Nijmegen, 4 september 1993 Beste Tjitse, Met spanning heb ik je reactie op mijn epistels van 20, 25 en 27 augustus afgewacht. Die heb ik gisteren ontvangen. Vooraf had ik alweer een nieuwe brief in mijn tekstverwerker voorbereid. De tekst hiervan tref je hieronder aan. Aan het eind ga ik in op jouw en L.s brieven d.d. 1 en 2 september.

Deze week werd ik in mijn auto door de politie geschaduwd en eergisteren is er weer eens in mijn auto ingebroken. Het handschoenenkastje was overhoop gehaald. Ik hoop dat het een samenloop van omstandigheden is. Ik heb unipol, de universiteitspolitie echter gemeld dat ik niet uitsluit dat er samenhang bestaat met drie eerdere gevallen van poging tot inbraak en roof.

In het vorige weekend heb ik mijn epistels aan jou nog eens doorgelezen en ik hoop dat ik op de goede weg ben. Ik denk ook dat je mij met je vragen en opmerkingen op de goede weg geholpen hebt. Ik merk dat ik me een stuk heb verlicht door eens op papier na te denken over het probleem L.. Je hebt het waarschijnlijk wel goed gezien dat dat probleem op mij de meeste impact heeft en medebepalend is voor mijn gezondheid.

Ik ben blij dat je mij de gelegenheid hebt geboden hier verder over na te denken, wellicht kan ik voor mijzelf op deze manier enkele psychologische blokkades opruimen en ik hoop dat hetgeen ik je schrijf ook waardevol zal zijn voor jouw beeldvorming ten aanzien van het probleem waarmee jij al jaren worstelt.

Ik denk dat L. er uit strategische overwegingen goed aan doet geen contact met mij te hebben. Op zich ben ik er al blij mee dat ze verklaard heeft bereid te zijn mij met mijn probleemoplossing te willen helpen. Ik heb de indruk dat zij grote moeilijkheden kan krijgen als zij direct contact met mij zou hebben want binnen het strategisch management dat bij de Baak zo'n belangrijke rol speelt en een van de hoofdprodukten is speelt "contact" een belangrijke rol. Wanneer twee mensen contact hebben wordt er informatie uitgewisseld - verbaal en non-verbaal. Elk afgegeven signaal dat in zo'n contact tot stand komt is bepalend voor de processen van degenen die dat contact onderhouden. Zo wordt mij nu in zijn volle omvang duidelijk wat het heeft betekend toen Bert Hortensius mij nog in de Hoofddorpse periode verbood contact te hebben met de SBO. Het speelde in de tijd dat L. wel belangstelling had voor een gesprek met Peter Ottenhoff maar zij mij gezegd had "maar Bert is de baas". Hortensius stelde mij toendertijd dus eigenlijk voor een onmogelijke opgave. Peter Ottenhoff was mijn beste vriend en de voorzitter van die stichting, vader van de penningmeester (door mij benoemd), was mijn buurman. Ons gezin had een goede relatie met deze buren. Zeker mijn vrouw E. was zeer sterk aan deze mensen gehecht en dat geldt ook voor mijn kinderen en in de persoonlijke sfeer ook voor mijzelf.

Ik heb ná Hortensius' waarschuwing nog wel eens contact met Peter gehad, maar we hadden afgesproken dat we niet over ons werk zouden praten. We gingen soms eens naar de sauna of een partijtje biljarten of squashen. Dit vertelde ik dan ook wel aan L.. Gezien het volledige vertrouwen dat zij van mij genoot hield ik haar hiervan op de hoogte. Het is voor Hortensius waarschijnlijk wel een probleem gebleven, want SBO en Entrelan, waar Hortensius voorzitter van is, komen elkaar ook steeds bij de arbeidsbureaus tegen en zijn stevige concurrenten. Hortensius heeft mij - in aanwezigheid van L. - ooit eens gezegd naar aanleiding van een voorstel van mij om Nieuw Elan en SBO te fuseren: "Eerst Entrelan".

L. liet zich ten aanzien van deze situatie zeer voorzichtig uit. Ze heeft ooit eens tegen me gezegd: "dat je gaat biljarten met je vriend is prima, maar als je buurman directeur zou zijn van het CBBM (een andere, soortgelijke concurrent) en je zou met hem regelmatig gaan tennissen, dan had ik een serieus probleem".

Ik zag dit ook als een bedekte waarschuwing van L.s kant. Mijn buurman was niet aan het CBBM verbonden en ik ging nooit met hem tennissen, maar hij was wel voorzitter van die andere concurrent en ik ging met hem wel regelmatig naar de sauna. Mijn toenmalige buurman is ook een goed strateeg. De belangen waren groot. In de tijd dat ik het office-management in Hoofddorp deed had ik praktisch geen contacten met Ottenhoff. Het was wel duidelijk dat hij met de SBO zeer actief was. Ik volgde de berichtgeving via de advertenties in De Volkskrant en artikelen in de pers, zoals De Gelderlander in Nijmegen. Peter is een uitstekend communicator en verkoper en uit de publikaties bleek dat hij veel succes had in tal van cursusplaatsen waar Nieuw Elan altijd actief was geweest. Hij was er zelfs in geslaagd om een project te organiseren met het Arbeidsbureau van Hoofddorp, nota bene de plaats waar Nieuw Elan gevestigd was en wij (Nieuw Elan) waren er niet in geslaagd in onze eigen regio iets te betekenen. Ik was én voelde mij in die tijd medeverantwoordelijk voor Nieuw Elan en ik zag met lede ogen aan dat mijn beste vriend bezig was met het instituut dat ikzelf had opgericht een groot deel van de koek te veroveren waarvan Nieuw Elan tot op dat moment had gegeten. Het betrof in zijn geheel een marktaandeel van 7 miljoen. Tijdens de biljartpartijtjes liet Peter zich wel eens ontvallen hoe goed het ging met de SBO en vertelde mij zijn omzet, maar ik moest mij in stilzwijgen blijven hullen, gezien het verbod van Hortensius en gezien de nare ervaringen die ik al eerder had gehad doordat er bedrijfsinterne informatie naar de concurrent van mijn instituut (niet via mij) was uitgelekt.

Met het verkopen van mijn huis in februari 1992 en de verhuizing naar Leersum had ik gehoopt dit probleem te hebben opgelost waardoor ik het contact met Nieuw Elan/L. zou kunnen handhaven zonder daarbij direct of indirect met de SBO in contact te komen. We konden ons op die manier ook meer uit de invloedssfeer van de buren losweken. Het was niet mijn bedoeling om bij E. weg te gaan. Ik had in het kader van mijn persoonlijk marketing plan wel voor verzelfstandiging gekozen en wilde niet meer dat mijn vrouw hierbij nog enig zakelijk risico zou lopen. Na de mogelijkheid te hebben overwogen onze huwelijksverbintenis in gemeenschap van goederen om te zetten in 'huwelijkse voorwaarden' hebben wij op financiële gronden op mijn vrouws verzoek voor echtscheiding gekozen. Ik was echter van plan gewoon mee naar Leersum te verhuizen en van daaruit het Instituto Cervantes op te zetten. Daar heeft mijn vrouw toen "nee" tegen gezegd.

Mijn probleem zou zijn opgelost als SBO en Nieuw Elan zouden zijn samengevoegd. In het sinterklaasgedicht dat ik voor L. in 1990 had geschreven heb ik dat in bedekte termen nog een keer laten weten. Ik heb toen gesproken over een "Droom van rood en geel". Rood is de kleur van Nieuw Elan, geel van SBO. De opleidingspakketten van beide organisaties sluiten goed op elkaar aan. Beide instituten bedienen dezelfde doelgroep en Peter Ottenhoff zou in staat zijn het acquisitieprobleem van Nieuw Elan op te lossen. In de stafvergadering van 10 mei 1991 heb ik dat idee nog een keer naar voren gebracht en L. wees dat idee niet van de hand onder de voorwaarde dat ook Startbaan en CBBM zouden meedoen en daarmee heeft zij het naar mijn idee juist gecompliceerd gemaakt. Zelfs Annet de Jong heeft in de projectleidersvergadering nog eens voorgesteld in het kader van de acquisitieproblematiek aan Peter Ottenhoff te denken. Op het moment dat er een positieve doorbraak mogelijk was in deze marktproblematiek heb ik het beleidsmatige veld moeten ruimen. Persoonlijke belangen speelden daarbij een rol: de posities van B. Hortensius, mijn buurman (SBO-voorzitter) en diens zoon (SBO-penningmeester). Het conflict tussen mij en mijn echtgenote kon door mijn buurman in die situatie in zijn eigen belang worden uitgespeeld ten detrimente van de directiepositie van L. Halbertsma. Ik denk dat mijn brief van 26 april aan de heer Kortes mede van invloed is op zijn reactie naar jou toe d.d. 9 augustus jl. mede gezien de brief van 10 juni van Peter Ottenhoff. Peter en de SBO kunnen - naar eigen schrijven - schade oplopen wanneer ik zou overgaan tot bekendmaking van de inhoud van mijn SBO-case van augustus 1991. In oktober 1991 heb ik L. van die confrontatie (niet inhoudelijk) op de hoogte gebracht. Die brief van 10 juni, alsmede de mededeling van het SBO-bestuur om mij niet meer tot dat bestuur toe te laten, betreur ik ten zeerste. In mijn vorige brief heb ik je een aantal gedachten doen toekomen met als aanhef "Als ik aan L. denk". In datzelfde kader zou ik je iets kunnen schrijven onder het motto "Als ik aan Peter denk".

Peter Ottenhoff leerde ik kennen in de tijd dat NIOW-Talen de grootste problemen daterend uit 1980 had overwonnen en wij konden gaan denken aan een nieuwe groeiperiode voor dit instituut. Peter was cum laude afgestudeerd voor zijn doctoraalstudie Frans en gaf Franse lessen voor NIOW-BMO bij Duphar in Weesp. Ik had in die tijd een studiecoördinator voor de sectie Engels, ikzelf runde de sectie Spaans en Peter heb ik aangetrokken om de sectie Frans nieuw leven in te blazen. Hij woonde toen in Nieuwegein en ik heb hem benoemd tot districtleider van de regio Utrecht, sectieleider Frans en coördinator voor de opleiding voor het Staatsexamen Tolk-Vertaler. Gezien mijn drukke directieverantwoordelijkheden was het mij niet meer mogelijk nog aandacht te geven aan die nieuwe opleiding, die ik, naar analogie van mijn door mijzelf gevolgde opleiding M.O. Spaans, had geherstructureerd, mede in samenwerking met het Instituto Sampere te Madrid. Qua vorming hadden Peter en ik op taalkundig gebied veel gemeen, maar hij beschikt over een uitermate hoge intelligentie en is in staat in korte tijd welke taal dan ook te leren. Ik was buitengewoon gelukkig met deze nieuwe medewerker. In korte tijd kon ik mijn ideeën aan hem overdragen en gaf ik hem ook steeds meer verantwoordelijkheden. Hij hanteerde de telefoon alsof hij zelf directeur van het instituut was en daarmee ontnam hij mij heel wat werk dat ik alleen niet zou kunnen verrichten t.g.v. mijn 4000 cursisten en 150 docenten. Hij werd in korte tijd mijn allerbeste medewerker en ik kon ook op de moeilijkste momenten op hem aan. Hij was mij volledig loyaal en wij konden het zo goed met elkaar vinden dat ik hem meer als een persoonlijke vriend dan als een collega ben gaan beschouwen. Peter was bij mij thuis daarom ook een graag geziene en gezellige gast. Begin 1985 kreeg ik van het Instituto Gran Canaria SOL te Las Palmas een uitnodiging om eens te komen praten over samenwerking. Ik ben toen met Peter een week naar Gran Canaria gereisd. Binnen een week had hij het Spaans onder de knie en we hebben samen in die week heel wat gebrainstormd en ideeën ontwikkeld, zoals cursussen Spaans in Spanje. Een idee dat een jaar later door don Quijote is overgenomen nadat wij daarover een publikatie hadden laten verschijnen.

Ook zijn we op het idee gekomen om een soort tolkenschool in Nederland op te zetten. Ik had tijdens nascholingscursussen van docenten Spaans in België contact gelegd met een Belgische tolkenschool in Gent en Peter had inmiddels contacten opgebouwd met een soortgelijk instituut in BRUSSEL. In Gent zijn wij op persoonlijke titel te gast geweest. In BRUSSEL als directie/beleidsmedewerker van NIOW-Talen. In de weekends en vrije dagen hebben wij ideeën uitgewerkt en uitgewisseld en gezien de sterfhuisconstructie van het NIOW hebben wij besloten een nieuwe rechtspersoon op te richten om daarbinnen die ideeën verder te ontwikkelen op een zodanige wijze dat de eigenaren van NIOW-BMO, die al zo vaak ideeën van mij en andere instituten hadden "overgenomen", zoals van Linguarama Nederland, geen rechten meer zouden kunnen doen gelden op onze persoonlijke creatieve ideeën. Ook wilden wij gebruik maken van bestaande subsidieregelingen. NIOW-Talen had daar als commerciële B.V. geen recht op. Daarom was er een stichting nodig. Dit houdt niet in dat wij van plan waren NIOW-Talen te laten sterven. Peter en ik hebben de gehele kerstvakantie van 1986 dagelijks van 's morgens vroeg tot middernacht opgeofferd om bij Peters persoonlijke vriend, een concierge van een scholengemeenschap in Utrecht, voor het instituut persoonlijk honderdduizenden strooifolders te off-setten. Daarmee hebben we voor dat cursusjaar nog een extra rendement van fl. 50.000,- gerealiseerd.

T.b.v. de start van de tolkenopleiding heb ik bij het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen geïnformeerd naar bekostigingsmogelijkheden. Die bleken er niet te zijn en men heeft mij daar doorverwezen naar Sociale Zaken en zo kwamen wij, na de Stichting Beroepsgerichte Opleidingen te hebben opgericht, in gesprek met het arbeidsbureau te Amsterdam, lieten een marktonderzoek uitvoeren door het arbeidsbureau en het bureau Integrand uit Leiden en werkten het scholingsproject tot Internationaal Stafmedewerker uit. Begin 1987 werd ik ziek, o.a. t.g.v. ernstige ziekten van een van mijn districtleidsters, die kort daarop is gestorven. Boogaard had in oktober daaraan voorafgaand al de heer Van Goethem als bedrijfsadviseur in huis gehaald en ik werd in die tijd, terwijl de werkdruk al veel te hoog was opgelopen, nog verder onder druk gezet en met een faillissement bedreigd, maar omdat er een oplossing moest worden gevonden werd ik overal mee naar toe gesleept. Peter nam in die probleemsituatie het voortouw en is o.m. met mij naar Van Goethem in Vught gereisd om samen de exploitatiecijfers van het instituut te analyseren en daar heeft hij Van Goethem laten weten dat naar zijn idee NIOW-Talen niet meer gecontinueerd kon worden (NO GO). Ook heeft Peter mij op diezelfde dag laten weten dat hij wellicht een Tolk-Vertalersopleiding binnen de SBO zou opzetten. Ik was daar in die fase niet voor, maar hij en de penningmeester hadden met zijn tweeën de meerderheid van de stemmen en mijn stem was in die verhouding dus irrelevant.

Korte tijd later brak - toen ik dus ziek thuis was - er in ZEIST een hevig conflict los tussen Peter en Boogaard. Boogaard belde mij op dat hij Peter, de enige die in die situatie mijn plaats kon innemen, op staande voet wilde ontslaan. Ik ben toen ogenblikkelijk in mijn auto gestapt, van Maarn naar ZEIST gereden en bij aankomst maakte ik net een hevige ruzie tussen beide heren mee. Peter verliet woedend het pand en ik kreeg van Boogaard de opdracht hem te ontslaan. Peter had zich echter ogenblikkelijk ziek gemeld en eerst nadat hij zich weer beter had gemeld is hij vervolgens ontslagen. Ik was het volledig oneens met de wijze waarop Boogaard dit probleem met Ottenhoff had "opgelost". Desondanks heb ik nadien nog tal van voorstellen gedaan om NIOW-Talen op een gezonde manier af te bouwen, maar overal kreeg ik nul op het rekest. Peter was na zijn ontslag inmiddels begonnen de SBO operationeel te maken. Hoe die zaak zich verder ontwikkeld heeft vind je in de "Toelichting Verklaring J.L. van der Heijden m.b.t. arbeidsverleden", die ik als bijlage heb toegevoegd aan mijn conceptbrief aan L. d.d. 17 augustus jl. In de Algemene Vergadering van Aandeelhouders van 7 juli 1987 zou er over mijn "eervol ontslag" worden besloten. M.b.t. de activiteiten van de SBO had ik vanaf 14 mei daaraan voorafgaand geen bestuursverantwoordelijkheden meer. Op die vergadering van 7 juli ben ik toch aangesproken op activiteiten die in de periode 14 mei tot en met 7 juli binnen de SBO hadden plaatsgevonden. Zo had er op 15 mei - daags nadat ik door Ottenhoff en Neuman jr. (de penningmeester) op non-actief was gezet - een bespreking plaatsgevonden tussen Peter en een aantal docenten van de tolkvertalersopleiding van NIOW-Talen. Inge Post zat daar geloof ik ook bij. Van de andere kant hadden de medewerkers van NIOW-B.M.O. in die tussentijd alle gegevens van potentiële cursisten van de tolkvertalersopleiding uit mijn bureau geroofd en verzonden zij mijn brochure met nieuwe bijlagen waarop het girorekeningnummer van NIOW-B.M.O.!!! Ook kreeg ik tijdens die aandeelhoudersvergadering te horen dat er tijdens de examens t.b.v. de NIOW-cursisten brochures waren uitgedeeld van de SBO-tolkvertalersopleiding. Vanwege mijn ziekte had ik de organisatie van die examens gedelegeerd aan een van mijn docenten Spaans, die later voor SBO bleek te werken, én aan Boogaard. Boogaard was dus zelf voor die probleemsituatie verantwoordelijk, maar aangezien ik als voorzitter van de SBO bij de Kamer van Koophandel stond geregistreerd heeft hij mij daarvoor verantwoordelijk gesteld en mij staande de vergadering "met onmiddellijke ingang" ontslagen in plaats van "eervol".

Pas meer dan een maand na de aandeelhoudersvergadering ontving ik de notulen van de hand van Boogaards advocaat. Zij bleken grotendeels gemanipuleerd. Eerst toen heb ik een advocaat ingeschakeld en de inhoud van die notulen weersproken. Veel van wat zich daarna heeft afgespeeld is terug te vinden in "De Zaak NIETS B.V...." Op 28 januari 1988, de verjaardag van mijn vrouw, stond de deurwaarder bij ons in huis om beslag te leggen op al onze bezittingen op grond van de grofste leugens die je je maar kunt bedenken. Mijn vrouw en ik hadden tijdens ons huwelijk beiden keihard voor ons huis gewerkt en ik denk dat je wel kunt begrijpen dat mijn vrouw het niet meer zag zitten om, nadat ik bij de Baak was ontslagen, opnieuw met het particulier onderwijs geconfronteerd te worden. De schurken hadden mij voor een bedrag van drie ton verantwoordelijk gesteld, terwijl ik hun zorgen ter grootte van meer dan zes ton in 1981 op mijn schouders had genomen, zoals een jaar ná het fusiebesluit was gebleken. Bijgaand stuur ik je ook de tekst van mijn brief aan mevrouw Meulenbroek uit de hectische periode rond 4 mei jl., waarvan ik je - geloof ik - nog geen kopie heb gestuurd. Ik kon toen niet meer en ik neem aan dat mevrouw Meulenbroek jou zelf inzage hierin heeft gegeven.

Ik spreek hierin over "de juridische procedure 590/88 van de arrondissementsrechtbank Utrecht". Om meer inzicht te krijgen in de wijze waarop het advocatenkantoor Van Goethem het mij, OTTENHOFF én de SBO hebben lastig gemaakt zou het interessant voor je zijn om de stukken van die zaak eens te bestuderen. Misschien een leuke klus voor de heer Metus. Ik ben graag bereid om hier een verdere toelichting op te geven. Wel graag overleg vooraf.

In een van jouw stukken heb ik gelezen dat ik Maris bij de CRI heb aangemeld. Ik denk dat je dat moet corrigeren, want dat is niet gebeurd. Ik weet niet wie er op 27 april bij mij aan de deur is geweest, maar ik wens bescherming tegen acties van Boogaard en Van Goethem. Het is aan jou om aan te tonen dat Maris een belang heeft in die club. Boogaard werkt nu samen met oud-Baakmedewerker Turk en onderhoudt ook al geruime tijd contacten met Alouis Bisscheroux, in 1991 nog aan de Baak verbonden. Annet de Jong was ook een goede bekende van Bisscheroux en ik sluit niet uit dat zij vanaf het begin op de hoogte is geweest van de juridische problematiek tussen mij/Boogaard en Van Goethem. Ook had Annet ten tijde van het Spanjeproject contact met het bureau International Venture Consultants te Madrid, opgericht door Van Goethem. Ik sluit niet uit dat het gigantische communicatieprobleem tussen Annet en mij tijdens de voorbereiding van het Spanjeproject is voortgekomen uit de voorinformatie die Annet van mij gehad moet hebben van de zijde van het NIOW. Tegenover mij zat zij duidelijk op slot.

Nadat ik vanaf eind oktober 1990 intensief met L. ben gaan samenwerken is Annet eerst ziek geworden en was nadien praktisch nooit tijdens de projectleidersvergaderingen aanwezig. Dit veranderde pas nadat zij in februari 1991 met L. een paar dagen naar Madrid was geweest. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat Annet L. toen behoorlijk heeft bewerkt gezien de meer gereserveerde houding van L. naar mij toe in de periode daarna. In de gehele situatie lijkt mij de positie van Annet de Jong dubieus. Staat zij nu aan de kant van L. of van Tjeb Maris? Zij lijkt mij in ieder geval wel iemand die in haar eigen belang in staat is dubbelrollen te vervullen, getuige de uitspraak van Maris' vriend René Glaser (die ik ooit eens liefkozend Annets rug heb zien masseren) dat Annet een spin in het web zou zijn. Zij wist meer dan zij liet merken.

Tjitse, dit was weer een deel van de continuing story. Ik ben blij dat ik weer enige creativiteit en energie in mij voel opkomen om je dit verhaal te schrijven. Wellicht kunnen we de volgende keer wat dieper ingaan op de zogenaamde "SBO-case". Ik heb deze case nog niet ingebracht omdat ik op goede voet wil blijven met Peter Ottenhoff, maar als Peter erin blijft volharden om het contact met mij als beëindigd te beschouwen, dan kan ik niet anders dan tot openbaarmaking van meer gegevens over te gaan met betrekking tot de intrigerende werkwijzen in het particulier onderwijs.

Reactie op jouw gisteren ontvangen post

Je hebt net je telefoon neergelegd en eerlijk gezegd valt het mij plotseling zwaar om mijn gedachten onder woorden te brengen, maar ik zal het toch proberen. Ik werd inderdaad wel sterk overvallen toen ik de brief van L. plotseling onder ogen kreeg. Ik vind het desondanks een edelmoedig initiatief van je en ik was blij dat je me nog even belde zodat je weet dat ik je actie waardeer. Wellicht ontstaat er nu een doorbraak in de impasse in de relatie tussen L. en mij.

Het doet mij goed weer iets van L. te zien, al zijn het maar een paar woorden op papier. Het doet mij ook goed dat zij laat doorklinken dat zij jouw bezorgdheid voor mijn situatie deelt en dat zij, ondanks haar drukke werk, per kerende post heeft gereageerd. De eerste alinea van de brief straalt voor mij de mij vertrouwde warmhartigheid uit van de L. waarmee ik persoonlijk zo'n goed contact had. De rest van de brief is geschreven door de L. die nadien mijn werkgeefster is geworden: koel en zakelijk. Haar verhaal over het verleden is niet helemaal juist. L. en ik hebben na mijn ontslag een keer in oktober 1991 met elkaar gesproken en in 1992 respectievelijk in februari, april, juli en november. In die tijd heb ik haar wel veel brieven geschreven die zij "voor kennisgeving heeft aangenomen", maar ik begrijp wel dat het haar veel energie heeft gekost om die epistels allemaal te bestuderen. Als ik er nu op terug zie wat ik haar allemaal geschreven heb, daar kun je je geen voorstelling van maken. Ik begrijp L.s opmerking dat "obstakels uit het verleden" in mijn beleving opgesloten zitten heel goed en ze heeft ook gelijk door te stellen dat ik de enige ben die ze zelf kan wegnemen. L. zelf heeft mij nooit obstakels opgeworpen, zij maakt wel deel uit van mijn beleving. Het belangrijkste obstakel is gewoon dat ik - nog steeds - buitengewoon op deze vrouw gesteld ben en of ik dat obstakel kan wegnemen betwijfel ik. Wat ik mezelf voorneem te leren is de onrust weg te nemen die dat bij mij teweegbrengt. Zij speelt nog steeds een belangrijke rol in mijn belevingswereld. Is het niet bewust, dan is het onbewust. In het ziekenhuis krijg ik een z.g.n. "beeldende therapie". In de huidige therapie houd ik me bezig met het tekenen van een soort vervolgverhaal/stripverhaal. De tekeningen ontstaan associatief, er is geen plan vooraf. In de reeks van zes tekeningen verscheen er in de vierde tekening een gestalte op papier, een silhouet. Onbewust had ik L. zitten tekenen tegenover mij aan tafel. In een vijfde tekening tekende ik haar naast mij wandelend op een weg. Op de een of andere manier lopen we dus nog wel samen op eenzelfde weg. Ik weet alleen niet welke. Jouw initiatief zou daar wel weer eens wat meer duidelijkheid in kunnen brengen. Ik ben je daar dankbaar voor.

De zin "Het kan niet zo zijn dat een oud-medewerker soms wekelijks aandacht vraagt van de directeur, althans zo denk ik erover", zitten in L.s beleving opgesloten. Ik denk dat elk signaal dat zij van mij ontving erg veel aandacht van haar opeiste doordat haar mentale energie op mij was gericht zoals inderdaad een groot deel van mijn mentale energie op haar gericht was en is.

Ik denk dat L. door jouw brief ook een andere kijk op jou heeft gekregen. Zij tekent niet met Drs. Halbertsma, directeur, maar in de vertrouwelijke vorm, "met vriendelijke groeten" en met haar voornaam. Dat doet zij waarlijk nooit al te snel en ik ben ervan overtuigd dat zij van harte meent dat ze het waardeert dat je je over mij zorgen maakt. Misschien is dit een nieuwe basis voor jou voor een goed gesprek met haar en kan zij als directeur van Nieuw Elan alsnog iets goeds voor jou betekenen.

Bedankt ook voor je uitgebreide reactie op mijn brieven van 25 en 27 augustus. Zoals telefonisch gezegd kijken wij door verschillende brillen tegen L. aan. Jij voelt onsympathieke gevoelens over L. in je opkomen. Ze wilde mij volgens jou kwijt, ondanks alles. Zo heb ik er zelf nooit tegenaan gekeken. Ik heb de bedrijfseconomische ontwikkelingen bij Nieuw Elan gevolgd en op een gegeven moment - dat was op 8 november 1990 - zelf al geconstateerd dat de ontwikkelingstaken bij Nieuw Elan nog voor hooguit een half jaar werk voor mij zouden bevatten. L. heeft mij persoonlijk nooit de indruk gegeven dat zij me kwijt wilde. Integendeel. Ik had het gevoel dat zij er zelf grote moeite mee had dat ze mij moest ontslaan. Niet voor niets heb ik haar thuis een bos rozen laten bezorgen nadat zij mijn ontslag heeft moeten aankondigen. Ik heb wel van Bert Hortensius het gevoel gekregen dat hij mij wilde lozen toen we in NOORDWIJK zaten. En Bert Hortensius was de baas én de strateeg in het spel. Hij heeft uiteindelijk over mijn ontslag beslist en zoals gezegd kunnen andere belangen daar ook een rol bij gespeeld hebben. Al was ik medeverantwoordelijk voor Nieuw Elan, ik had natuurlijk wel sympathieën voor mijn eigen geesteskind SBO en in die zin had ik psychologisch/onderbewust wellicht een dubbelrol. Ik zou in ieder geval binnen Nieuw Elan nooit in staat zijn geweest om de belangen van de SBO te schaden. In welke zin L. een dubbelrol gespeeld zou kunnen hebben is mij niet duidelijk met uitzondering van hetgeen ik naar aanleiding van haar brief heb geschreven. Zij heeft net als ik twee verschillende brain dominances: de persoonlijke, gevoelsmatige, warme kant en de zakelijke, mathematische, analytische kant. Dat is ook de overeenkomst in onze karakters en denkpatronen. Op buitenstaanders kan dat als "dubbelrol" overkomen, maar volgens Jung heeft iedereen zo zijn of haar eigen "dubbelganger".

L. is geen obstakel voor mij dat moet worden opgeruimd. Ik heb ook geen behoefte aan weer een afscheidsgesprek met haar, met harde woorden. Aan het laatste gesprek dat ik met haar heb gehad heb ik een fijne herinnering overgehouden en dat houd ik liever zo.

Je advies om een jurist in te schakelen m.b.t. nog onopgeloste problemen ben ik aan het overwegen. Ik dacht daar met name gisteren aan toen ik weer eens op het politiebureau zat en ik voor de zoveelste keer aangifte moest doen van inbraak. Ik heb de dienstdoend functionaris melding gemaakt van de eerdere gebeurtenissen en hen verzocht te onderzoeken of daar samenhang mee bestaat. Het kan zijn dat "oude bekenden" op zoek zijn naar bepaalde, voor hun strategische, gegevens, misschien wel naar jouw naam en adres. Er is niets uit mijn auto meegenomen, maar wel was het handschoenenkastje volkomen overhoop gehaald. Er is zenuwachtig in de massa papieren gegraaid, maar ze hebben het beetje geld laten liggen. We kunnen samen overwegen onze ervaringen aan een derde als getuige door te geven. Misschien is de heer Metus wel geschikt om belangeloos te worden ingeschakeld. Heeft hij zijn probleem met Nieuw Elan al opgelost? Ik heb begrepen dat hij een probleem heeft gehad met het oude management van Nieuw Elan Noord en in wezen geen conflict heeft met L. Halbertsma.

Dank ook voor de serieuze beantwoording van mijn vragen. Ik denk dat ik inderdaad een buitenstaander geworden ben in een eens gecompliceerd web. Ik sta langs de kant en doe op dit moment ook weinig moeite om de bewegingen binnen het veld te volgen. Het herstel van mijn gezondheid staat nu op de eerste plaats en ik hoop dat dat ook zal lukken, het kost in ieder geval nog erg veel tijd.

Heb jij nog contact met Wil Plevier? Ik ben eigenlijk best wel benieuwd hoe het met hem gaat. Al was ik het niet helemaal met hem eens aangaande de fasering van stagewerving voor het Spanjeproject (te lang uitgesteld) vond ik hem, menselijk gezien, de kwaadste niet.

Bedankt ook voor je artikel in Trouw. Het bevestigt mijn vermoeden dat mijn hernieuwde optreden in de markt van het particulier onderwijs in ieder geval wel effect heeft gehad. Mijn intuïtie zegt dat de discussie over het oneigenlijk gebruik van rijkssubsidies binnen het regulier onderwijs na het Telegraafartikel over de heer Kraij weer op gang is gekomen en niet ten onrechte. Mijn oude vriend Hans Mulder, rector van het voorheen alomgeprezen particuliere Instituut Blankenstijn te Utrecht, heeft onlangs ook al het faillissement van zijn instituut moeten aanvragen. Nogmaals hartelijk dank voor alles en op mijn samenwerking kun je rekenen voorzover mijn gezondheid dat toelaat. Ik zie weer met veel belangstelling uit naar je reacties.

9 SEPTEMBER 1993 JOUW LAATSTE BRIEFWISSELING MET LIESBETH HALBERTSMA