FOTO BOVEN: 2005 LA PAZ DE VALLADOLID

Vrijdag 27 september 2002 Ik heb nota genomen van de volgende artikelen: Scheuring dreigt binnen de LPF Eerste koninklijk bezoek op Nederlands Film Festival Rusland belangrijke, maar risicovolle handelspartner Krachtig herstel op beurs Het einde van de LPF lijkt thans reeds in zicht. Goede omgangsvormen en het gebruik van "U" als aanspreektitel van een onderwijzer is een goede verworvenheid. Een partij zonder enige consistentie die voortbouwt op de gedachten in een boek met de titel "De puinhopen van acht jaar Paars" lijkt mij echter geen lang leven beschoren. De coalitie met deze partij heeft Hare Majesteit zelfs de woorden in de mond gelegd dat het met de economie slecht zou gaan. Dat is nu niet bepaald stimulerend. Uiteindelijk bepalen Onze Woorden wat de toekomst brengen moge. In dat verband wordt er nog steeds zeer veel verlangd van de "Heer". Positief denken en positief handelen leidt immer tot het beoogde resultaat. Ik zal mij verder niet met Rusland bezighouden. Ondanks de komst van Vladimir Poetin. Dat laat ik graag aan Harry Starren over. Ik ben natuurlijk wel benieuwd naar de Russische versie van mijn boek. Ik mag aannemen dat de heer Poetin daarvoor kan zorgdragen als hij naar Nederland komt. Met Henk Lulofs heb ik harde afspraken gemaakt om mijn activiteit zich te laten beperken tot de Spaanstalige markt. Samen met de Britten. Dát wel. Het Nederlandse hispanisme kan thans bij de verdere ontwikkelingen worden betrokken. De gids "Spaans in Nederland" bevat het logo van het Instituto Cervantes. En formeel is dat op dit moment nog steeds mijn eigendom. Dat betekent dus ook dat de hierin vermelde adressen door het Instituto Cervantes Benelux kunnen worden gemailed. Ingeval de Spanjaarden vandaag geen duidelijk samenwerkingsvoorstel hebben neergelegd treedt maandag de volgende fase in: verkoop van het handelsmerk aan een Zwitserse bank. ING Barings komt daarbij dan het meest in aanmerking. Ik denk daarbij aan de heer Marinus Minderhoud in Baarn en mijn brief aan de heer Buckert in Bazel: BANK CERVANTES BENELUX. In dat verband gaan mijn gedachten op dit moment uit naar het voetbalmanagement. Het lijkt mij goed in Nederland een vaste woonplaats te krijgen. Wellicht in Eerbeek. Daar is L@rix ook gevestigd en voor zover ik dat nog kan nagaan staat daar nog een villa leeg. TOT ZIENS, JOHN (VDH) 11.09 Getracht te mailen aan Harry, Liesbeth en HJC. "Sending of message failed" evenwel. Misschien is dat nog wel ergens goed voor. Dan ga ik nu de koffer pakken. Verzonden: Subject: FC Cervantes Arnhem Date: Fri, 27 Sep 2002 13:17:22 To: Drs E.H. Halbertsma CC: Drs H.J. Starren, Haags Juristen College Cyprus Beste Liesbeth (en Harry), Nog even de laatste ontwikkelingen voor mijn vertrek naar Brummen, Apeldoorn en Ermelo. Ik vond ook nog een toegangsbewijs voor het Kremlin d.d. 30 maart 2002, 14.43 Russische tijd, nr. 002 021 002100093267 30.03.2002 14:43:32 002-1045490.

Bij het postkantoor kreeg ik nummer 001. Mark heeft ook nog informatie gebracht over de familiegeschiedenis. In een rode map van Nieuw Elan. Om te beginnen is het landgoed Heyendael te Nijmegen vermoedelijk oud familiebezit. Ik trof hieromtrent in het Nijmeegse gemeentearchief tijdens mijn genealogiestudie de volgende informatie: Heyendael werd al in 1532 voor het eerst in historische bronnen genoemd. Burgemeesters, adellijke personen en welgestelde kooplieden als Jacob van der Heyden, drost van het Ambt Montfort, Adam Jacob Smits, schepen en burgemeester van Nijmegen, Steven Adriaan Graaf van Welderen en de families Colenbrander en Snoeck woonden er totdat het in 1912 in handen kwam van de rijke margarinefabrikant Jurgens. De erven Jurgens verkochten het landgoed met de beide huizen in 1949 aan de Sint Radboudstichting, die er haar universiteit vestigde. Klaarblijkelijk is men er niet zozeer meer van op de hoogte dat Heyendael oorspronkelijk aan ons familiegeslacht toebehoorde. Ik lees echter in een stuk van professor Du Moulin:

DE VOORGESCHIEDENIS VAN HET LANDGOED
De naam
Heijingendaell ontmoeten wij voor de eerste maal in een Latijnse schepenacte, gedateerd op de dinsdag na de derde vastenzondag van het jaar 1532 (Oud Rechterlijk Archief Nijmegen, nr. 1847; verder ORAN). Deze acte handelt niet over Heyendael zelf, maar over een stuk land, dat Alard Hermans aan Willem Jansen verkoopt en dat behalve door een erfgoed van Jan Gerard, de kapel van de H. Antonius en de Hatertseweg begrensd wordt door Heijingendaell, of misschien - het handschrift laat twee lezingen toe - door een stuk grond dat aan een zekere Henricus ingen Daell toebehoorde.

(Een derde lezing: "ing" = "d". Dan staat er "Heijdendael", wellicht refererend aan Joost baron van der Heijden en zijn echtgenote Van Dael tot Eyll. "Van der Heyden-Daell" derhalve). Er moeten ruim honderd jaren verlopen, voordat opnieuw uit een archiefstuk het bestaan van Heyendael blijkt (Oud Archief Nijmegen, nr. 2182; verder OAN). Het gebied van die naam blijkt dan toe te behoren aan. Nicolas Vijgh, Heer van Ubbergen en van Sleeburg. Uit dit stuk, waarin voor de periode 1652 - '55 de verplichting van Vijgh tot het betalen van een jaarlijkse grondbelasting van 1 gulden en 10 stuivers ligt vastgelegd, valt te lezen, dat het oppervlak van de gronden 'genaemt het Heijnsdal ende een gedeelte van de Keijenberch int Neder-Rijckse Walt gelegen', 38 1/2, morgen besloeg, dat is ongeveer 12 hectaren. Klaas Vijgh, die burgemeester van Nijmegen is geweest, kwam in 1663 te overlijden. Of hij nog eigenaar van de gronden was op het ogenblik dat hij de aarde vaarwel zei, weten wij niet zeker, maar vermoedelijk heeft hij ze tevoren van de hand gedaan. Nog bij het leven van Klaas Vijgh - en geruime tijd daarna - wordt namelijk Heyendael in de archiefstukken ook wel 'Matthijs Clabbershoff' genoemd. Voor het eerst ontmoeten wij die naam in 1659, het jaar waarin een hypotheek - een forse nog wel, van fl. 1.200,-- - op de grond wordt genomen (ORAN, nr. 2092, fol 43). In de volgende jaren volgt nog een hele reeks van 'pandtveilige leningen'. In 1662 blijkt Matthijs Clabbers, die in 1616 met Ottgen van Dusseldorp in het huwelijk trad, te zijn overleden. Een zekere Jan Wemmers kan dan rechten op de boedel van Matthijs Clabbers doen gelden, wat hem echter ook in moeilijkheden schijnt te brengen. Op 13 februari van dat jaar namelijk wijsen de heren schepenen voor regt' in een zaak tussen Johan Wemmers en Gerritjen Janssen, weduwe van Zaliger Jan de Bruijn, dat eerstgenoemde 'gehouden is, sonder uytstel volcomen verlyck te maecken, ende het lant van de voorss. Otjen van Duysseldorp mitten aller eersten gerichtelick te doen subhasteren, ende de coopspenningen onder desen E gerichte ad usum ius habentis te consigneren' (ORAN, nr. 1130). ("In de Bijbel staat geschreven "Ze zullen de huizen van de weduwen opvreten". Bartje de Bruijn."Matthijs" komt bij de Van der Heijdens reglematig voor.). Het duurt nog tot 1664 voordat hij de onroerende goederen 'toecomende Otgen van Dusseldorp, weduwe van zaliger Matthijs Clabbers' te koop stelt. Tot die vaste goederen behoort 'seeckere bouwhoff', gelegen 'aen of ontrent de Praesdije (Proosdij?) op den Hogenvelde in deser Stadts Schependom' (ORAN, nr. 1109). Voor de somma van fl. 3.300,-- wordt Johan Bors, 'der beide rechten doctor', eigenaar van dit grondbezit. Men zou op grond van de omschrijving in het judicieel protocol kunnen twijfelen of het landeigendom, dat Bors zich in 1664 weet te verwerven, inderdaad Heyendael is. Een aantekening in het protocol van bezwaar vermeldt echter in een alinea, die onmiskenbaar op 'Matthijs Ciabbershoff' - 'off Heyendael', zoals in een latere hand ter verklaring is toegevoegd - betrekking heeft: Dr. Johan Bors ex decreto 25 september 1664 (ORAN, nr. 2092, fol 43). Aangezien de bouwhof bij de overdracht 'ontrent sestich morgen' - ruim 19 hectare - groot blijkt te zijn, veel groter dus dan het land, waarover Klaas Vijgh in 1651 zijn belastingaanslag ontving, lijkt het aannemelijk, dat de achtereenvolgende hypotheken opgenomen door de vorige eigenaar ter financiering van landaankopen hebben gediend. In 1705 is Heyendael nog in het bezit van de familie Bors. Christina Bors en haar man Jacob van der Heijden, 'drossart des ampten Montfort' dragen op 10 december van dat jaar een groot bezit aan huizen en landerijen over aan hun vier kinderen gezamenlijk en laten dit transport officieel registreren (ORAN,nr.1901). Dit doen de echtelieden 'uijt singuliere genegentheit en andere erheffelijke redenen', maar toch ook omdat de grootmoeder en een oom van hun kinderen in hun respectievelijke testamenten dat aldus hadden beschikt. Onder de gespecificeerde immobiliën vinden wij een 'Huis en Hoffstadt met bijbehorende plantagie, getimmer en Bouwlanden, groot ongeveer twintig mergen op de Mokerheijde onder Hatert gelegen genaemt Heyendael'. Het landgoed is inmiddels dus duchtig ingekrompen. In de volgende jaren blijft Heyendael blijkbaar gezamenlijk bezit, herhaaldeiijk wordt het echter 'beswaert met eene sententie'. In 1719 vindt een nadere boedelscheiding plaats, waarbij Heyendael aan Jacob Ignatius van der Heijden toevalt (ORAN, nr. 2092, fol 43), deze is inmiddels zijn vader in het Montfoortse drostambt opgevolgd. In het protocol van bezwaar, waarin dit ligt vastgelegd, staat in de kantlijn het landgoed - met nog andere - omschreven als 'eenige slechte landerien van de Heijde gemaeckt'. Veel zal het dan ook niet hebben opgebracht en van 1708 af is er weer voortdurend sprake van leningen en hypotheken. ook een schuld van fl. 200,- wegens openstaande wijnrekeningen staat in het protocol van bezwaar geregistreerd. Jacob junior kan het op den duur financieel niet rooien. Hij is nog maar nauwelijks alleenheerser of een schuldeiseres uit de stad, Mejuffrouw Cunera Heijmans, weduwe en boedelhouderesse van 'wijlen deser Stads en Quartiers drukker Abraham van Wesel, laat op 25 december 1721 beslag leggen op al zijn goederen, 'in specie op seker goed bestaande in Heeren huijsinge, bouwhuijs, plantagien en bouwlanden cum appertinentus (! ) den Heijendaal genoemd onder het Kerspel Hatert gelegen (ORAN, nr. 1917). Het is niet onmogelijk dat hierop, zoals Van Schevichaven vermoedt, executie is gevolgd. De overdracht van de overige familieleden aan Jacob junior, die reeds in 1719 had plaats gevonden, is in april 1722, vier maanden dus na het kordate (?) optreden van de drukkersweduwe, officieel geregistreerd en reeds op 27 mei daaraanvolgend wordt Heyendael aan de gezusters Sara en Maria Margaretha Schoneman verkocht (ORAN, nr. 2092, fol 43). Deze dames ging het in financieel opzicht al evenmin voor de wind; bij herhaling hebben ook zij hypotheek moeten nemen op haar landgoed, dat intussen nog maar 17 morgen - ongeveer 5,5 hectare - groot was. Maria Margaretha komt in 1731 te overlijden en haar zuster Sara, die inmiddels naar Kleef is verhuisd om daar in het huwelijk te treden met Jan Nicolaas Jamet, wordt haar universele erfgenaam (ORAN, nr. 2092, fol 43). In 1732 sterft ook Sara, haar echtgenoot in benarde omstandigheden achterlatend. Onder de rekeningen, die hem worden gepresenteerd bevindt zich die van chirurgijn J.H. Weidener. Deze vordert, op 15 oktober 1732 'voor de middag', een bedrag van fl. 100,- wegens 'vijff jaeren scheerloon' van 1723 tot 1728 van de 'Heer van Arnhem (de financiële raadgever te Nijmegen van de dames Schoneman) en de Heer Schoneman (haar broer) en van ijder persoon 's jaers geaccordeert voor tien gulden' (ORAN, nr. 2648). Waarom de juffrouwen Schoneman voor dit scheerloon moeten opdraaien, is niet duidelijk.Wegens visites en geleverde medicamenten aan Juffr. Schoneman vraagt de chirurgijn nog eens fl. 10,-. Het bezit van Heyendael wordt Jamet betwist door een neef van zijn vrouw, Jacob Ewig of Ewijck, een zoon van Anna Magdalena, een derde zuster Schoneman, wat de toestand er niet gemakkelijker op maakt. De Raad heeft het er druk mee: op 30 december 1733, 6, 20 en 27 januari 1734 wordt over de moeilijke positie van Heyendael gedelibereerd (ORAN, nrs. 151, 152, 156). Om kort te gaan: over de boedel van Sara worden curatoren aangesteld en het duurt niet lang of Heyendael wordt, wederom, executoriaal verkocht. Geldgebrek, leningen, hypotheken, gedwongen verkopingen karakteriseren tot dusver de geschiedenis van Heyendael. Thans lijken echter betere tijden voor het landgoed aan te breken: nieuwe eigenaar wordt op 4 mei 1734 de gefortuneerde Adam Jacob Smits, Heer van Horssen en burgemeester van Nijmegen, gehuwd met Anna Bouwens (ORAN, nr. 2092, fol 43). Vooriopig is het uit met leningen en arresten en het verkopen van het land, integendeel: 17 mei 1738 vraagt Smits aan ziin medebestuurderen toestemming om ongeveer negen morgen heidegrond, grenzend aan Heyendael, aan ziin bezit toe te mogen voegen 'om tot meerder cieraad van het goed Heijendaal bepoot te werden' . Na deliberatie wordt hem het gevraagde stuk in eigendom afgestaan (OAN, nr. 156). Smits vermaakt het geembelliseerde landgoed in 1743 aan een nichtje van zijn vrouw, maar omdat dat jong stierf, vervalt het bij versterf aan haar ouders (O RAN, nr. 2095, fol 209). Deze verkopen het op 2 juni 1755 'met consent van den Heer Willem Carel Baron Snouckaert van Schouburgh, als aan het nageschreevene parceel het Regt van Togt - vruchtgebruik - hebbende', aan Steeven Adriaan Graaf van Welderen en diens vrouw Brigitta Catherina van Schuylenburgh, voor fl. 5.500,--. Het perceel is nu 46 morgen groot, d.i. ruim 14,6 hectare. Bovendien is er 'regt van octrooy om dezelve plantage nog verder te kunnen uijtstrekken', en kan er nog een aangrenzend stuk bouwland, dat aan Dr. Jan Joachim de Man toebehoort, worden gepacht. Burgemeester Smits schijnt het huis Heyendael rijk te hebben gestoffeerd, want verder wordt overgedaan 'al hetgeen daer muur en nagelvast is, in specie de behangels en de plaaten' (ORAN, nr. 1951). Steven Adriaan van Welderen, graaf van het Heilige Roomsche Rilk, was een aanzienlijk man. Hij was gecommitteerde in de Raad van State en bewindhebber van de Oost-lndische Compagnie. Na in de jaren '40 katholiek te ziin geworden, trok hij zich uit zijn openbare ambten terug. Evenals zijn voorganger besteedde hij veel aandacht aan de verdere verfraaiing van ziin landbezit. Gebruikmakend van zijn recht van annexatie, wist hij 18 morgen heideland eraan toe te voegen. Dit maakte een westwaartse verlegging van de voerweg naar Mook - de huidige St.-Annastraat - noodzakelijk, hetgeen op kosten van de graaf is geschied. De straat in Nijmegen, die zijn familienaam draagt, is echter niet naar hem genoemd doch naar Johan van Welderen, die in 1672 de stad tegen de Fransen verdedigde. Steven Adriaan van Welderen stierf in 1775 en werd in Ubbergen begraven. Erfgenaam van het landgoed werd Amoldina Reiniera Agatha van Hasselt (ORAN, nr. 2095, fol 209), zijn tweede vrouw, met wie hij in 1756 in het huwelijk was getreden na de dood van Brigitta van Schuyienburgh. Op 24 mei 1784 deed zij Heyendael over aan de koopman Evert Colenbrander en diens vrouw Hendrina Buijtenhuijs voor fl. 21.000,-: de waarde van het grondbezit met opstallen was in dertig jaar dus verviervoudigd (ORAN, nr.1980). Hun dochter Anna Barta trouwde in 1787 met Adriaan Snoeck (1767 - 1825), lid van de Staten van Gelderland, later raad van de stad Nijmegen, die, hoewel hij zelf in Zaltbommel was geboren, uit een voorname Gorkumse famiiie stamde. Het gezin Kolenbrander is, wellicht om zakelijke redenen, in Nijmegen blijven wonen. Gedurende de gehele Franse tijd (1795 - 1813) is het herenhuis Heyendaei niet permanent bewoond geweest. Pas enige tijd na de dood van moeder Hendrina in 1818 verhuisde het echtpaar Snoeck vanuit de Schedemakersgas in Nijmegen naar huize Heyendael. Anna Barta en Adriaan hadden inmiddels negen kinderen. Van hen kwam de zoon Matthias Adriaan, die in 1797 was geboren, in het bezit van Heyendael. In 1833 vond ten behoeve van Matthias Adriaan en de verder nog in leven zijnde afstammelingen van Adriaan Snoeck op Heyendael een openbare verkoping plaats van meubels en andere voorwerpen, uitgezonderd goud, zilver, horlogien (Not. A.N., 279:464). De familie schijnt dus tamelijk welgesteld te zijn geweest. Uit het huwelijk van Matthias Adriaan met Lucia Margaretha Elisabeth Bolken werden ten minste twee kinderen geboren: Henriëtta Adriana Anna in 1835, en Johan Hendrik in 1841. In 1876 vond tussen deze beiden een verdeling van Heyendael plaats. Henriëtta kreeg een stuk, groot hectare, genoemd de 'Nieuwe Heyendaelse Bouwhof' - misschien een van de stukken, die in de 18de eeuw aan het landgoed zijn toegevoegd -, Johan Hendrik de overblijvende 50 hectaren, waarop van oudsher het herenhuis met de daarachter gelegen boerderij stond. Aanleiding tot de verdeling vormde waarschijnlijk het aanstaande huwelijk van Johan met Maria Theresia Stoop, dat op 6 juni 1877 voltrokken werd. Uit dit huwelijk ziin vier kinderen voortgekomen. Omstreeks 1890 vond een verbouwing plaats van het oude herenhuis Heyendael. Het huis verkreeg toen zijn tegenwoordig uiterlijk. Tot voor enkele jaren droeg een steen, die naast de voordeur in de gevel was gemetseld, de namen van de vier kinderen van Johan Hendrik Snoeck. De Blécourt schreef in 1912 dat het landgoed slechts met permissie van de familie voor wandelaars toegankelijk was. 'Achter huize Heyendael, een heerenlandhuis, ligt eene boerderij, terwijl langs de zijden van het bosch en achter 't buiten bouwland is gelegen'. Behalve de landbouwgronden waren de nog aanwezige stukken heide in zoverre productief, dat zij het materiaal leverden voor de mandenmakerij en bezembinderij, die de heer Snoeck naar het schijnt in bedrijf had. Johan Hendrik en zijn zuster Henriëtta waren hoogbejaard toen zij hun landbezit overdeden aan de heer Frans Jurgens. De verwachting bestond, aldus De Blécourt, 'dat Zed. met krachtige hand dit landgoed zal aanpakken hetgeen o.a. wat het houtgewas betreft, niet onnoodig is'. Men werd in dit vertrouwen niet beschaamd.

AANKOOP DOOR DE HEER JURGENS
Op 25 april 1912 verkochten Johan Hendrik Snoeck en mejuffrouw Henriëtta Adriana Anna Snoeck hun respectievelilke gronden met opstallen op Heyendael aan de heer Franciscus Johannes Jurgens, industrieel te Oss, voor samen f. 170.000,--. Wie was de heer Jurgens en hoe kwam hij ertoe juist dit landgoed te kopen? Frans Jurgens is in 1869 te Oss geboren als zoon van Henri Jurgens (1840 - '88) die tezamen met ziin broers Jan en Arnold de leiding had van het familiebedrijf Anton Jurgens: 'handel in boter en het bedrijven van landbouw', dat door hun vader Antonius was opgericht. Nadat de firma in 1871 de patentrechten van de door de Franse chemicus Hippolyte Mege-Mouries (1817 -'80) in 1869 uitgevonden 'beurre economique' had overgenomen, zette zij de boterhandel om in een margarinefabriek. De N.V. Anton Jurgens' Vereenigde Fabrieken namen een grote vlucht, met al spoedig vele vestigingen in het buitenland: in Engeland, in Duitsland, in Frankrijk, in België. Frans was zijn vader na diens vroege dood in 1888 opgevolgd. Hij was echter geen zakenman. Zijn belangstelling ging veel meer uit naar de jacht, en liever dan op kantoor te zitten, ging hij in het veld. Zijn veelvuldige afwezigheid wekte misnoegen van zijn mededirecteuren op en in 1912 trok Frans Jurgens zich tenslotte maar geheel uit het familiebedrijf terug. Reeds menigmaal was hij in de voorafgaande jaren op Heyendael geweest om te jagen. Toen hij geen zakelijke bindingen meer had met Oss, besloot Frans Jurgens dat landgoed aan te kopen en er zich metterwoon te vestigen.
Zijn kleinzoon Frans Jurgens kwam na zijn lagere schoolperiode als leerling terecht op het Nijmeegs Lyceum. In de klas van John van der Heyden uit de wijk De Hazenkamp, bij De Goffert.

30 SEPTEMBER 2002 VORSTELIJK BEZOEK