Aan de Minister van Justitie Voor deze mr. W.F.G. Meurs Postbus 20301 2500 EH 's-GRAVENHAGE Datum: 17 april 1996 Betreft: UW BRIEF 550342/96 Kenmerk: ICB/Justitie960327 (correctie: ICB/Justitie960417)

Excellentie, Uw brief d.d. 10 april 1996 heb ik in goede orde ontvangen.

Aangaande mijn brief d.d. 29 februari, kenmerk ICB/Justitie960229, meld ik u hiermede dat ik deze aangetekend met ontvangstbevestiging heb verzonden en dat de ontvangstbevestiging in mijn bezit is. Het verontrust mij derhalve dat u deze nimmer heeft ontvangen. Gezien de gevoeligheid van de inhoud hoop ik echter dat hij op uw departement in vertrouwde handen is gekomen en een veilige plaats in een kluis heeft gekregen. In Uw brief bespeur ik wel enige zorg over het feit dat ik met veel instanties over allerlei onderwerpen per brief van gedachten zou wisselen. Op dit punt kan ik u echter geruststellen. Ik communiceer slechts in de richting van instanties die mijn Beleidsplan Instituto Cervantes Benelux, dat uit mijn loopbaanadvies in 1991 bij mijn vertrek bij de Baak tot stand is gekomen en dat ik heb afgestemd op de uitgangspunten van het Nederlandse Regeringsbeleid, kunnen ondersteunen. Ik neem hierbij de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht. Binnen dit kader meld ik u dat ik een dezer dagen aan Mr. Zwerwer te Leeuwarden een reactie zal doen toekomen op het Rijksrechercherapport over de RCID KENNEMERLAND, dat ik in goede orde heb ontvangen. Ik maak mij wel oprecht bezorgd omtrent de ernstige problemen waarmee medewerkers van uw departement worden geconfronteerd. Ik dank u dat u kennis heeft genomen van mijn brieven en laat u hiermee graag weten dat ik verder kan instemmen met de inhoud van uw brief. Hoogachtend, J.L. van der Heyden.

18 APRIL 1996 BRIEF ICB/JUSTITIE960229 TER ATTENTIE VAN MINISTER WINNIE SORGDRAGER VAN JUSTITIE VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN