Nijmegen, 23 februari 1994 Beste Tjitse, Dank voor jouw brief van 19-2-94 en proficiat met de toegezegde gratis juridische bijstand. Ik heb bewondering voor je moed en doorzettingsvermogen en ben zeer benieuwd naar de verdere ontwikkelingen. Op mijn steun in het proces tegen de gemeente Groningen kun je rekenen.

Brief Kortes d.d. 17 februari 1994

Ik hoop voor jou dat mijn mededeling m.b.t. de inhoudelijke en organisatorische bemoeienis van de heer Snippe met de Management Opleiding Noord van Nieuw Elan voor jou een aanknopingspunt is om het Arbeidsbureau ten aanzien van jouw problematiek nog verder aan te spreken. Snippe zal echter ongetwijfeld inhaken op de slechte wet- en regelgeving die er in Nederland bestaat m.b.t. de allocatie van scholingsgelden en het toezicht op de kwaliteit van de hiermee bekostigde opleidingen. Het gebrek aan regelgeving t.a.v. door het departement van SoZaWe bekostigde onderwijs kan mijns inziens Kortes' uitspraak in bijlage 3A onder 2.1 "Gezien de verantwoordelijkheid voor cursussen zal ongetwijfeld ook bemoeienis met de inhoudelijke kwaliteit van N.E.N. aan de orde zijn geweest" worden gerechtvaardigd. Voor zover relevant is het mijns inziens een zaak voor Mr. Rijpkema om te beoordelen of dit gegeven een aanknopingspunt is om jouw zaak kracht te kunnen bijzetten.

Ik denk dat het van belang is je erop te attenderen dat ik mijn adviezen in de staf van Nieuw Elan heb gegeven vanuit mijn ervaring als voormalig manager van een particulier buitenschools opleidingsinstituut die in samenwerking met het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen heeft gewerkt aan een stuk wetgeving om de kwaliteit van cursussen en opleidingen te controleren. De WEO is voor de overheid een instrument geworden om een stuk verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van particuliere opleidingsinstituten naar zich toe te trekken. Wet- en regelgeving loopt helaas echter fors achter bij de maatschappelijke ontwikkelingen. Alleen de totstandkoming van de WEO heeft al zeven jaar geduurd. De totstandkoming van diens voorganger, de WEISO (Wet Erkenning Instellingen voor Schriftelijk Onderwijs), heeft ongeveer twintig jaar geduurd. Het lijkt mij onder de gegeven omstandigheden van destijds dan ook niet onredelijk dat Snippe controle uitvoerde over de activiteiten die op grond van zijn persoonlijke toezegging werden bekostigd. Ingaande op jouw opmerking "Op miljarden 'Haagse' onderwijsgelden voor allerlei onderwijsinstellingen (lager onderwijs, middelbaar en hoger onderwijs) worden checks en controle uitgevoerd door o.m. onderwijsinspecteurs" attendeer ik je op het substantiële verschil tussen reguliere en particuliere instellingen voor onderwijs. Wanneer je spreekt over checks en controles door onderwijsinspecteurs is dat slechts van toepassing op de onderwijsactiviteiten van het reguliere, door het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen bekostigde onderwijs, alsmede de onderwijsactiviteiten van in het kader van de WEO erkende particuliere opleidingsinstituten en hiervan nog slechts die activiteiten welke vallen onder de reikwijdte van die wet. Dit zijn uitsluitend diplomagerichte programma's waarvan de examens onder toezicht staan van een rijksgecommitteerde van verschillende departementen als O&W, EZ, Landbouw en Visserij. Hiernaast is er een groot grijs veld aan opleidingsmogelijkheden die ten gevolge van de maatschappelijke ontwikkelingen als paddestoelen uit de grond zijn gekomen en een zodanig flexibele structuur vertonen dat zij beter konden inspelen op de eisen die het moderne bedrijfsleven stelde dan de vastgeroeste structuren van het regulier onderwijs waarin pedagogen en vakspecialisten zich slechts bezighielden met het overdragen van boekenkennis. Bepaalde doelgroepen, zoals de werkzoekende academici, werden met dit systeem niet bereikt.

Mijn persoonlijke mening omtrent eigen bedrijfskundige en onderwijskundige verantwoordelijkheid van het particuliere onderwijsinstituut dien je te zien in het verlengde van het bovenstaande. Toen ik als staffunctionaris bij Nieuw Elan mede beleidsverantwoordelijkheid had gekregen, zij het in adviserende vorm aan de directie, heb ik gemeend dat Nieuw Elan op dat gebied en op dat moment een voortrekkersrol kon gaan vervullen. Van L. had ik de verantwoordelijkheid gekregen zowel de interne als de externe communicatieprocessen in goede banen te leiden. De interne communicatieprocessen werden gereguleerd door bindende vastlegging van gemaakte afspraken in de notulen. Externe communicatieprocessen verliepen via het gezamenlijk te ontwikkelen PR-plan en de ontwikkeling van samenwerkingscontracten met marktpartners: arbeidsbureaus, bedrijven, cursisten, docenten, coaches. Naar mijn idee gingen de eenzijdige bemoeienissen van de arbeidsbureaus met de interne aangelegenheden van het instituut iets te ver. Wanneer het financiële opleidingsresultaat een batig saldo kende, werd dit saldo teruggevorderd. Bij tekorten werden nimmer aanvullingen verstrekt, zodat het instituut daar een groot eigen risico in droeg.

Ik ben persoonlijk van mening dat er op de voor jou aangewende onderwijsgelden controle diende te bestaan. Of daar een juridische grondslag voor bestaat weet ik niet. Ik ben benieuwd naar Rijpkema's mening hierover. Ik ben ook van mening dat de dienst SoZaWe op een onaanvaardbare wijze met jouw toekomst heeft gesjoemeld. Op de eerste plaats door jou voor een cursus (MLP) in te schrijven die niet bestond of waarvan althans de startdatum niet was vastgesteld, op de tweede plaats door de verantwoordelijkheid voor het verdere verloop van jouw toekomst van Nieuw Elan over te nemen zonder wederhoor en op de derde plaats door jou nadien met een kluitje in het riet te sturen.

Ik ben benieuwd of je een juiste koppeling kunt leggen tussen Kortes' verklaring omtrent eigen verantwoordelijkheid, de handelingen van de dienst SoZaWe en de gesprekken die Maris en Snippe, vele maanden na het beëindigen van Maris' dienstverband, met elkaar hebben gevoerd. Mijn opmerking punt 3.h. uit mijn brief van 17 maart 1993 heb je juist gesignaleerd.

OM-Project

Je vraagt of het juist is dat ik door die Entrelan-advertentie toegevoegd ben aan Groningen. Dat is inderdaad juist. Mijn toelating tot het OM-Project van Entrelan kostte het GAB Groningen fl. 1100,- voorzover ik het mij goed kan herinneren. Om tot het OM-Project te worden toegelaten heb ik in Groningen de toelatingstest afgelegd en nadien het accorderingsgesprek in het hoofdgebouw van de PTT te Groningen gevoerd met de heer Meijer van het selectiebureau Meijer en Meijaard. Op mijn eigen initiatief ben ik in overleg met Entrelan-directeur Roland van der Krogt nadien naar het Entrelan-project te Utrecht overgeplaatst omdat ik in Maarn woonde. Ik heb in Utrecht verder de gesprekken met mijn coach gevoerd. Kortes' mededeling (punt 2.2.) is dus inderdaad onjuist, met name de zin "Met de expliciete bedoeling, zoals ook in de advertentie vermeld, dat slechts werkzoekenden uit de Noordelijke regio mee konden doen". Ik heb Roland van der Krogt persoonlijk geadviseerd de door de heer Kortes hierboven genoemde zinsnede in de toekomst in de advertenties van Entrelan Noord op te nemen. Dat is nadien ook gebeurd. De heer Kortes zal je dus wel een advertentietekst uit de Volkskrant kunnen voorleggen met bovengenoemde zinsnede, maar op het moment dat ik mij voor het OM-Project inschreef was die beperkende zin in de advertentie van de Volkskrant niet opgenomen. Ik begrijp dat je geen sympathie meer koestert voor Snippe en Kortes. Zij hebben echter wel een machtspositie waar Maris gretig gebruik van heeft gemaakt.

Jouw reactie op mijn brief 14 FEBRUARI 1994 VALENTIJNSDAG 1994 TWEE JAAR NA PARIJS Ik ben blij met je begrip voor mij en mijn situatie. Het doet mij goed dat je ziet dat negatieve beeldvorming zeer hardnekkig is en moeilijk bestrijdbaar. Je begrijpt nu gelukkig ook waarom ik zo sterk voor L. ben opgekomen naar jou toe. De negatieve beeldvorming van Nieuw Elan was ontstaan door de handel en wandel van Tjeb Maris en niet van L., die er, naar mijn idee, alles aan heeft gedaan om dit negatieve imago om te zetten in een positief, professioneel image. In 1981 had ik dezelfde ervaring met het NIOW. Stad en land heb ik toen afgereisd om gesprekken te voeren met de docenten. Bijna overal kreeg ik hevige kritiek te verwerken op het beleid dat toendertijd door Boogaard en De Vries was gevoerd. Ik heb er ook geen moeite mee dat jij mijn brieven - of passages daarvan - aan vertrouwenspersonen laat lezen. Ik stel het zelfs zeer op prijs dat Hedwig zich ook in mijn problematiek verdiept. Er zal sowieso toch een keer een tijd komen, en misschien laat die tijd niet zo lang op zich wachten, dat de waarheid aan het licht komt. Er zal automatisch een moment komen waarop jij en ik het sein op groen kunnen zetten om de publiciteitskanalen open te zetten. Om de door derden beschadigde reputatie te herstellen past in mijn geval slechts een actie met een nationale reikwijdte. Dan moet ik echter volledig genezen zijn. Erik Visser vertelde mij gisteravond tijdens de Lions-bijeenkomst dat hij zijn vriend, die ook een vriend van Ger Boogaard is en bij wie hij Boogaard tijdens een feestje heeft getroffen, heeft laten weten dat Boogaard mij maar moest bellen als hij met mij wilde praten. Daar is het tot nu toe niet van gekomen en om eerlijk te zijn heb ik daar ook niet zo veel moeite mee.

"Ik kan mij heel goed voorstellen dat L. een verademing was, na alles wat je had meegemaakt en waarin je nog -geestelijk- verwikkeld bent. Ze begreep je, was discreet, had een groot vertrouwen in jouw expertise en potentie. Ze besefte dat ze je hard nodig had. Door de samenwerking met haar kwam je zo'n beetje van de hel in de hemel. In die omstandigheden kan een lege accu weer snel gevuld worden."

In de therapie zit ook een vrouw die ik regelmatig een lift geef naar het ziekenhuis. Zij heeft een sterk intuïtief vermogen. Tijdens die autoritten praat ik spontaan over mijn ervaringen. Toen ik het deze week had over de waarzegster op het strand van Alicante, zei ze mij spontaan "L. hield van jou". Zou dat echt zo zijn? Ik heb door de samenwerking met haar inderdaad ervaren dat ik van de hel in de hemel kwam.

Vriendschap

Afgelopen vrijdag ben ik met Loek en Marijke naar de theatervoorstelling van Paul van Vliet geweest in Ede. Zij hadden mij die voorstelling ter gelegenheid van mijn verjaardag aangeboden. Vooraf hadden we een sfeervol diner in het restaurant van De Reehorst. Tijdens de voorstelling kwamen wij tot de ontdekking dat wij samen dezelfde show van Paul al drie jaar eerder hadden gezien. Toen was E. er nog bij. Opvallend is dat je een zelfde theatervoorstelling op verschillende manieren kunt ervaren. Drie jaar geleden is mij Pauls verhaal van Romeo en Julia bijgebleven. Een eigentijds verhaal waarin de hevig verliefde Romeo zijn Julia op jeugdige leeftijd moet verlaten en haar na vele, vele jaren met grijze haren weer komt opzoeken. Ik realiseer me nu dat ik mij tegenover L. in een soortgelijke situatie bevond. We zijn nu drie jaar verder en wat mij in deze voorstelling het meest heeft aangesproken was Pauls ervaring met een relatiebreuk. Hij sloot hierop na de pauze aan dat voor hem "Deel 2" nu was begonnen. Na de voorstelling heb ik bij Loek en Marijke gelogeerd. In mijn rit met Marijke naar Maarn heb ik met haar gesproken over dat "Deel 2". Samen met Loek hebben we daar 's nachts, van half 12 tot half 4 over doorgefilosofeerd. Ik heb met hen gesproken over trouw en intimiteit en de hevige emoties die nog loskomen voor en na een confrontatie met mijn eerste vrouw. Het was een zeer openhartig gesprek waarin Marijke mij op een zeer integere manier heeft aangeraden af te rekenen met het idee dat sexueel contact met een andere vrouw dan mijn ex-vrouw verraad zou zijn aan de moeder van mijn kinderen. Ik vind dit zeer stimulerend en voel mij nu ook weer in staat de warmte van een vrouw tot mij toe te laten. Zoals je in mijn "afscheidsbrief" aan L. hebt kunnen lezen had ik met mijn liefde voor L. een hevig gewetensconflict. Ik heb me nu voorgenomen niet meer contact met E. te onderhouden dan strict noodzakelijk. Ik heb erg veel steun van Loek en Marijke. Ik vertrouw ook volledig op hun integriteit. Ook dit is in het nachtelijk gesprek met hen aan de orde gekomen: hun beroepsmatige verwantschap: Loek als onderzoeker van alle luchtverkeersveiligheidsaspecten en Marijke als juridische belangenbehartigster van de burgers. Beiden dienen uiterst discreet en integer vanuit hun beroepsgeheim met menselijke belangen om te gaan. Ik ben het met je eens dat ik inderdaad een wat te groot vertrouwen in mensen heb gehad. Op dit gebied ben ik veel kritischer geworden, getuige mijn stellingname tegen Tjeb Maris en Annet de Jong in de eerste maanden van 1989. Als ik de rechterhand van de gemeentelijke ombudsman van APELDOORN en de hoofdverantwoordelijke voor de veiligheidscommissie van de Nederlandse Vereniging van Verkeersvliegers, alsmede de directeur van de Centrale Recherche Informatiedienst, niet meer kan vertrouwen, dan weet ik het niet meer. Ik denk dat ik hen mijn volledige vertrouwen dien te schenken, want als je geen vertrouwen kunt geven, kun je ook geen vertrouwen terugverwachten. L. heeft mijn vertrouwen gewonnen door mij regelmatig stukken met het opschrift "vertrouwelijk" toe te spelen. Ondanks onze verbroken relatie zal ik hierdoor nog steeds hiervan niets aan derden mededelen. M.a.w. ik kan, als het moet, zwijgen als het graf als het gaat om vertrouwelijke informatie van iemand die mij het vertrouwen heeft geschonken. Ook in gewijzigde omstandigheden. L. heeft mijn vertrouwen ook nooit geschonden. Ik denk dat het geen zin heeft om mijn voormalige samenwerkingspartners 'excuses' af te dwingen. Voor jezelf opkomen moet je altijd zelf. De reacties zijn echter altijd hevig. Dat heb ik eind april/begin mei 1993 wel ervaren nadat ik met zo'n twintigtal directies van particuliere opleidingsinstituten had gesproken en mijn persoonlijke ervaringen met het NIOW had medegedeeld. Eerlijk duurt het langst en ik hoop dat ik in de komende tijd weer energie kan vergaren om mijn ideeën en ervaringen ook aan derden duidelijk te kunnen maken. Het zware geschut kan ik dan misschien vinden in de omroeporganisaties. De Lions-organisatie kan in dat verband wellicht van onschatbare waarde zijn.

Brief van Henk Neuman

'De bron van de geruchten' is niet E.. In de brief van 18 april 1993 waarin Henk Neuman schrijft "Reeds enige tijd geleden hadden wij bij geruchte vernomen dat er kennelijk een andere vrouw dan E. een rol had gespeeld bij jullie beslissing om uit elkaar te gaan" schrijft Henk tevens "Je moet van ons aannemen dat wij dit nog al verontwaardigd van ons afgewezen hebben. Wellicht meer omdat dat strijdig was (en is) met onze normen dan kennelijk met de normen welke bij Nieuw Elan gelden..... Let wel: E. heeft er naar ons toe nooit met een woord over gerept." Met Maris, Annet, José en Boogaard houdt Henk, voorzover ik kan overzien, geen contacten. Indirect bestaat er natuurlijk wel een mogelijkheid en dan denk ik dat de geruchtenstroom via Herman de Koning is verlopen. En wat denk je van Bert Hortensius? Hij woont in Nijmegen, had mij op de 'dag van het matrozenshirtje' een lift naar Maarn gegeven (met de bos rozen in mijn handen) en kwam bij Herman de Koning op bezoek. Ik vind het significant dat ik op mijn brieven aan Hortensius uit het ziekenhuis geen enkele reactie heb ontvangen.

Claim op L.

Dit had ik verkeerd begrepen. Ik dacht aan een financiële claim op L.. De persoonlijke claim op haar heeft zij waarschijnlijk inderdaad kunnen voelen op basis van mijn brieven. De brieven waarin ik mijn persoonlijke gevoelens aan haar heb bekend gemaakt heb ik echter eerst verzonden ná mijn ontslag. Dit houdt in dat die psychologische (of romantische) claim niet van invloed kan zijn geweest op de beslissing om mij te ontslaan. Je hebt van mij geen aanwijzing gekregen dat José en Annet mijn nauwe samenwerking en vriendschappelijke relatie met L. door genoemde dames positiviteit van hun kant genereerde. Zoals je weet had ik met José tijdens mijn AtM-opleiding een goed contact opgebouwd. Tijdens de laatste cursusbijeenkomst heb ik José nog een rode roos geschonken en ons contact was naar mijn idee ook goed. De laatste werkdag voor kerstmis 1989 gaf ik José, in aanwezigheid van L., een zoen. L. reageerde hier ogenblikkelijk op door mij ook een kerstzoen te geven. Ik bespeurde een zekere rivaliteit tussen beide dames. Ik denk dat L. het uiteindelijk van José heeft gewonnen om mijn gunst te winnen. Nadien heeft José, in verband met het belang van de Nieuw Elan-organisatie, nog regelmatig goed met mij trachten te communiceren, maar ik voelde toch een spanningsveld. In mijn persoonlijke gesprekken met José vertelde zij mij in de Hoofddorpse periode wat ik het beste aan L. kon vertellen en wat niet. Of zij dat bewust in haar eigen belang deed weet ik niet.

Je observatie "L.s opstelling naar jou toe verkoelde, bv. nadat ze samen met Annet naar Madrid was geweest. Ik vind dat van significante betekenis" is ook significant. Al tijdens het voorgaande kerstdiner op de Baak in december had Annet ter rechterzijde van L. aan tafel plaats genomen terwij L. op haar beurt ook rechts van mij was gaan zitten. In die tijd was Annet druk bezig bij L. aan te haken. Dat was voor haar een zeer zware klus, gezien de negatieve houding die zij jegens mij had laten zien bij de start van het IMS-project en de uitermate goede verstandhouding die ik met L. had. Nadat beide dames naar Madrid waren geweest kwam Annet dolenthousiast het secretariaat van het instituut binnen en vertelde luidruchtig dat "Bart" haar en L. was komen ophalen op Schiphol en dat zij nadien door Bart waren ontvangen. De wijze waarop zij dit bracht was zeer uitdagend in mijn richting. Ik moet echter duidelijk stellen dat L. zich door Annet's houding in het persoonlijke contact naar mij toe niet heeft laten beïnvloeden. In onze tweegesprekken gaf zij er blijk van dat zij mij wilde steunen, met name op het gebied van de contacten met de Spaanse partners. In de groepsgesprekken had ik na de Spanjereis echter wel het gevoel dat L. zich onder druk van Annet (en José) had laten zetten. Of er veel gif uit de mond van Annet is gekomen tijdens de Spanjereis kan ik waarschijnlijk nooit aantonen of L. zou mij daarover ooit eens in kennis moeten stellen.

24 februari 1994
Ik heb deze dag de groepsevaluatie achter de rug. Het was zeer verhelderend. Met name de feedback die ik van de dames heb gekregen op mijn eerder gedane mededeling dat ik het wel prettig zou vinden een nieuwe vriendin te hebben. Ik merk dat ik nog heel wat moet doen eer ik zo ver ben. Op de eerste plaats zal ik af dienen te rekenen met mijn workoholisme om voldoende aandacht aan een eventueel nieuwe partner te kunnen geven. De eerder genoemde stagiaire wond er wat dat betreft geen doekjes om. Zij vond dat ik niet bij haar zou passen als mijn werk zoveel aandacht zou blijven krijgen als voordien het geval is geweest. Vanmiddag had ik een gesprek met Ferry Hartman en Berrie Arnold namens het ziekenhuis en Loek van Munster en Jan Wilzing namens de Lionsclub. Hoofdthema van het gesprek was "hoe opnieuw een werkritme terug te vinden". Loek kwam met een concreet voorstel. Een van onze Lions-leden heeft een
opleiding tot accountant ontwikkeld. Er blijkt belangstelling te zijn uit Spaanstalige landen voor deze opleiding. Voorgesteld is om mij die opleiding voor de Spaanstalige markt te bewerken. De werkzaamheden geschieden dan gedurende een halve dag in de week (voorlopig) op therapeutische basis en wordt aan de therapie gekoppeld. In samenwerking met het ziekenhuis en de GMD zal er een contract worden opgemaakt. Ik ben met deze ontwikkeling erg gelukkig. Het is een begin van een nieuwe start en Jan ziet in deze vorm nog meer mogelijkheden binnen de groep leden van de Lions-organisatie. Hij is thans vice-president.

Betrokkenheid bij drugs
Meer dan hetgeen ik je tot nu toe heb gemeld kan ik je niet vertellen. Het zou mij in deze fase, waarin energietekorten nog steeds een slopende invloed op mijn conditie hebben, ook te zwaar belasten om mijzelf te verwikkelen in een zo ernstig maatschappelijk probleem als de drugshandel. Ik hoop, als bewust levend Nederlands staatsburger, er goed aan te hebben gedaan alle informatie die kan leiden tot het oprollen van een mogelijke drugslijn, aan de politie te hebben overgedragen. Wanneer Boogaard, Maris en De Vries inderdaad bij deze criminele activiteiten zouden zijn betrokken, zullen zij automatisch een keer tegen de lamp lopen. Ik vind dat ik mijn persoonlijke verantwoordelijkheid heb genomen. De verantwoordelijkheid voor de verdere afwikkeling van de zaak ligt vanaf begin mei 1993 bij de politie en de Centrale Recherche Informatiedienst. Dat ik een vriend heb die toevallig directeur van die dienst is, is in dit geval niet relevant. Ik heb de informatie overgedragen aan de politie en volgens het Ministerie van Justitie heb ik daarmee de juiste weg bewandeld.

Commentaar op stuk 3 a, punt 2.3.
Ik denk dat ik me hier wel een beeld van kan vormen. Veranderingen op de opleidingsmarkt zijn met name tot stand gekomen na het invoeren van het zogenaamde 'contractonderwijs'. Heeft de overheid in 1983 nog strijd gevoerd tegen oneigenlijke activiteiten van het reguliere dag/avondonderwijs, korte tijd daarop is dat reguliere onderwijs er toch in geslaagd de bevoegdheid te krijgen om marktgerichte cursussen op de markt te brengen op basis van de nadien ingevoerde '
Wet op het Contractonderwijs'. Die Wet op het Contractonderwijs, die op initiatief en onder druk van de VAN (Vereniging van besturen van dag/Avondscholengemeenschappen in Nederland) tot stand is gekomen, maakt het voor reguliere opleidingsinstituten mogelijk om op contractbasis opleidingsactiviteiten te ontwikkelen in samenwerking met het bedrijfsleven. Ook hogescholen en universiteiten hebben zich inmiddels driftig op deze markt geworpen en kunnen in verband met de hun beschikbaar staande infrastructuur tegen een zeer concurrerende prijs kwalitatief redelijk goede opleidingen op de markt brengen. Van L. en Peter had ik al vernomen dat Nieuw Elan en SBO scherpe offertes dienden in te dienen. Voor elk opleidingsproject bestonden echter zo'n 20 marktaanbieders.
Binnen Arbeidsvoorziening is tevens het doelgroepenbeleid gewijzigd. Na toetreding van de PvdA tot het kabinet in 1990 is besloten een hogere prioriteit te geven aan lager opgeleiden. "Telling van het aantal banen is op dit moment niet uit te voeren" vind ik een eerlijk statement. Nieuw Elan heeft, zoals je weet, ten behoeve van haar eigen informatievoorziening jaarlijks onderzoek laten verrichten naar het rendement van haar opleidingen door Research voor Beleid. De hieruit voortkomende statistieken hebben, met uitzondering van het Spanjeproject, in grote lijnen altijd een hoog rendement aangegeven. Ik heb geen reden die statistieken in twijfel te trekken, met name gezien het feit dat ook een slecht lopend project als "Internationale Marketing gericht op Spanje" waarheidsgetrouw als slecht renderend in de rapporten van Research voor Beleid is opgenomen. Voor het slechte resultaat van het Spanjeproject houd ik mij niet verantwoordelijk. Het is Annets persoonlijke keus geweest mij in september 1989 buiten het project te houden.

Nieuw Elan NOORDWIJK
Het is mij niet bekend of Nieuw Elan NOORDWIJK is opgeheven. Ik heb slechts vernomen dat de bestuurlijke tussenlaag tussen de Stichting de Baak en de Stichting Start in de rechtspersoon van de Stichting Nieuw Elan is weggehaald en de activiteiten van Nieuw Elan direct onder het gezag van Start Opleidingen zijn geplaatst. De dienstverbanden van het na mijn ontslag overblijvende personeel van Nieuw Elan waren per 1 september 1991 al overgegaan van de Stichting de Baak naar de Stichting Start. Die baan bij Start had L. dus al en het zal je niet verbazen dat ik haar die niet misgun. Ik houd haar er niet verantwoordelijk voor dat ik nu geen baan bij Start heb. Jouw medeleven aanvaard ik echter in dank.
Ik ben weer zeer benieuwd naar jouw verdere ontwikkelingen en wacht je reacties met belangstelling af. Vriendelijke groet.

5 MAART 1994 MIJN DIERBARE COLLEGA