkzaamheden van VAN DER HEYDEN in de jaren van zijn verblijf te Middelburg. Onder hetgeen hij in deze stad zelve voor het belang der Kerk deed, verdient vooral onze aandacht zijn verzet tegen de Doopsgezinden, waartoe hij zich gedurende al den tijd, dat hij het leeraarsambt aldaar waarnam, geroepen achtte. Lag daar de kern van het probleem? Vraag ik mij af. Waarom sprak de heer Gijsbrecht van Amstel over 'familie van cliënte', terwijl ik in de stellige overtuiging heb verkeerd dat 'familie van cliënte' de vader van mijn partner was. Dat antwoord zal zij nu zelf moeten geven. Ik meng mij niet in andermans zaken, tenzij mijn belangen zijn of kunnen worden geschaad. Ik heb mij zeer in haar verdiept. In haar werkwijze en haar werkzaamheden. Zij was - om met Toon Hermans te spreken - mijn "oogappelsien". Daar is niets MIS mee, naar mijn idee. Ik zou het werkelijk op prijs stellen weer met haar verder te kunnen werken na zoveel jaren langs gescheiden wegen met dezelfde doelstelling te zijn bezig geweest. In het kader van het thema De Geschiedenis van Cervantes is de Geschiedenis van een Filosofie ga ik vanavond dus weer even met Heydanus verder uit de zestiende eeuw. Hier vind ik al direct een buitengewoon en van historisch belang zijnd aanknopingspunt. Wij zijn produkten van Dominees en Predikheren. Dat staat vast. Ik vervolg het boek vanaf het punt waar ik gisteren ben gebleven. Men mocht dus verwacht hebben dat deze Godsdienstvrede, althans door de Protestanten, met vreugde en dankbaarheid zoude zijn ontvangen, doch het tegenovergestelde had plaats. Terwijl de Roomschen er niet van wilden hooren, omdat men volgens hen den ketters te veel had toegegeven en het geheele ontwerp tot schade van hun heilig, oud, katholiek geloof moest verstrekken, beweerden juist de Gereformeerden, dat zij te weinig hadden ontvangen en "dat Gods eer niet bevorderd werdt, waar men openbare afgodedienst toeliet." ("On en était venu au point, oh tout nuit et rien ne profite. L'exaltation, de part et d'autre, ne permettait plus les termes moyens. Également en horreur à la plupart des Catholiques et des Réformés, le projet ne put être momentanement admis que la oú, se trouvant a peu pres en forces égales, on desirait une Tréve, pour avoir ensuite plus de chances de succés. GROEN VAN PRINSTERER, Archives, VI page 389. Dit laatste had bij voorbeeld te Antwerpen plaats.) En wat was het oordeel van DATHEEN? In zijne verantwoording verklaarde hij zes jaren later, "dat hij noyt in der Schrift ofte Kerkelijke Historiën gelesen hadde, dat eenig Christelyck Potentaet die openbare uytgeroyde affgoderie oyt wederom opgericht hadde, off dat 't selve met goeder conscientie geschieden conde," en hij verzette zich dan ook met de grootste heftigheid tegen de invoering van dien Godsdienstvrede te Gent. Van DATHEEN verwondert dit ons niet; wij kennen zijn karakter en het zou eerder onze bevreemding opwekken, indien hij met den Godsdienstvrede had ingestemd, doch hoe is dit gedrag te rijmen met het feit, dat hij deel uitmaakte der commissie, die het verzoekschrift tot invoering van dien zelfden Godsdienstvrede moest indienen? Ziedaar een duister punt dat eenige opheldering eischt. De Prins VAN ORANJE had sedert lang gewenscht eenen Religievrede tusschen Roomschen en Onroomschen tot stand te brengen; zijn doel was steeds geweest ook voor deze laatsten volkomen vrijheid te verkrijgen en het recht van in het openbaar hunnen godsdienst te plegen hun toe te staan; doch hij had den tijd voor dusdanige bepalingen nog niet rijp bevonden. PRINSES JULIANA heeft daarmee gewacht tot de dag van het huwelijk van PRINS MAURITS en de begrafenis van mijn vader. Thans, nu de spanning tusschen de beide gezindten overal vermeerderde, begreep hij dat er gehandeld moest worden en stelde zijn ontwerp op, om daardoor zoo lang mogelijk den vrede in de reeds zoo fel geschokte provinciën te bewaren. Hij wist echter dat zijn voorstel niet aangenaam zoude wezen aan den Aartshertog, die dan ook moeite schijnt gedaan te hebben om de uitvoering er van te verhinderen, en begreep daarom dat het niet ondienstig zijn zoude indien hij gesteund werd door de Gereformeerden, die in een rekest MATTHIAS om datgene zouden verzoeken, wat hij, Prins WILLEM, voornemens was hun aan te bieden. Ik aarzel dan ook niet als mijne overtuiging uit te spreken dat deze beide verzoekschriften niet van de zijde der kerkelijken afkomstig zijn, doch in de naaste omgeving van den Prins VAN ORANJE zijn opgesteld. Vragen wij dan nu naar den opsteller zelven, zoo vestigt zich onze blik terstond op VILLIERS. Hij, later de schrijver der beroemde apologie, was volkomen voor die taak berekend, terwijl wij mogen aannemen dat PHILIPS VAN MARNIX mede een belangrijk aandeel in het opstellen der rekesten zal hebben gehad. Dat bijbrengen van voorbeelden uit vreemde staten en godsdiensten, dat wij in het eerste rekest aantreffen, en waarop ik reeds met een enkel woord wees, is geheel naar de wijze van doen van dezen laatste, terwijl wij bovendien nog de aandacht kunnen vestigen op het feit, dat MARNIX onlangs van den rijksdag te Worms was teruggekeerd, en onder de steden, die tot voorbeeld moesten strekken van het door de schrijvers betoogde, ook Worms wordt aangetroffen. Bovendien, het tweede verzoekschrift met zijne menigvuldige wettelijke bepalingen verraadt eene hand, die zich op dat gebied te huis gevoelt, terwijl Wij sommigen van die bepalingen, in hoofdzaak althans, in het ontwerp van den Prins terugvinden. Waarschijnlijk is dus, naar den wensch van Prins WILLEM, door VILLIERS de Synode aangezocht eenigen harer invloedrijkste leden te willen afvaardigen tot het aanbieden van een rekest aan den Aartshertog, waarop, gelijk wij zagen, de keuze van drie hunner volgde, den Praeses, den Assessor en eenen vertegenwoordiger der Waalsche kerken. Ofschoon de Synode het rekest zelf waarschijnlijk niet in handen heeft gehad, maar de commissie dat bij hare aankomst te Antwerpen gereed gevonden heeft, zal zij toch met den hoofdinhoud wel bekend zijn geweest; wij kunnen immers niet veronderstellen dat zij afgevaardigden zou gezonden hebben tot het indienen van een verzoekschrift, waarvan zij niet wist wat het inhield. Wellicht heeft DATHEEN terstond te kennen gegeven dat hij met den inhoud niet instemde; dit zou verklaren, waarom wij hem den 22sten Juni, dag waarop het rekest werd aangeboden, nog in Dordrecht vinden, waar hij het Avondmaal bediende, terwijl hij eerst eenige dagen later naar Antwerpen vertrokken is. Dat niet alle leden der Synode er evenzoo over dachten als hij, blijkt uit een brief van JOHANNES CUBUS, den tweeden scriba dier vergadering, den 29sten Juni 1578 uit Antwerpen aan ARNOLDUS CORNELII te Delft gericht, waarin wij het volgende lezen: "Op onse overghegheven requeste verwachten wij goede antwoorde, ja sij sullen ghedwonghen sijn goede antwoorde te gheven, wt dien dat sij eenighe beroerte vreesen wt oorsake van den grooten toeloop totte predicatiën. De selve onse requeste wordt nu ghedruct ende verhope v. 1. corts een copye of twee te seynden". Heeft deze zaak ons eenigzins lang bezig gehouden, het was, omdat ik helder de groote belangrijkheid wilde doen uitkomen van de taak der commissie, waarvan GASPAR VAN DER HEYDEN een deel uitmaakte. Zij toch baande door het indienen van het rekest den weg, waarop Prins WILLEM straks met zijn ontwerp van Religievrede zou kunnen voortgaan. Deze zijne bemoeiingen omtrent de Synode van 1578, met hetgeen daaruit voortvloeide, behooren tot de merkwaardigste werkzaamheden van VAN DER HEYDEN in de jaren van zijn verblijf te Middelburg. Onder hetgeen hij in deze stad zelve voor het belang der Kerk deed, verdient vooral onze aandacht zijn verzet tegen de Doopsgezinden, waartoe hij zich gedurende al den tijd, dat hij het leeraarsambt aldaar waarnam, geroepen achtte. Ik wensch al die gelegenheden, waarbij zijn naam in betrekking tot hen genoemd wordt, achtereenvolgens te behandelen, daar zij te zeer verspreid zijn en aan den anderen kant ook weder te nauw samenhangen, om iederen keer chronologisch in zjn levensbeschrijving te kunnen worden ingevlochten. Reeds spoedig na de overgave van Middelburg aan den Prins VAN ORANJE in den aanvang van 1574 waren, gelijk wij zagen, vele Gereformeerden daar weder binnengestroomd, en met hen natuurlijk ook eene menigte uitgewekenen van andere gezindten, die vrijheid in de nu voor hen veilige stad kwamen zoeken. Doch eene onbeperkte vrijheid van godsdienst behoorde niet tot hetgeen mogelijk of oorbaar geacht werd in de zestiende eeuw, en zoo geschiedde het dan ook dat de Calvinisten, die toen den sterksten aanhang in Middelburg hadden, spoedig andere gezindten, met name de Doopsgezinden, begonnen te belemmeren en, kon het zijn, uit hunne stad te weren. Men was altijd bevreesd dat het met hen nog eens "op sijn Munsters" mocht toegaan, en achtte hunne weigering om den eed af te leggen gevaarlijk voor den Staat als een mogelijk deksel der leugen, terwijl hunne weigering om de wapenen te dragen diegenen verbitterde, die hun leven veil hadden voor de verdediging van het vaderland. Wij moeten dus niet voorbijzien, dat niet altijd onverdraagzaamheid of haat tegen andersdenkenden de grond was van de vervolging, tegen hen ingesteld, en waar wij mannen als TAFFIN, VAN DER HEYDEN, ja zelfs MARNIX VAN ST. ALDEGONDE tot harde maatregelen tegen hen geneigd zien, moeten wij den drijfveer, die hen daartoe aanzette, elders en dieper zoeken. Wij kunnen ons ook begrijpen, dat deze mannen bevreesd waren beginselen te zien zegevieren die, consequent doorgevoerd, de geheele Kerk, op zooveel bloed en tranen gegrondvest en hun zoo dierbaar, te gronde moesten richten. Reeds in Maart 1574 werd door den kerkeraad van Middelburg het vermoeden geuit, dat er vele Doopsgezinden in de stad moesten zijn, daar er veel meer kinderen geboren dan gedoopt waren, en in Mei staken er zeer velen uit Engeland naar Walcheren over, daar zij door Koningin ELIZABETH uit haar rijk waren gebannen.' Here We Are! Als ik dit van tevoren had geweten had ik Diana nimmer toestemming gegeven om met de zoon van die warenhuiseigenaar contact te houden voor een tijdje. Hier houd ik het even bij en schakel terug naar de Keizer Karelstad.


Kleine overwinning voor Al Gore Donderdag 07 december 2000 Dit is een belangrijk precedent. Vooralsnog wens ik de heer Bush niet in het Witte Huis, voordat hij orde op zaken heeft gesteld in zijn eigen staat en die van zijn broer. Ik moet er niet aan denken dat hij zich van onze bestanden meester maakt voordat Cervantes USA een feit is. Vervolg ik verder het verhaal van Van Lennep, dan zullen we zien dat daar de Mennonieten in beeld komen, alsmede een zekere Hans Bosschaert. Op de Peter Kanis Kweekschool had ik een docent handenarbeid met de naam Jozef Bosschaert. Hij woont thans in Arlons op de grens van België en Luxemburg en heeft ooit voor mij nog twee werkstukken gemaakt over Don Quijote.

Een van de twee, met de afbeelding van een gebalde vuist, had ik in april 1992 in mijn kofffer tijdens mijn gesprek met de Spaanse cultureel attaché van de Spaanse ambassade, mevrouw Alonso. Van Lennep vervolgt zijn verhaal. Den 22sten Augustus van dat zelfde jaar schreef dan ook VAN DER HEYDEN aan CORNELII: "Auditorium nostrum Middelburginum paulatim quidem augetur, verum non ex sententia. Gravantur cives insolentia militum plus satis, ita ut multi indies nostrorum fratrum revertantur in Angliam, et interea locus impletur Anabaptistis." Anderhalf jaar later was de toestand nog niet verbeterd, blijkens hetgeen hij toen aan zijn vriend schreef: "Status nostrae Ecclesiae mediocriter est; Anabaptistae indies fiunt audaciores." Zeer dikwijls treffen wij den naam van GASPAR VAN DER HEYDEN, in de notulen van den kerkeraad van Middelburg met betrekking tot de Doopsgezinden aan, hetzij om hen te vermanen en te bestraffen, hetzij om bij de stedelijke regeering eenigen maatregel ten hunnen opzichte doorgevoerd te krijgen. Eene voorname rol speelt hij bij de behandeling der zaak van HENDRIK VAN HENSBERGEN, een onrustig man, die, van Antwerpen afkomstig, zich te Middelburg aan de zg. Voetwasschers (eene afdeeling der Doopsgezinden) aansloot en de gemeente "seer perturbeerde," doch zich later met de Gereformeerden verzoende, en vele jaren achtereen het predikambt bij deze kerk waarnam. Verscheidene malen werd hij door VAN DER HEYDEN "vermaent," totdat hij eindelijk betuigde "dat het hem leet was, dat het met hem soo verre ghecomen was." Hij beloofde "van nu voortaen niemant meer ontrust te maken, maer het woord Godts te onderzoeken ende so het meughelyck is, hem met de ghemeinte te versoenen." Hij schreef eene schuldbelijdenis, en werd den 17den November weder bij de Gereformeerde gemeente aangenomen. TE WATER vermeldt, dat aan VAN DER HEYDEN in Middelburg, onder "andere zaken van gewicht", ook het "houden van een gesprek met de Wederdoopers" werd oppedragen. In de Kerkeraads notulen van het einde van 1577 en het begin des volgenden jaars vinden wij daaromtrent meer. Wij lezen daar: "Dewijl dat CRYNTGEN verclaert heeft, in teghenwoordigheit van Wederdooperen, dat sy ongherust was in 't stuk der menschwerdinghe CHRISTI, daerover sy de dispute begheerde te hooren, tot haerder gherusticheit tusschen ons en deselve Wederdoopers, waermede de Dopers wel te vrede syn, ende presenteren sulx te doen, als't CRYNTGEN begheeren sal, so is verordent, dat dese dispute uitgesteld wert tot naer het anstaende Nachtmael, ende dan sal Mr. CASPAR de dispute wtvoeren, in 't bijwesen van Mr. JAN SEU, MICHIEL PANEEL, JEREMIAS ACKERMAN en JACQUES VAN BERTHEM, met nog twee andere broederen van buten der consistorie, te wetene CORNELIS CLAESSE ende ANTONIE BOLLAERT. Item is goet ghevonden, dat tot dese dispute ghenomen wert eenen notarius, die de redenen van beider syden getrouwelick opschryven sal. En is daertoe verordent Mr. RYCHARD VAN VARENT." Dit dispuut heeft echter niet plaats gehad. Na vele onderhandelingen is men wel den 4den Januari 1578 te zamen gekomen, maar nadat de Doopsgezinde leeraar HANS BOSSCHAERT eene "predicatie" gedaan had, "heeft HEYDANUS, veel dynghen opgheteekent hebbende, den leeraer ghepresenteert, van de menschwerdynghe ofte ander puncten, die den leeraer valschelycke gheleert hadde, te disputeeren, present een of twee notaryen 't welck den leeraer gantsch afgheslaghen heeft, alleen bereyt synde, sonder notarius ofte ander ghetuyghen te verantwoorden wat hij daer gheleert hadde. Allegeerende seecker waerschouwynghe van de hooghe overheyt, van gheen gherucht ofte beroerte te maken. Somma niet te willen disputeeren, ten ware van de overheyt gheconsenteert of verordent." Nadat men verlof van de overheid gevraagd en verkregen had, om gedurende drie dagen te disputeeren, in 't bijzijn van "2 notariën, die alles souden opteeckenen" werden de Doopsgezinden weder daartoe aangezocht, maar zij weigerden, bij monde van bovengemelden BOSSCHAERT. Van dit verzoek en deze weigering werd door den notaris VAN VARENT acte opgemaakt, en "dewijl dat de Mennonyten niet af en hielden tot Syriczee, Andwerpe, en elders leughenen te stroyen, segghende dat de ministers der kercke tot Middelburgh niet en hebben durven jegens HANS BOSSCHAERT haeren Bisschop disputeeren, hoewel het van de overheyt toeghelaten was, so is goetghevonden, dat men copie van de handelynghe senden sal tot Syriczee, tot Andwerpe ende tot elders, opdat haere leughenen daerwt blycken moghen." Ik heb van Liesbeth begrepen dat zij niet van leugens houdt. Hier lag toendertijd echter klaarblijkelijk wel een probleem. VAN DER HEYDEN heeft het de Doopsgezinden in zijn tijd klaarblijkelijk niet al te gemakkelijk gemaakt. De schrijver van ons volkslied, de heer Marnix van Sint Aldegonde heeft hem dienaangaande ook nog een brief doen toekomen. Zelfs onze goede vriend Willem van Oranje hebben zij daarbij ingeschakeld. Ik begin inmiddels enigszins te begrijpen dat mijn goede collega Halbertsma bezwaar heeft gehad tegen de fietstocht die VAN DER HEYDEN alweer enkele jaren geleden door de Willem de Zwijgerlaan te Oegstgeest heeft gemaakt. Nochtans heb ik de stellige indruk dat de relatie tussen VAN DER HEYDEN en de PRINS VAN ORANJE een hechter fundament heeft dan met de Doopsgezinden het geval was. Om die reden heb ik Liesbeth dan ook als mijn beste collega bij HARE MAJESTEIT DE KONINGIN geïntroduceerd. Van Lennep laat hierover ook geen twijfel bestaan. Hiermede eindigt de zaak van dit dispuut, en wij weten niet of zij later nog weer is opgenomen. Onnoodig acht ik het hier verder al de gevallen met betrekking tot de Doopsgezinden te vermelden, waarbij VAN DER HEYDEN, hetzij alleen, hetzij in gezelschap zijner mededienaren, in de Middelburgsche kerkeraadsnotulen voorkomt; zij zijn daarvoor niet belangrijk genoeg en komen meestal ongeveer op hetzelfde neder; liever wensch ik thans een oogenblik stil te staan bij een brief, dien onze leeraar in Maart 1577, naar aanleiding van hetzelfde onderwerp, van MARNIX VAN St. ALDEGONDE ontving. De stedelijke regeering van Middelburg had de Kerk ijverig gesteund in hare pogingen, om de Doopsgezinden aldaar te bemoeilijken. Zoo had tegen het einde van 1576 de Magistraat dier stad hunne winkels doen sluiten, onder voorgeven dat zij door het weigeren van den eed de burgerlijke orde en den band der maatschappij verbraken, en alzoo niet langer als burgers geduld konden worden. Hierover dienden de Doopsgezinden een beklag in bij den Prins VAN ORANJE, die reeds den 26 Januari I577 een gunstig antwoord daarop gaf en ordonneerde, dat de "Supplianten bij den Magistraet souden mogen bestaen met haer jae in plaetse van eede, mits dat d' overtreeders van dien als eedtbrekers ende meyneedigen souden gestraft worden," terwijl zij weder hunne winkels mochten openen "ende neeringe genieten, gelijk sy van te vooren gedaen hadden." Dat pakte dus goed uit voor de Halbertsmaatjes. Albert Gore zit nu met een soortgelijk probleem. Maar zolang de Baak-kring - oud en nieuw - achter hem blijft staan, moet het hem wel lukken. Oranje had onze familie klaarblijkelijk wel tegen zich in het harnas gejaagd. Den predikanten behaagde deze handelwijze des Prinsen niet, gelijk zich laat denken, en zij deden hun uiterste best, om de zaak nog veranderd te krijgen. TAFFIN, die een opstel had geschreven ter bestrijding van der Anabaptisten onwil om den eed af te leggen, had er met den Prins en VAN DER HEYDEN over gehandeld. De eerste was echter niet te bewegen iets aan zijn besluit te veranderen, en zag ongaarne dat er tegen de Anabaptisten geschreven werd, de tweede keurde dit bepaald noodig, en had er bij TAFFIN op aangedrongen. Toen hadden Wij dus wel een probleem met de Prins. Voor de goede orde: Wij hanteren de Pluralis Majestatis al sinds de middeleeuwen, mijn Heer de Koning. In de vergadering der Staten van Holland en Zeeland, in Maart 1577 te Dordrecht gehouden, werd de zaak opnienw met den Prins besproken, en uit den brief (hierboven gemeld) dien MARNIX den laatsten van die maand aan VAN DER HEYDEN richtte, zien wij dat de Prins bij zijn vroeger besluit volhardde, en den zachteren weg bleef verkiezen. MARNIX bleef evenzeer bij zijn gevoelen en achtte dat men hen, die den eed weigerden, niet als burgers moest beschouwen, doch de Prins had verschillende redenen, waarom hij weigerde de Doopsgezinden te vervolgen. Niet slechts omdat zij, waar zij weigerden zelven de wapenen op te vatten tot verdediging van het vaderland, hem meermalen met geld hadden bijgestaan, maar ook en vooral omdat hij een afkeer had van alle vervolging ter oorzake van den godsdienst, en zeer vreesde dat men door op dezen weg voort te gaan, in plaats van het juk van het Pausdom, waarvan men pas was bevrijd, een nieuw juk zich op den hals zou zien geschoven, de heerschappij der bovendrijvende Kerk. Mijn fietstocht door de Willem de Zwijgerlaan in Oegstgeest dient ook niet te worden opgevat als zijnde een hernieuwde poging tot vervolging van de Doopsgezinden, hetgeen door de geachte Heer Van Amstel zo ludiek met de Britse term 'stalking' is aangeduid geweest. Dit schrijven kan derhalve eveneens ter kennisgeving aan onze advocaat en procureur te Bunnik worden overgedragen. De algehele informatie derhalve. Ik dank hem hiermede tevens voor de tijd en ruimte die hij mij heeft vergund om mij terzake nader in de materie te verdiepen. Ik heb altijd prettig met hem samengewerkt. De brief die MARNIX VAN SINT ALDEGONDE aan VAN DER HEYDEN schreef, luidde in verouderd Castiliaans: "Negotium Anabaptistarum heri, post acceptas tuas et TAFFINI literas, cum Principe illustrissimo tractatur, et comperi certa multo esse difficilius, quam sperabam: fecerat enim magnam mibi spem, cum essem Mittelburgi, excludendos essecivitate, qui sacramentum obire nolIent, aut certe haud esse solenniter admittendos. Jam causatur, statui id non posse, nisi cum nova Ecclesiarum convulsione, propterea quod Ordines baud sint passuri legem ejusmodi praescribi, quam ex usu Reipublicae plane non esse statuant: imo asseverat, hane unicam faisse olim causam, quamobrem consistoria in tantam invidiam apud Ordines venerint, ut prope abfuerit, quin senatus consulto facto penitus tollerentur. Jam denuo tandem rem agi, et quidem quo tempore non dublum sit ex pontificia farragine multos frigidam suffusuros. Omnino se existimare maxime id fraudi Ecelesiis fore. Hic ego, cum vehementer urgerem, politico ac civili praetextu posse rejici eos, qui omnis humanae societatis vinculum abrumpant, et simul adderem, quam grave ex hujusmodi decreto, et quidem per se impio, periculum et Reipublicae simul immineat et Ecclesiis, satis acriter respondit, affirmationem illis fore pro jurejurando: neque debere amplius urgeri, nisi una opera, et nos fateamur, aequum esse, ut a Pontificiis ad eam cogamur, quae conscientiae nostrae religio aversatur; neque plane consensuros passurosve esse Hollandos Borcales, ut id fiat. Breviter, video vix quicquam in hoc negotio nos esse profecturos. Quid mihi certe eo dolet magis, quo magis video multorum piorum animos nescio quibus objectis importunis scrupulis ita exacerbari, ac prope dixerim vulnerari, ut minus bene velint iis, qui rem Ecclesiae pro suis viribus nituntur promovere, etc." Van een SEAT was er in die tijd nog geen sprake. De reactie van VAN DER HEYDEN bevindt zich - wellicht - nog in een kluis in Zwitserland. Vandaar dat ik vanmiddag nog even naar de kapper ben geweest om mij te laten knippen zoals op de foto met het opschrift TO DI FOR in VANITY FAIR van 14 JULI 1997. Van Lennep vervolgt immers met: Het is zeer te betreuren, dat wij den brief van GASPAR VAN DER HEYDEN, die dit antwoord van MARNIX uitlokte, niet meer bezitten, daar wij dan wellicht nog beter en uitvoeriger het gevoelen van dezen leeraar met betrekking tot de Doopsgezinden zouden kennen, doch althans eenigermate wordt ons dit gemis vergoed, door hetgeen wij in een zijner brieven van het jaar 1579, aan ARNOLDUS CORNELII gericht, lezen. (Bijlage B, N°. 21. De datum ontbreekt, doch waarschijnlijk is deze brief op het einde van 1579 uit Antwerpen geschreven.). MENSO ALTING had hem een uitvoerig schrijven gezonden "aengaende de Wederdoperen, die van Emden t'Amsterdam dagelycks comen ende aenwassen," waarop de schrijver achtte dat men "sich in tyts behoorde te versien." Verder riep hij de hulp van VAN DER HEYDEN in, voor het geval dat er weder een godsdienstgesprek zou gehouden worden. Nadat VAN DER HEYDEN in zijn brief een gedeelte van dien van ALTING heeft weergegeven, gaat hij aldus voort "Domini MENSONIS discours is noch veel langer, maer dit heb ick v. 1. willen afschryven, opdat v. 1. op de sake mach dencken ende v.1. meyninghe, deser saken aengaende, overschryven. So veel mij aengaet, ick achte, dattet noch alte vroech is wederom te disputeeren, daer dese dispute 1. noch so onlangs geschiet, ende noch yegelycken niet bekend is, datmen daerom wt derselver siet hare boosheyt; die niet gansch blint wil wesen, ende die doer deselve niet gesticht is, sal langsaem doer eene nieuwe ter waerheyt gebrocht werden." Van het nuttelooze van het disputeeren was VAN DER HEYDEN dus vrij wel overtuigd; hij had dat trouwens te Frankenthal in 1571 leeren inzien. Hij schrijft dan ook: "al disputeerde men 100 mael, so sal mense daerdoer niet hinderen connen, maer stouter maken, doch," voegt hij er bij, "salt niet schaden, dat men op middelen bedenckt, of mogelyck d'ouerheyt van Amsterdam sulcks begeert, dat men dan niet ongewapent sy." Het middel volgens hem, "om den secten alderbest te hinderen, is doer den eedt ende d'waken hen op te leggen, want daerdoer wordense in haer opiniën gequetst, ende vlytich toetesien, dat men hare leeraers weere, so vele als men can." Die eigenschap heeft zich tot op heden doorgezet. Al wat telt is de vaststelling van het doel, de koers en de wijze waarop dat doel kan worden bereikt, conform het beleidsplan Instituto Cervantes NBLEW in goede samenwerking met onze Spaanse partners.

Vrijdag 8 december van het Jaar des Heren 2000 Still four days to go. Count down. Kok zei dat de kandidaatlanden mee moeten kunnen praten over de verdere toekomst van Europa, ongeacht de uitkomst van Nice. Daar ben ik het mee eens. 2004 is echter te voorbarig. 2050 lijkt mij reëel als streefdatum. Een periode van 25 jaar is op zijn minst nodig om te leren zorgvuldig te communiceren met elkaar. Amerika: Alle ogen gericht op hof Florida Dit is dus niet met elkaar in overeenstemming. Ik ben het in Europa eens met het invoeren van het Europese vingerafdruksysteem. Hier in Spanje beschikt men daar al over middels mijn zogenaamde 'Residencia', de verblijfsvergunning, waarop ook mijn vingerafdrukken zijn vastgelegd. Het bespaart de opvolger van de nieuwe burgemeester van Amsterdam veel werk in de toekomst en naar ik hoop mij eenzelfde lot als John F. Kennedy op 22 november 1963. Met name om die reden ben ik van mening dat George W. Bush eerst in zijn eigen territorium orde op zaken dient te stellen voordat hij tot het Witte Huis kan worden toegelaten. Kamer akkoord met vingerafdruksysteem. D Day Domino heeft - in cybernetische, onomkeerbare procestermen te spreken - een nieuwe fase bereikt. Vitesse laat beslag leggen. Hun actie richting Benfica is echter wel noodzakelijk om de balans in evenwicht te houden. Dit proces heeft op 28 januari 1988 een aanvang genomen met de beslaglegging op de bezittingen van ondergetekende. Ik denk dat ik de enige ben die over de mogelijkheden beschikt om hieraan een eind te maken. En Mohamed Al Fayed uiteraard. Zodra hij de schade heeft vergoed aan de holding ben ik bereid er een punt achter te zetten. Vanaf Koninginnendag 2001 kunnen we klaarblijkelijk gaan praten over een Italiaanse participatie in Cervantes Online. De kerk is klaarblijkelijk door de kogel, om een collega-acteur van mijn vader zaliger (of Heyliger) eens aan te halen. Ter toelichting: het woord 'heilig' is - etymologisch gezien - afkomstig van het woord 'Heydelijk'. Vandaar onze achternaam. Alexander Amandus Josephus baron van der Heyden werd derhalve al 'een heilige man in de hemel' genoemd (zie bijlage). Vervolg WOL. WOL in Italiaanse handen. Tiscali doet bod op Word Online gestand. Ik denk dat we Nina Brink nu maar binnen onze eigen organisatie moeten halen. Ze heeft nu veel ervaring opgedaan. Ze is bekend binnen mijn relatienetwerk en ik ben het tevens met haar standpunt eens. Zoals hierboven vermeld. Het genomen besluit aangaande de overname van WOL door Tiscali accepteer ik thans uiteraard als een vaststaand feit. Misverstand. Hier heb ik niets meer aan toe te voegen. Wel stel ik vast dat de term D-Day vandaag opnieuw gebruikt is.

D-day voor LCI
Voor de LCI Technology Group uit Den Bosch (dient te zijn: 's-Hertogenbosch) wordt 2001 het jaar van de waarheid. De naam 'Den Bosch' is - voorzover ik het mij goed kan herinneren - enige tijd geleden middels een raadsbesluit - afgeschaft. De enig juiste naam voor de Noordbrabantse hoofdstad luidt tegenwoordig 's-Hertogenbosch. Ook daar ben ik in de marktontwikkelingen geïnteresseerd. LCI staat voor d-day met smartpen en schadeclaim. Wellicht is het een goede zaak dat dit bedrijf ook aan onze holding wordt gehangen. Samen met Tulip en CSS Computer Solutions, de nieuwe sponsor van

en eveneens actief op de markt van automatisering en telecommunicatie. Wat let ons. Ze zijn ook Van Harte Welkom in Ons Bedrijf. Ik vond hier vandaag nog enkele bekenden op het internet. Met name van mijn voormalige buurman Roel van Spierenburg uit de Nachtegaalstraat in Wijchen-Noord. Hij is ook een goede bekende van Broer van den Boom. Eén van de medewerkers van het eerste uur van de Zaalvoetbal Vereniging Wijchen. Ze zijn allemaal van harte welkom in ons bedrijf onder het motto Regeren is Vooruitzien. Prettig weekend en tot volgende week in de

Bijlage: Familiegeschiedenis - Clemens Fredericus Wilhelmus baron van der Heyden

9 DECEMBER 2000 DIA DE LA CONCEPCIÓN TER ATTENTIE VAN DE HEER H. DE KONING TE NIJMEGEN