Nijmegen, 9 september 1993 Beste Tjitse, Ik hoop dat ik je niet overvoer met mijn persoonlijke problematiek, maar inmiddels is het voor mij een vertrouwde activiteit geworden je een brief te schrijven. Ik communiceer graag op dezelfde voet door als je het niet bezwaarlijk vindt, maar ik ben me wel bewust dat ik jou nu met problemen van mij opzadel en ik hoop dat ik je ook een wederdienst kan bereiden. Jouw laatste briefwisseling met L. houdt mij nog heel sterk bezig, zoals verwacht. Ik vind de situatie uiterst paradoxaal: in februari ontving ik je post waarin je aankondigde tegen Nieuw Elan te gaan procederen, dit meld je vervolgens aan de directie van Nieuw Elan en daarna spring je voor mij in de bres richting L. en van haar krijg je een waarderende brief als antwoord terwijl jij nou niet bepaald L.s belangen dient, althans niet de belangen van Nieuw Elan.

L. doorziet mij als geen ander en dat heeft zij altijd gedaan. Ze heeft een perfecte intuïtie en weet precies wat ze wel en niet schriftelijk kan communiceren. Zo heb ik nog regelmatig nagedacht over haar opmerking dat obstakels uit het verleden in mijn belevingswereld besloten liggen. Dit kan een andragologische visie zijn, misschien een juridische, waarin zij al op voorhand op papier de verantwoordelijkheid voor mijn gevoel bij mij neerlegt, maar van de andere kant weet zij ook erg veel over mijn belevingswereld. Toen ik mijn Ruta de Don Quijote door La Mancha maakte heb ik haar een brief geschreven vanuit het dorpje El Toboso, de woonplaats van Dulcinea. Fijngevoelig als ze is weet zij wel welke symbolische waarde die brief heeft.

Ik respecteer nog steeds haar wens om geen contact met mij te hebben, maar hoe meer ik nadenk over "loslaten", des te moeilijker dat voor me wordt. Vanaf vrijdagavond ben ik voor mijn omgeving weer moeilijk bereikbaar. Zoals al vaker is voorgekomen zit ik dan stil voor me uit te kijken en krijg ik vragen over wat er met mij aan de hand is en waarom het zo stil is aan tafel. Ik denk dat het weer terug is, dat gevoel. Al heb ik L. al bijna een jaar niet meer gezien, wat er de afgelopen week gebeurd is heeft dat oude gevoel in verhevigde mate weer bij mij opgeroepen: ik houd van haar. Toen ik vorige week die tekening had gemaakt met L.'s silhouet vertelde ik mijn kamergenoot voor het naar bed gaan dat ik me weer verliefd voelde. De volgende ochtend werd ik in een trieste stemming wakker, met een gevoel van leegte, een soortgelijk gevoel als toen ik in juli mijn echtscheiding nog niet verwerkt had, maar nu ging het om een andere persoon.

Nadat E. mij enkele weken geleden had verteld dat er voor ons geen weg terug meer was heb ik die situatie waarschijnlijk nu mentaal geaccepteerd. Hierdoor is er misschien ook wat ruimte ontstaan om, richting E., zonder schuldgevoelens aan L. te denken. Ik denk nu nog aan de gigantische crisis die ik in september 1991 had toen ik in Nijmegen was. Ik droomde toen voortdurend van die twee vrouwen en had het gevoel dat ik psychisch en emotioneel in twee helften uit elkaar werd getrokken. Ik wandelde nadien met mijn gezin in de bossen van Doorn en voelde mij als door een magneet naar Oegstgeest getrokken.

Die situatie heb ik geprobeerd te verzakelijken d.m.v. mijn Cervantes-plan. In dat kader heb ik L. ooit eens verzocht of ik een kamertje in het Nieuw Elan-pand zou kunnen huren t.b.v. Cervantes. Wil Plevier had t.b.v. de start van zijn nieuwe bedrijf in Hoofddorp van haar ook een ruimte beschikbaar gekregen. Ik kreeg toen echter een schriftelijk antwoord dat zij het onbehoorlijk vond om een ruimte te verstrekken aan iemand die niet bij Nieuw Elan werkte. Die situatie hebben we samen later uitgesproken, maar als ik er nu nog op terugzie denk ik dat ik daar inderdaad graag had gezeten om bij haar in de buurt te zijn. Ik denk dat ik nu ook haar felle reactie in haar brief van november heb begrepen. Ik had haar geschreven dat zij en haar echtgenoot vanaf dat moment bij mij hartelijk welkom waren. Ik denk vooral dat haar man daar moeite mee heeft. Wat denk jij daarvan?

Al bij al is mijn liefde voor haar nog niet gestorven en zal het nog wel minstens een jaar of twee duren voordat ik in staat ben een andere relatie aan te gaan en zij uit mijn belevingswereld verdwenen kan zijn. Twee vrouwen vergeten die in je leven erg veel betekend hebben kost erg veel tijd. Voor alle duidelijkheid: een andere relatie dan een collegiale relatie heb ik nooit met haar gehad en een primaire relatie heeft ze al, maar in mijn belevingswereld is zij thans nummer één.
Door jouw initiatief van vorige week kan L. nu denken dat jouw correspondentie inzake Nieuw Elan voor een deel ook door mij is beïnvloed. Hoe denk je daarmee om te gaan? Hoe wordt nu jouw persoonlijke positie tegenover L.? Ikzelf denk dat het goed is dat je met haar praat over het probleem Breuker/Maris en het probleem Breuker/Ravenstein. Als je haar inlicht m.b.t. het probleem John/L. heb ik er geen probleem mee dat je haar vertelt onder welke condities ik met jou de samenwerking ben aangegaan. Wat je over mijn gevoelsleven overdraagt laat ik graag aan je eigen verantwoordelijkheid en inschattingsvermogen over.

Er zijn nog verschillende second thoughts bij mij opgekomen naar aanleiding van jouw brief van 1 september. Bij jou is het gevoel opgekomen dat L. mij ondanks alles kwijt wilde. Ook vermoed je dat José mijn plaats bij Nieuw Elan heeft ingenomen. Ik heb dit idee tot op heden uitsluitend gezien vanuit een door jou bevooroordeelde situatie jegens José Ravenstein. Naarmate ik jouw ervaringen met José wat meer op me in laat werken begint mijn visie over haar wel enigszins te veranderen. Ik heb José eigenlijk altijd beschouwd als een goede collega. In de AtM-cursus waarvan zij projectleidster was, was José de eerste die een troostende arm over mijn schouders legde toen ik tijdens het cursusblok conflicthantering helemaal was komen vast te zitten in verband met het juridische conflict waar ik toen nog middenin zat. Dit heeft mijn houding naar José toe emotioneel steeds gekleurd. José is voor mij daarom ook een hele tijd een vertrouwelinge geweest. In NOORDWIJK gaf zij mij regelmatig een lift naar het station in Leiden in de tijd dat ik moeilijkheden thuis had. Tijdens een van die ritten heb ik haar ooit eens verteld dat ik steeds meer problemen ging krijgen met de cultuurverschillen van het westen en Noord-Brabant, waar mijn vrouw vandaan kwam. José vertelde tijdens die rit ook dat zij regelmatig bij L. thuis in Oegstgeest op bezoek kwam. Zij deed erg veel voor Nieuw Elan en L. steunde ook voor een stuk op haar. Eigenlijk kon zij niet anders. Er moest bezuinigd worden en de kosten van projectleiders waren hoog. Daarom kreeg José van L. ook de projectleiding over twee projecten toebedeeld, zoals je ongetwijfeld weet: de AtM Amsterdam en het Informatica Intermediair Project, dat wij in het kader van de totale Baakgroep-reorganisatie van RegioBaak hadden overgenomen. Ook José was een harde werker maar was vooral sterk geïnteresseerd in organisatie-management en strategie-ontwikkeling en omdat het denken ook het handelen van de mensen bepaalt, werkte ook José met persoonlijke ontwikkelingsstrategieën en zij was een van de eersten die bij Bert Hortensius in de gunst kwam, o.a. door een persoonlijke oproep, tijdens het al eerder vermelde Nieuwjaarsdiner 1990 in het Havengebouw te Amsterdam, aan het gehele personeel om nu de schouders onder Nieuw Elan te zetten. Ik heb persoonlijk het nadeel gehad in de Nieuw Elansituatie dat ik niet anders kan dan denken vanuit het belang van de organisatie. Zo zit ik in elkaar. Mijn persoonlijke belangen heb ik - al vanaf 1981 - aan de belangen van de organisatie ondergeschikt gemaakt. Vanuit die attitude keek ik ook tegen de Nieuw Elan-organisatie aan en achteraf realiseer ik mij inderdaad dat José gaandeweg in mijn persoonlijke situatie is gaan infiltreren. Zij vond daarin een alliantie-partner in Annet de Jong.

Ik lees: "Nu je tijd hebt om in alle rust na te denken zijn er wellicht verschillende vraagtekens over zaken die krachtens jouw functie ten onrechte buiten jou om zijn behandeld. Je wist ook niets van mijn verwijdering."

Dit is een zeer steekhoudende opmerking. Ik vraag mij af of José mijn privé-problematiek heeft aangewend ten behoeve van haar eigen belangen. De gedachte is bij mij opgekomen dat zij Bart Heinrichs, L.s huidige echtgenoot, op de hoogte heeft gesteld van die problemen en deze in verband gebracht met de goede relatie die ik met L. had. Vergeet niet dat alle projectleidersvergaderingnotulen werden getekend met "John/L." en dat wij daardoor binnen het bedrijf steeds als een twee-eenheid naar buiten zijn getreden. In januari 1991 kondigde L. in de projectleidersvergadering aan dat zij met Annet de Jong naar Madrid zou gaan. Ik was daar voordien niet van op de hoogte gesteld. Na terugkomst uit Madrid verscheen Annet luidruchtig op het secretariaat en vertelde op een uitdagende manier, in mijn aanwezigheid, hoe leuk het weekend met L. in Spanje was geweest en dat ze nadien erg veel plezier had gehad met Bart, die haar en L. op Schiphol had afgehaald. Annet en José hadden een wapen gevonden om mij te treffen. Nadien was Annet pas regelmatig op de projectleidersvergaderingen aanwezig en manifesteerde José zich ook steeds nadrukkelijker. Als personeelsfunctionaris wist ik niet beter dan dat José's dienstverband bij afloop van haar project zou aflopen (oktober 1991). Dat is ook gebeurd, maar tijdens mijn laatste bezoek was José weer bij Nieuw Elan werkzaam en had als hoofdtaak: ondersteuning van L.. Ik denk dat jouw vermoeden dat José mijn plaats heeft ingenomen inderdaad juist is. Annet en José hebben L. waarschijnlijk klemgereden, waardoor zij niets anders kon dan mij uitdrukkelijk te verzoeken privé en werk strict gescheiden te houden. Maar deden José en Annet dat ook? De eerste notulen na mijn ontslag zijn opgemaakt door Annet de Jong en als laatste zin heeft zij geformuleerd: "Woensdagavond 26 juni om 18.00 uur is er misschien champagne". Kort daarvoor had ik mijn afscheid "gevierd".

Dezelfde Annet de Jong heeft mij op de avond dat Joop Tegels afscheid nam van Nieuw Elan nog gezegd: "Ik ben blij dat hij opdondert". In de tijd dat ik mijn stage deed controleerde zij samen met Joop Tegels echter elke beweging van mij. Na elk gesprek dat ik met Joop voerde hield Annet een gesprek met hem en bij de start van het Spanjeproject, in Grand Hotel Wientjes te Zwolle, vleide zij hem nog om salarisverhoging. Over dubbelrol gesproken! Ook Tjeb Maris heeft ze laten vallen als een baksteen, terwijl ze in de NEI-periode in zijn aanwezigheid nog vertelde dat zij jaloers zou worden als ik met Maris alleen afspraken zou maken. Ik twijfel absoluut niet aan de integriteit van L., maar De Jong en Ravenstein hebben haar wel bewerkt en niet alleen in het belang van de organisatie.
In mei 1991, enkele dagen voor mijn ontslagaanzegging, heb ik met het personeel van NE aan een volleybalwedstrijd meegedaan in Oegstgeest. Er is op die historische avond een groepsfoto gemaakt van de spelers, samen met L.. José zou mij de afdrukken bezorgen. Ik heb die foto's betaald, maar nooit meer van José gekregen, ondanks herhaalde verzoeken.

Vorige week zondag is het Lions-jaar officieel geopend met een brunch. De President heeft daarbij aangekondigd dat de servicecommissie als een van de interne service-projecten een project "John van der Heijden" op stapel heeft staan. De groep van zeven heeft een aantal plannen waarvan ik nog niet op de hoogte ben, maar die ze met mijn behandelend team willen bespreken. Mijn goede vriend Loek van Munster is coördinator en contactpersoon van dit project. Het ziekenhuis staat positief tegenover dit initiatief. De groepsleden willen er een serieus project met een looptijd van anderhalf à twee jaar van maken met als inzet:

a. een goede gezondheid
b. een baan
c. een nieuwe huisvesting

Ik ben inderdaad erg gelukkig met dit initiatief. Als L. in het kader van dit plan verder nog haar medewerking kan verlenen m.b.t. een baan voor haar oud-collega ben ik nog gelukkiger en dan hoop ik ook dat zij jou ook aan een baan kan helpen waar je nu eindelijk wel eens recht op hebt na al die strubbelingen.
Ik denk niet dat het op dit moment opportuun is dat je met Jan Wilzing voor mij contact opneemt. De heer Wilzing maakt van de projectgroep "John van der Heijden" deel uit en ik heb met hem een goed persoonlijk contact. Ik herhaal wel mijn aanbod aan jou om de heer Wilzing te verzoeken vragen m.b.t. T. Maris door de CRI te laten onderzoeken. Ik heb dan wel behoefte aan concrete vragen.

Tot slot: Het weekend van 19 of 26 september kom ik graag naar Groningen. Ik kan een bezoek aan jou dan combineren met een bezoek aan een vriend in DELFZIJL. Neem je hierover nog even contact met me op?

13 SEPTEMBER 1993 JOUW BRIEF VAN 8 SEPTEMBER 1993