Res ritm J.J. Kapteijn Datum: 4 april 2003 Betreft: RECHTSPOSITIONELE ZAKEN Kenmerk: 20030404JHKapt Nijmegen, vrijdag 4 april 2003 Geachte heer Kapteijn, Spijtig dat ik gisteren geen gebruik kon maken van uw lift. Hartelijk dank voor dat aanbod. Het korte onderhoud dat wij direct na de VOC-lunch hadden heeft mij nadien - in de sauna Wellecom in Ellecom - tot nadenken gezet. Ik schrijf u deze brief dan ook als medewerker van de UNIE. Ik ben al meer dan 20 jaar lid van deze vakbond. In het kort mijn voorgeschiedenis. Zoals gezegd heeft de UNIE eerder voor mij bemiddeld in een arbeidsconflict. In 1987 heeft mijn voormalige buurman in Maarn en UNIE-bestuurder wijlen H.J. Neuman mijn belangen behartigd inzake een ontslagregeling met mijn voormalige zakelijke partners van het instituut NIOW-Talen B.V. (een sterfhuisconstructie). Een procedure met een lange nasleep, t.w. een civiele bodemprocedure die door advocaat Berculo uit Utrecht namens de UNIE in oktober 1989 tot een bevredigend einde is gebracht. Kort daarop heb ik - rond 1 november - mijn werkzaamheden aangevangen bij het opleidingsinstituut Nieuw Elan/de Baak te Hoofddorp, tezamen met de latere directeur van de Baak, Drs E.H. Halbertsma. In de volgende twee jaar heb ik met haar het bedrijf gereorganiseerd. Deze werkzaamheden kwamen op 15 juli 1991 tot een einde.
De arbeidsrelatie is toen "om zwaarwichtige redenen" in samenwerking tussen UNIE BLHP en advocaat mr. Gijsbrecht van Amstel te WIJK BIJ DUURSTEDE, thans Bunnik, door de kantonrechter te Leiden ontbonden. Hierbij is door mijn toenmalige werkgeefster mondeling bedongen bij mijn keuzeproces betrokken te blijven. In mijn visie in verband met de uitstekende collegiale verstandhouding die wij tijdens twee jaar intensieve samenwerking hadden opgebouwd. In de daaropvolgende twaalf jaar heb ik mij hoofdzakelijk gericht op het realiseren van strategische doelstellingen. Ik heb in mijn onderhoud kunnen voorzien middels een uitkering krachtens de WAO en een beleidsplan uitgewerkt dat thans tot operationalisering dient te worden gebracht. In dat verband wil ik één dezer dagen graag verder met u van gedachten wisselen over de mogelijkheden die de UNIE mij biedt om als Vice President van Instituto Cervantes Holding mijn werkzaamheden aan te vangen zonder verlies van rechten. Een afschrift van dit schrijven heb ik heden aan mevrouw Halbertsma doen toekomen. Uw reactie zie ik met belangstelling tegemoet. Hoogachtend, JOHN L. VAN DER HEYDEN NIJMEGEN CC EH