22 januari 2001. Betreft: JOOST Kenmerk: JH/HdK20010122.

Nijmegen, maandag 22 januari 2001

Amice,

Vorige week kregen wij een uitnodiging van de Chr. Toneelvereniging Ernst & Luim uit Nijmegen. De uitnodiging luidt Toneelverenigng Ernst & Luim presenteert "Joost mag het eindelijk weten". Blijspel in drie bedrijven door Hans van Wijngaarden. Voorstellingen op: Dinsdag 23 januari Woensdag 24 januari Donderdag 25 januari Vrijdag 26 januari in Boermans Zalencentrum Akkerlaan 46. Aanvang: 20.00 uur Zaal open: 19.00 uur Januari 2001.

Geachte donateurs,
Het bestuur en de leden van Ernst & Luim heten u van harte welkom bij de eerste uitvoering in dit jaar 2001. Met ingang van deze voorstelling heten wij u van harte welkom in onze nieuwe behuizing, Boermans Zalencentrum, Akkerlaan 46 in Niimegen. Om onze verhuizing een feestelijk tintje te geven hebben wij gekozen voor een blijspel. Dit keer het blijspel in drie bedrijven: '
"Joost mag het eindelijk weten" geschreven door

Hans van Wijngaarden.

Korte inhoud van het stuk:
Hotel "Het Veerhuis" heeft typische gasten. Zo ziin er relaties die verbroken zijn, relaties die opbloeien en relaties die helemaal geen relaties zijn. Kortom: nogal verwarrend! Ja toch? Een van de gasten is Opoe Verheul en, naast het breien van sokken, breit zij ook de eindjes aan elkaar zodat uiteindelijk alles goed komt.

Rolverdeling:

Loes de Waal: Rinie Ponten- de Bruijn
Mira, haar dochter: Natasia van de Krogt
Willem, huisknecht: Wil van Haaren
Claudette, Franse au pair: Emily van Eck
Gasten:
Ronnie Biervliet: Marloes Bosveld
Bas de Geus: Marcel van den Broek
Joost van de Ham: Peter Gubbels
Annemiek Vrede: Marjo Casteleijn
Oma Verheul: Ottina van den Berg
Kees Hordijk: Cor Voorsluys
Ellen: Ada de Groot
Regie: Frits Weerden
Souffleren, grime en decor: eigen leden

Plaatsbespreken

Zaterdag 20 januari 2001 van 11.00 - 12.30 uur in Boermans Zalencentrum, Akkerlaan 46 in Nijmegen. Alleen op dat tijdstip is het ook mogelijk telefonisch te reserveren. Buiten deze tijd kunt u alleen telefonisch reserveren via ons secretariaat. Tijdens de speelavonden eveneens na 19.00 uu. Voor 19.00 uur zijn de mensen van Ernst & Luim niet aanwezig en het beheer kan geen reserveringen aannemen. Het zalencentrum gaat open om 10.30 uur voor het halen van een volgnummer. Plaatsbespreken is verplicht en kost f 0,50 per plaats. NB. Alleen slechtzienden en hardhorenden kunnen aanspraak maken op max. 2 plaatsen op de voorste rijen. U wordt dringend verzocht uiterlijk om 19.50 uur aanwezig te zijn. Vanaf dat tijdstip kunnen de besproken plaatsen worden vrijgegeven. Onze sponsors zijn Wennekers Wonen/Slapen, Ambachtsweg 3/12 in Groesbeek, Wennekers Tapijt/Gordijnen en Parket. Groenestraat 2a in Nijmegen, C.J. v.d. Berg, Verhuizingen Vlotkampweg in Nijmegen, Tuinbedrijf van Loosbroek. Heiweg in Nijmegen. Ik heb voor vrijdagavond aanstaande twee kaartjes gereserveerd. Mocht je iemand weten die mij wil vergezellen naar de vereniging die mede door mijn vader Floris van der Heyden is opgericht, dan verneem ik dat graag van jou. De titel van het stuk brengt mij in gedachten uiteraard naar ons aller Judocus. Ik heb van hem de volgende informatie in mijn computersysteem opgenomen.

Bij decreet van Keizer Napoleon I van 27 januari 1813 verheven tot Baron de l'Empire. Volledige naam Judocus Henricus Antonius Adrianus Josephus Joannes van der Heyden van Baak. Staatsraad in buitengewone dienst. Over Joost had ik een gesprek op zondag 10 december 1995 in Kasteel Middachten met Ernest Helmich uit Baak. Volgens Ernest is Joost op het toppunt van zijn macht een schatrijk iemand geweest. "Hij bezat de halve Achterhoek", aldus Ernest. Koekkoek schrijft over hem: "Johan Everard Canisius kreeg als opvolger zijn oudste zoon Joost Hendrik Anton Adrian Joseph Johan geboren 25 februari 1765 te Doetinchem (Meestal wordt hij aangeduid met de eerste drie voornamen). Behalve heer van Baak was hij ook heer van Meijerink, Luynhorst, Leemkuyl en Doornenburg. Hij trouwde 26 mei 1789 te Weeze (Dld) met Richmund Louise Dorothea van Daell tot Eyll. Zoals in het geslacht van de "Van Baeks" Willem (de Oude) een hoogtepunt vormde, zo bereikte het geslacht Van der Heijden van Baeck onbetwistbaar een top in Joost Hendrik Anton, zowel wat invloed en aanzien als wat rijkdom betreft. Hij werd Staatsraad in buitengewone dienst van Zijne Majesteit de koning, hij kreeg in 1822 officieel de titel van baron toegekend, werd opgenomen in de Ridderschap van Gelderland en kreeg de onderscheiding van Ridder in de Orde van Oranje Nassau. En wat zijn rijkdom betreft: In 1843 bezat J.H.A. van der Heijden in de gemeente Steenderen 635 ha en in de gemeente Hengelo ruim 689 ha. Hij had bovendien nog bezittingen in verschillende andere gemeenten. Tot de Hengelose bezittingen hoorden onder andere de havezathen Meijerink en Leemkuyl. Genoemd echtpaar kreeg 14 kinderen waaronder een doodgeboren kind terwijl 5 kinderen nog geen jaar oud werden. Een kind stierf op 13-jarige leeftijd. Van de zoons trouwde alleen de oudste Clemens Frederik Wilhelm. Hij trouwde met Aleida Katharina Francisca Hövell. Bij zijn huwelijk in 1811 kreeg hij van zijn vader kasteel Doornenburg met bijbehorende goederen,

groot samen ruim 80 ha. Bovendien kocht zijn vader voor hem het Suideras.

Hij werd zo heer van Suideras en Doornenburg en ging wonen op het Suideras. Judocus van der Heyden van Baak steeg snel in aanzien. In 1813 werd hij Baron de l'Empire. Kort daarop werd hij bij souverein besluit van 14 januari 1815 nr. 18 opgenomen in de Ridderschap van Gelderland en bij Koninklijk Besluit van 6 september 1822 nr. 114 werd hem de titel van Baron verleend, overgaande bij eerstgeboorte. Hij was heer van Baak, Luinhorst, Leemkuil, Doornenburg en Oud-Kell en was staatsraad in buitengewone dienst. Judocus had uit zijn huwelijk met Richmunda Louise Dorothea von Daell tot Eyll veertien kinderen, van wie er verschillende heel jong overleden. Het derde kind van J.H.A. van der Heijden, Carolina Anna Maria Josepha trouwde 27 october 1819 met Franz Otto Henricus Maria Nicolaus von Wintgen zu Ermelinghof (in het Munsterland). Zij kregen een dochter Mathilde Richmund Frederica Anna Maria die trouwde met Josephus Ignatz Anton Clemens Marie Johannes Nepomucenus van Twickel. Het vijfde kind, de dochter Judith Richmond Louise trouwde 28 november 1829 met Ernestus Georgius van Middachten van Vrieswijk. Zij hadden twee dochters Richmond Augusta Judoca Henriette die trouwde met Antonius Franciscus Vos de Wael, en Engelbartha Maria Bernardina Aloysia Augusta die in 1856 trouwde met Gerhardus Antonius Helmich. Het zesde kind, Louise Juliana Francisca Antoinette, trouwde 19 juli 1831 met Clemens Augustus Anthonius Ignatius Gerardus baron van Dorth tot Medler. Joost Hendrik Anton stierf 19 september 1854, oud 89 jaar. Op 19 september 1850 had hij aan de op een na oudste zoon, August Alexander Willem, een niet geringe hoeveelheid goederen verkocht, in hoofdzaak de volgende: Huize Baak, het Groene Hert, Tammink, vier huizen op de kleine Veers, Hissink en klein Hissink, de molen, het molenaarshuis, Boelengoed, de Drie Veldhoentjes, alles met bijbehorende landerijen op de Veers en in de Kloot. Op 20 december 1850 had hij zijn testament gemaakt. Daarbij werden goederen toebedeeld aan de zeven toen nog levende kinderen en aan de drie kinderen van de oudste zoon, Clemens Fr. W. van der Heijden van het Suideras.

Het zou te veel plaats vragen om dat allemaal tot in details te vermelden. Enkele opmerkingen daarover: Zoon Aug. Alex. W. kreeg een grote hoeveelheid toegewezen, onder andere verschillende percelen bos in en bij het Baakse Broek, landerijen in het Bakerveld, de Heerenweerd en aandelen in verschillende andere gronden in de Bakerweerd, aandeel in Brandsenborg, Harenberg, Hof te Baak en nog andere huizen, de weilanden langs de Bakerwaardse Laak vanaf het Slavonder tot aan de Baakse Brug, de Zwijnsberg en de Liesjesmaatjes. Zoon Lodewijk Willem Johannes Josephus kreeg het Kervel met de Horstink, aandeel in erve Bruil, en nog de Waltermaat. Zoon Adolph Clemens Karel kreeg havezathe de Leemcuil (Hengelo), met toebehoren, aandeel in enkele andere goederen onder Hengelo, en nog aandeel in het IJlsland. Zoon Ernestus Willem Canisius kreeg de Vree (onder Steenderen), Donderwinkel, Klein Vrendenberg en aandeel in Groot Vrendenberg, Spittaal, Jan Heitinksplaats (de Bult) en Tjoonkplaats (Klein Wantink) en verder nog verschillende bouw- en weilanden onder Baak, de Schiphorster en Veerster Tiende. Dan nog een eendenkooi plus huis onder Beltrum, en enkele bouw- en weilanden in de Bakerweerd. Aan dochter Carolina Anna Maria werden verschillende goederen vermaakt onder Hengelo en Zelhem en enkele landerijen in de Bakerweerd. Dochter Judith Richmondis Louise ontving bouwplaats het W--kelt, gronden op Bekelt en in Spalterbroek, aandeel in Helmichstede, de Spikmeen, aandeel in het Smalle Water, en verder nog goederen onder Doetinchem, Wijnbergen, Zeddam, Netterden en s'-Heerenberg. Dochter Louise Juliana Francisca Antoinetta kreeg "de Hofstede" (Bakerw.) en de havezathe de Luynhorst onder Didam. De drie kinderen van Clemens Frederik Willem ontvingen hun achtste deel van de boedel in geld." Gezien het feit dat Judocus ofwel Joost gerekend kan worden tot de meest invloedrijke Van der Heijdens van Baak heb ik hieronder de beschrijving overgenomen van Pater Koekkoek waarin hij het leenstelsel uiteenzet.

"Huize Baak en het leenstelsel.
Het leenstelsel hield in dat de leenman van de leenheer het gebruik kreeg van bepaalde goederen (kastelen, landerijen, rechten, ambten). Oorspronkelijk kwam het leengoed bij de dood van de leenman weer aan de leenheer. Later werden de lenen erfelijk. Bij de belening moest de leenman de leenhulde brengen aan de leenheer en de leeneed afleggen. Hierin beloofde hij zijn heer met raad en daad ter zijde te staan. De leenhulde kon hierin bestaan dat de leenman voor de leenheer neerknielde en zijn hand in de hand van de leenheer legde of die hand kuste. In het leenboek van Huize Baak staat een formule voor de leeneed van de leenmannen:

"Eedt der Lheenluyden. Ick N geloeve (=beloof) und sweere tho God mynen Lheenheren trouw und holt (=houw en trouw) tho syn; syns besten tho verdedigen, archstes tho warnen (=kwaad af te weren) und nhae mynen vermoegen tho kieren; dat ick oock unnd mynen aervhen dat lheen soe duck des noet geboert (=zo vaak dat nodig is) ontfangen, bedienen, vermaenen, und sunst daernae doen zullen wess (=wat) getrouwe lheenluiden oeren (=hun) heren schuldich synn tho doen, unnd dat ick hieraff geseekert und beloefft heb sal ick stets unnd onverbroecken holden, wie (=zoals) een from mann van ehren geboert (=betaamt); als my Godt helpe."

Bij de belening was de leenman aan zijn leenheer het zogenaamde "heergewaad" verschuldigd. Oorspronkelijk was dat een deel van diens krijgsuitrusting; naderhand werd hiervoor een geldbedrag vastgesteld. Bovendien moest de leenman ook nog iets betalen aan de schrijver en aan de leenmannen die bij de belening aanwezig waren als getuigen en raadslieden. Een leenman mocht het leengoed niet verkopen of met een hypotheek bezwaren zonder verlof van de leenheer. Dit verlof werd overigens gemakkelijk gegeven. En verder kon hij met het leengoed vrijwel doen alsof hij eigenaar was. Hij werd dan ook vaak de eigenaar genoemd van het leengoed. Als er een nieuwe leenheer kwam, of als een erfgenaam van de leenman het leengoed erfde, moest de leeneed vernieuwd worden. De verplichting van de leenheer bestond hierin dat hij de leenman moest beschermen. Het leenstelsel dateert al uit de tijd van de Frankische koningen die delen van hun rijk in leen gaven aan een leenman. Deze leenman moest dan tevens dat deel van het rijk besturen. Op den duur gingen leenmannen delen van hun leengoed ook weer in leen geven aan een leenman, enzovoorts. De heer van Baak was een leenman van de graaf van Gelre. In de oudste belening waarvan nog een aantekening over is (uit 1326), wordt het leengoed omschreven als "t Goet to Bake ende den tienden aldaer ende eene halve hoeve in Ellinchem." Eigenlijk waren dat drie leengoederen. Van die halve hoeve in Ellinchem (Ellecom?) horen we verder niets meer. Die tienden worden naderhand genoemd "die thienden tot vierhusen als Garkinck, Wermeldinck, Mengerinck ende Smedinck." Bij de belening van 21 october 1457 staat: "die hofstede tot Baeck mytt den gueden luden ende voirt allen synen toebehoren". Met die "luden" worden wel horigen bedoeld. Dat waren dan mogelijk mensen die woonden op de boerderijen die bij Huize Baak behoorden. Die boerderijen met bijbehorend land waren dan de "goeden". Onder "allen synen toebehoren" rekende men waarschijnlijk ook enkele rechten als jachtrecht, het recht op een windmolen en het recht van leenkamer, als dat laatste tenminste een speciaal recht was. Welke nu de boerderijen en landerijen waren die tot het leengoed 'het guet to Bake" behoorden staat nergens aangegeven. Er is een lijst van 29 juli 1766 die een overzicht geeft van de bezittingen horend onder Huize Baak met een taxatie van de waarde. Bij verschillende van die goederen staat bij dat het allodiale goederen zijn d.w.z. eigen goederen, dus geen leengoederen of feodale goederen. Bij een aantal staat niets bij. Moeten we daaruit concluderen dat dit leengoederen zijn horend bij Huize Baak? Het zou kunnen, maar ik betwijfel het sterk. Ik vermeld toch de lijst om een indruk te geven van wat de heer van Baak bezat onder Baak:

Het Huis te Baak cum annexis (=met toebehoren) f 6000
De Baakse Meulen: het Molenaars Huis met whey en gront en schuer
daar die Rosmuill in gestaan heeft met de windmolen f 6000
Beckers Goed allodiaal, met 12,5 morgen wei en ruim 6,5 morgen bouwland en met de hof en nog houtgewas f 11190
Erve Breukinck, allodiaal!, met ongeveer 9,5 morgen bouwland en 7 morgen weiland f 8055
Houtgewas onder Breukink f 3852
De Kerk Reyse, akkermaalshout + bomen f 3632
De Engelenborch (Donderwinkel) allodiaal met bouw- en weiland en houtgewas f 6702
Quaterwiijk (in de Toldijk) met toebehoren f 5350
Wei Veermans weerdt te Bronkhorst, allodiaal f 3700
Wei, het Griet of Landschaps groot Griet, allodiaal f 3150
De Diepe Rijdt (Bakerweerd) allodiaal f 1525
Een aantal wei- en bouwlanden in de Bakerweerd die leengoed zijn van Putten f 10358
Pieskes slagh, weide met bomen, allodiaal f 2050
Juffer Swaefkes weiland, allodiaal f 2200
De Lange Hofsteede of Boelengoed, leenroerig (d.w.z. leengoed van) aan Bergh f 5440
De Bubbink met toebehoren (wsch. allodiaal) f 1130
Het landje met de bult (wsch. allodiaal) f 400
Erve Woekholt, met toebehoren, allodiaal f 5070
Het goed Wormeldinck (Toldijk) (allodiaal?) f 1853

Tot het leengoed "het goet te Baecck" blijkt alleen te horen Huize Baak met onmiddellijke omgeving en de molen met toebehoren. Vreemd genoeg staat hier Breukink vermeld als allodiaal, terwijl het in de leenregisters aangegeven staat als een leen van de graven van Gelre. Het bezit van de Heren van Baak is in 1766 niet onaanzienlijk, maar toch ook niet indrukwekkend. Tegen het midden van de 19e eeuw zal dit bezit zijn hoogtepunt krijgen. Baron J.H.A. van der Heijden bezit dan in de gemeente Steenderen een 635 ha met een aantal boerderijen en boerderijtjes, in de gemeente Hengelo ook een 689 ha met eveneens een aantal boerderijen en verder in verschillende andere gemeenten nog een aanzienlijk aantal goederen.

Hiervoor werd al even aangestipt dat Huize Baak een leenkamer bezat. Dat betekent dat de heren van Baak zelf ook leenheren waren die een aantal goederen in leen uitgaven. Dat werd van een bepaalde tijd af genoteerd in een "Leenboeck des Huises Baeck und des Huises Hackvoordtt". Op het moment dat dit leenboek werd aangelegd waren Baak en Hackvoort in één hand. Waarschijnlijk heeft Jacoba van Hackvoort, weduwe van Goossen van Raesfeldt, dochter van Berend van Hackvoort, dit boek laten aanleggen, en wel omstreeks 1571. Bij die lenen waren dus ook lenen van Hackvoort. De leengoederen van Baak en Hackfort waren de volgende:

1. Tienden in Almen en Warnsveld.
2. De Dortmunsche Tienden of Tienden to Suyren (in Voorst).
3. Het Onlandt of Capellenbos (in de Toldijk).
4. Wullinck Slag of Walremaete (in de Bakerweerd).
5. Peissen Slach of Peiskes Slach (in de Bakerweerd).
6. Landt en Tienden op den Zutphensen Enck.
7. Vlamminck of Flamminck (in de Toldijk).
8. De Kleine Lankhorst of Vosje of Oude Vos (Wichmond).
10. IJckinck of Ickinck (Hengelo).
11. Uylen Bongaert (in Baak).

Bij latere beleningen, als Baak en Hackvoort niet meer in één hand zijn, blijken de goederen 1, 4 en 5 geen lenen van Baak te zijn. Dat waren dus lenen van Hackvoort. In genoemd leenboek wordt ook vermeld wat de kosten zijn van een belening van zo'n Baaks of Hackvoorts leen:

"Een beleeninge costet wegen t hergewaet zeven golt gulden, den goltgulden ad 28 stuyvers brabantz. Item ses quarten wyns als voir twee mannen van leene und den schryver. Item den schryver vanden brieff tho maecken eenen schilt, off anderhalven goltgulden ad 28 st den goltgulden".

In de Franse tijd werd het leenstelsel afgeschaft bij art. 25 van de Burgerlijke en Staatkundige Grondregels van de Staatregeling van 1798. De Staatregelingen van 1801 art. 16 en 1805 art. 9 verklaarden dat het leenrecht was afgeschaft en dat alle leengoederen eigen goederen werden van de leenmannen". Van die schadeloosstelling is bij mijn weten niets terecht gekomen.

Het tiendrecht
We zagen boven dat de heren van Baak ook beleend werden met de tienden van vier huizen. Later werden die tienden ook wel de Vierhuistienden genoemd. En misschien zijn die dezelfde als de Veerstienden. Dat de heren van Baak beleend werden met tienden betekende dat zij het tiende deel ontvingen van de opbrengst van de korenvelden en mogelijk ook van andere gewassen. Het tiendrecht is al van zeer oude oorsprong. Oorspronkelijk was het een recht dat samenhing met de godsdienst. Al in de oudste bijbelboeken wordt erover gesproken. In het boek Leviticus bijvoorbeeld zegt Mozes tot de Isarëlieten: "Het tiende gedeelte van alles wat je land aan koren en vruchten oplevert, komt toe aan de Heer". En ook nog: "Bij de telling van je runderen, schapen of geiten moet steeds het tiende dier apart gezet worden; het komt toe aan de Heer". Ook bij het Christendom vond het zijn plaats. In de wetten die Karel de Grote opstelde voor de Saksen lezen we: "Eveneens bevelen wij volgens Gods bevel, dat allen het tiende deel van hun goed en hun arbeid moeten geven aan hun kerken en priesters". Veel kloosters en kerken kregen zo tiendrechten. Later kwamen deze ook in handen van leken.

Men kende verschillende soorten tienden:
Grove tienden (ook kleine tienden genoemd) werden geheven van allerhande soorten koren.
Smalle tienden (ook kleine tienden genoemd) werden geheven van tuinvruchten, hooi, vlas, hennep, etc. Krijtende tienden (ook bloedtienden genoemd) werden geheven van jongen van dieren als biggen, ganzen, etc. Novale tienden werden geheven van pas ontgonnen land.

Tot in het begin van deze eeuw was veel land tiendplichtig. Vaak inde de "tiendheer" niet zelf die tienden maar verpachtte hij die. Bij de wet van 16 juli 1907 werden alle tienden opgeheven met ingang van 1 januari 1909. Aan de tiendgerechtigden werd door de staat de gekapitaliseerde waarde der tienden uitbetaald. In de leenregisters van het Graafschap Gelre die betrekking hebben op "het goet te Baeck" wordt dit goed enkele keren de Hof te Baak genoemd. Daaruit hebben sommigen de conclusie getrokken dat Huize Baak ontstaan zou zijn uit een afsplitsing van de Hof te Baak. Ik geloof dat niet en wel om de volgende redenen (JH: Klinkklare onzin):

1. Bij de oudst bewaard gebleven beleningen staat "t Goet te Baeck", en niet de Hof te Baak.
2. Nergens wordt er iets gezegd over een afsplitsing.
3. Leden van het geslacht "van Baeck" (uitgestorven 1476)
(dus uitgestorven vóór het overlijden van Anna van Baeck van Middachten 1625, JH) kom ik tegen in een 200-tal actes. In geen enkele van die actes is er sprake van een of andere band met de Hof te Baak.
4. In 1344 leende hertog Reinoud van Gelre geld van de steden Wageningen en Arnhem; hij stelde hierbij de Hof te Baak als onderpand. Zoiets kan men niet doen met een leengoed. In 1462 leent Arnoud van Gelre 15.000 Rijnse guldens van Derk, Johan en Gijsbert van Wisch
(= Van Heyden, JH), waarvoor ze jaarlijks 11 pond zullen krijgen o.a. uit de Hof te Baak. In 1465 kreeg Evert van Ulft de hof te Baak in onderpand van Hendrik van Ghemen. Dat zou allemaal niet kunnen als de Hof te Baak een leengoed geweest was. (JH: Conclusie: het was een allodiaal goed van de familie van Heyden).

Het recht van Havezathe
Oorspronkelijk werd de titel havezathe gegeven aan een wat groter huis met bijbehorende landerijen. Later werd er een versterkt huis mee aangeduid, omringd met grachten, waaraan bepaalde rechten verbonden waren. De bewoners van die havezathe konden over het algemeen slechts van die voorrechten genieten als voldaan werd aan bepaalde voorwaarden. In de Graafschap moest men tot de Zutphense Ridderschap behoren; en daarin werd men slechts toegelaten als men kon aantonen dat de grootouders van vaders- en moederszijde alle vier van adel waren. Bovendien moest men na omstreeks 1620 tot de Hervormde godsdienst behoren. Een van de voorrechten aan een havezathe verbonden was, dat de eigenaar mocht deelnemen aan de zogenaamde kwartiersvergaderingen. Dat waren de vergaderingen van de Staten van het Kwartier van Zutphen. (Gelderland was tot aan de Franse tijd verdeeld in drie kwartieren, elk met een eigen bestuur.) De ridders die op de kwartierdagen verschenen kregen een "douceurtje" van 200 gulden!"

Tot zover deze informatie. De kwartierstaat van Judocus tref je bijgaand aan. Alsmede de stamboom met zijn nakomelingen. Zijn portret is te bewonderen in de Van der Heydenzaal van Kasteel Doornenburg. Deze ideeën indachtig, alsmede het verhaal over de Hohenzollern ben ik gistermorgen zo door en langs het plan Tolhuis gelopen. Daar trof ik al enkele carnavalsgasten aan bij het Triavium.

Waaronder een bus uit Heino, alwaar mijn baronnale naamgenoot woonachtig is. Aangezien de paarse japon bij de State Off Art Metal Store nog steeds in de etalage prijkt heb ik dan ook spoorslags besloten naar de regio van Judocus terug te keren met de trein van 14.11 uur.

Om ongeveer 14.52 uur kwam ik in Dieren aan teneinde aldaar vast te stellen dat van het voormalige Paleis van de familie Van Oranje nog slechts een bosschage rest en de oprijlaan.

 

De treinen van de Nederlandse Spoorwegen reden echter wederom exact op tijd. Zoals het hoort en betamelijk wordt geacht. Ook ligt de Florishaeve klaarblijkelijk nog steeds op ons te wachten in Ellecom. Vandaar dat ik ook nog een kort bezoek heb afgelegd aan het aldaar gevestigde conferentiehotel Avegoor. Het complex lijkt mij geschikt voor congressen binnen het kader van de uitvoering van onze verdere beleidslijnen. Directeur van het Landgoed Avegoor is de heer Alfred de Bruyn.

Na dit zakelijk intermezzo ben ik wederom in de sauna Wellecom te gast geweest. Er waren al meer leden van ons illustere familiegeslacht aanwezig. Onder meer uit Velp en Westervoort.

Het belangrijkste gespreksthema onder de gasten was deze keer De Liefde. Zo werd ik in een groep uitgenodigd om mee te praten over het plaatsen van een relatie-advertentie. Dienaangaande heb ik enige ervaring. Zo heb ik ooit nog eens de eerste prijs gewonnen van de Telegraaf in het kader van VALENTIJN in verband met de tekst Wil de echte Dulcinea opstaan? Cervantes. Ik kreeg toen twee kaartjes voor de bioscoop. Die heb ik haar doen toekomen. Uiteraard nóg een kaartje voor haar toenmalige echtgenoot. Ik houd mijn ex immers ook altijd in ere als het even kan. Vervolgens ontstond er een discussie in de leeszaal en nadien aan de rand van het zwembad over de vraag wat naar mijn inzichten centraal dient te staan. Hierbij heb ik geadviseerd op de eerste plaats uit te gaan van het idee toekomstvisie om vervolgens van breed maatschappelijk naar persoonlijk te gaan vernauwen. In die volgorde. Ik heb ook uitgelegd dat ik in september 1997 nog een advertentie heb geplaatst in het NRC. De enige reactie die ik daarop heb ontvangen heb ik van de hand gewezen. Er waren weer enige bekenden in de sauna, zoals het echtpaar uit Doetinchem, dat mij vorige week een lift heeft gegeven naar het station te Dieren, alsmede de heer Loek Gorris, de ecologische hovenier uit Zutphen. Na een langdurige conversatie aan de bar kreeg ik gisteren om 23.00 uur wederom een lift aangeboden door een heer met de naam Raymond, zodat ik met de trein van 23.38 naar de oude keizerstad kon terugkeren. Dan nu het nieuws van vandaag. Volgens dochter Den Uyl 'Vader Máxima niet welkom

Ik heb het interview eveneens via de televisie gevolgd. Mevrouw Noorman-den Uyl is - voor zover ik goed ben geïnformeerd - de meest waarschijnlijke opvolgster van Ed d'Hondt als Burgemeester van Nijmegen. Haar mening terzake beschouw ik derhalve als buitengewoon zwaarwichtig.

Royal Cervantes Airlines Kapitaalinjectie voor noodlijdend Sabena. Deze ontwikkeling past geheel en al binnen onze strategische doelstellingen. Ik herinner mij dat Peter ook nog leuke dia's heeft van ons bezoek aan Gran Canaria. Ik zou hier graag over beschikken om ze eveneens digitaal vast te leggen. Zélf ben ik nu gevorderd tot 25 juli 1972 (Oostenrijk). Er is dus nog heel wat werk te verzetten. Liefde is... ...zijn liefdesbrieven koesteren. Voor zover ik mij kan herinneren heb ik er in mijn leven slechts één geschreven. Maar als het nodig mocht blijken ga ik er wel weer een keer mee door. Wie weet. JOOST MISSCHIEN?

23 JANUARI 2001 JOOST ZAL HET WETEN