Nijmegen, 25 augustus 1993 Beste Tjitse, In afwachting van jouw reactie op mijn brief van vorige week schrijf ik je hier alvast enkele zaken die op die brief aansluiten. Gisteren had ik weer een gesprek met maatschappelijk medewerker Hartman. Ik heb daarbij het thema L. nog eens een keer aangesneden en Hartman heeft mij bevestigd dat zij duidelijk had aangegeven dat zij bereid was energie te steken in het oplossen van mijn probleem maar onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat L. met mij geen contact meer zou hebben. Zij wil absoluut geen contact met mij. Hartman is ook niet bereid opnieuw contact met haar op te nemen. Hij had haar voorstel al afgewezen en wil daar niet meer op terugkomen. Er heeft mij een geluid bereikt dat L. zich door mij geclaimed heeft gevoeld. En dat kan ik goed begrijpen doordat ik altijd openhartig tegen haar ben geweest. L. heeft zichzelf misschien tegenover mij willen beschermen. Dat is overigens de eerste keer dat ik een reactie heb gekregen op een gevoelsmatige aangelegenheid. Ik denk zelf dat het nu niet mogelijk is dat L. en ik met elkaar praten. Blijkbaar voelt zij zich door mij onder druk gezet en dat is het laatste wat ik wil. Ik denk wel dat het goed is dat ik jou wat meer details verstrek over zaken die zich tussen ons hebben afgespeeld, zodat er in ieder geval iemand is die haar eventueel in een later stadium kan laten weten wat zij ooit voor mij betekend heeft. Ik wil haar geluk echter niet in de weg staan of verstoren. L. en ik zijn bij Nieuw Elan begonnen vanuit eenzelfde motivatiebehoefte: Redden wat er te redden valt en er weer iets goeds van maken. Bij het NIOW hadden mijn partners niet ingezien dat ik qua gezondheid absoluut niet meer in staat was NIOW-Talen van de ondergang te reddden. Sterker nog: ze confronteerden mij met een claim van drie ton en ruïneerden mijn gezin. Ze luisterden niet eens meer naar mij, wel naar Peter Ottenhoff (SBO) en ik werd verantwoordelijk gesteld voor zaken waar ik de facto niets mee te maken had omdat ik NIOW-Talen wilde redden en voor een faillissement wilde behoeden. Toen ik L. leerde kennen was de situatie bij Nieuw Elan nog rampzaliger dan bij NIOW-Talen. Het redden van Nieuw Elan was toen mijn voornaamste drijfveer om met L. verder te gaan. Eindelijk kreeg ik de kans de klus te klaren die mijn partners mij in mijn vorige bedrijf hadden onthouden. L. en ik hadden hetzelfde doel en dat lag puur in de bedrijfsmatige sfeer. Op dat gebied hadden we elkaar al snel gevonden. We hadden dezelfde ideeën en dezelfde doelstelling. Het paste ook in mijn persoonlijke doelstelling een soort mentorfunctie te gaan vervullen en ik dacht L. te kunnen helpen omdat ik in 1981 al eens eerder een opleidingsinstituut had gereorganiseerd. In april van dit jaar kreeg ik van mijn voormalige buurman uit Maarn, oud-bestuurder UNIE-BLHP en thans voorzitter van de SBO (mijn voormalige positie), na een provocatie van mijn kant, een brief met de zinsnede "Reeds enige tijd geleden hadden wij bij geruchte vernomen dat er kennelijk een andere vrouw dan E. een rol had gespeeld bij jullie beslissing om uit elkaar te gaan." Hij doelde hierbij op L. (4 NOVEMBER 2010 Dat vraag ik mij nu af. Er was immers ook nog iemand in ENGELAND die belangstelling voor mij had.) en je begrijpt natuurlijk wel hoe kwetsbaar de positie is van L. in deze situatie. L. is wel medebepalend voor mijn keuzeproces ná mijn ontslag bij Nieuw Elan, maar zij heeft zich nimmer met mijn privé-situatie bemoeid. Ik was daarom genoodzaakt mijn buurman verdere openheid van zaken te geven t.a.v. de gevolgen van de goedbedoelde adviezen die L. mij als haar collega heeft gegeven. Mijn keuzeproces scharnierde wel op het contact met L. Ik zou niet verder kunnen gaan zonder haar coaching. Hier heb ik ook steeds op gerekend nadat zij mij na het loopbaanadvies van Psychotechniek in juli 1991 nog had gebeld met de mededeling "We 'll keep in touch". (4 NOVEMBER 2010 Nu begrijp ik dat wel.) Gedurende de laatste maanden van mijn verblijf bij Nieuw Elan merkte ik een soort geheimzinnige stemming. Er werd regelmatig gesproken over de roddelpers en afgaande op de uitspraak "Reeds enige tijd geleden hadden wij bij geruchte vernomen dat er kennelijk een andere vrouw dan E. een rol had gespeeld bij jullie beslissing om uit elkaar te gaan" van mijn buurman is er kennelijk een geruchtenstroom op gang gekomen die op L. en mij betrekking heeft gehad. Ik had L. (én Bert Hortensius) vanaf maart 1991 wel globaal in kennis gesteld van de problemen die ik thuis had en vanaf dat moment heeft L. ook zoveel mogelijk getracht niet met mij in het openbaar te verschijnen. Zoals ik je al eerder schreef begonnen we elkaar te ontlopen. In een brief aan mijn voormalige buurman heb ik daarna uiteengezet wat er in mijn huisgezin is gebeurd vanaf maart 1991. Ik geef je hieronder enkele passages uit die brief weer, zodat jij je ook een beeld kunt vormen van de strijd die ik heb moeten leveren om te voorkomen dat L. bij mijn privé-problematiek zou worden betrokken. In de onderstaande passages heb ik zoveel mogelijk de namen weggelaten van de personen die in de oorspronkelijke brief zijn vermeld. Ik geef wel de relatiepatronen aan.
"Ik schrijf dit niet als een excuus voor mijzelf maar om jou duidelijkheid te verschaffen over een situatie die ten gevolge van geruchtenvorming wellicht een vertekend beeld heeft gecreëerd. Een geruchtenvorming waarvan ik de bron niet ken maar waardoor ik eerst werd opgeschrikt toen ik in juni 1991 Herman de Koning van het GAB Nijmegen aan de telefoon had en hij mij, nadat ik hem had verteld dat Nieuw Elan in de persoon van L. Halbertsma, een uitstekende vervangster had gekregen voor het voorgaande, uitermate ondeskundige, management op een vreemde toon antwoordde "Ja, dat is wel bekend dat jij goed met L. Halbertsma kunt opschieten".
Ik heb met L. altijd uitstekend kunnen samenwerken, maar ik realiseerde mij op dat moment dat er op een voor mij vreemde manier tegen onze collegiale samenwerking werd aangekeken. Ik heb eigenlijk nooit goed begrepen hoe het in godsnaam mogelijk is dat mensen een beeld in de wereld helpen dat totaal anders is dan mijn eigen persoonlijke belevingswereld. Zo is dat het geval geweest met Ger Boogaard, die aan een officier van justitie een beeld van mij heeft gecreëerd dat sterk op hem leek in plaats van op mij en zo worden er allerlei beelden neergezet van mensen die naar mijn idee eerder een projectie zijn van wat ze zelf denken dan dat ze de werkelijke realiteit van die andere persoon neerzetten.
De problemen met E. begonnen rond de tijd dat ik Nieuw Elan uit de brand had geholpen door intensief aan een interne reorganisatie mee te werken. Het voormalige management had een grote schuldenlast achtergelaten en ten gevolge van de door mij voorgestelde maatregelen hebben L. en ik toen dat varkentje gewassen. De operatie eindigde met de verhuizing naar NOORDWIJK en bij die gelegenheid heeft het hele personeel in de herfstvakantie, toen ik dus thuis was, een feestelijke dag georganiseerd om mij te verrassen.
Aan het eind van de dag werd mij kenbaar gemaakt dat die dag voor mij was georganiseerd en 's avonds hield L. als adjunct-directeur een toespraak, zoals ik al eens eerder als haar collega had gedaan bij haar verjaardag, waarin ze mij namens het hele personeel bedankte voor de geleverde prestatie en mij een bos rozen aanbood.
Kun je je voorstellen wat dat voor mij heeft betekend? Al vanaf 1985 had ik onder druk gestaan van de heren Boogaard en van Goethem. In 1987 had de vertegenwoordiger van mijn vakbond, die ook nog een persoonlijke vriend en buurman was, geblunderd tijdens mijn laatste aandeelhoudersvergadering waardoor ik nog eens met een claim van drie ton opgescheept raakte en ook nog eens mijn plaats als bestuurder van het instituut dat ik had opgericht moest afstaan.
Voor het eerst na vijf jaar kreeg ik weer eens een bedankje. Een heel klein kaartje maar. Maar een kaartje dat ik nu nog bewaar omdat ik zo weinig bedankjes heb gehad voor datgene wat ik tot nu toe heb gedaan.
Al na vijf dagen had E. die prachtige bos rozen in de vuilnisbak gemikt. Ik heb ze er toen weer uitgehaald en in het bos gepoot, zodat ik er nog van kon genieten zonder gestoord te worden door de jaloerse blikken van mijn echtgenote en de insinuerende opmerkingen van mijn buurman.
De ontwikkelingen bij Nieuw Elan verliepen daarna nog steeds positief. Alles gebeurde zoals ik het mij had voorgesteld en L. leidde de zaken precies zoals ik haar dat had geadviseerd. Ik genoot van de manier waarop zij de situatie aanpakte en dat gaf mij ook weer een nieuwe inspiratie. Dat heb ik haar toen voor de aardigheid met sinterklaas in een sinterklaasgedichtje laten weten. Ik dacht dat ik iets leuks had gedaan, maar L. bleek helemaal niet gesteld te zijn op een dergelijke verrassing. En toen had ik wel een probleem.
Inmiddels was ook een discussie over verliefdheid op gang gekomen te beginnen bij een vriend van jou en een vriendin van E.. E. heeft mij toen de vraag gesteld of ik verliefd zou zijn op L.. Eerlijk gezegd had ik daar nog nooit bij stilgestaan en heb toen een boekje gekocht waarin dat fenomeen besproken wordt en is dat gevoel wel bij mij opgeroepen, maar dat vond ik toen wel een probleem. Ik heb me daartoe gewend tot een psychotherapeut van het RIAGG in Amersfoort. Want probeer op die manier maar eens goed te functioneren als alle blikken op je zijn gericht.
De situatie werd steeds verder opgeblazen. Op oudejaarsavond 1991 had E. twee van haar vriendinnen uitgenodigd en zat ik dus met drie vrouwen opgescheept waarvan MB het thema "liefde" aan de orde stelde. Ik heb daar toen mijn eigen visie op gegeven.
Vier weken later had E. op jouw en haar verjaardag een aantal dames uitgenodigd. MB heeft bij die gelegenheid toen een loflied zitten afsteken op haar gescheiden status. Twee weken later heb ik E. mee naar NOORDWIJK genomen om mijn werkplek te laten zien. Zij raakte toen al opgewonden toen ze een groepsfoto van het hele personeel zag hangen en vond het vreemd dat ik niet zo'n foto had. Nadien moest ik nog even bij L. thuis de notulen van de vergadering in de bus gooien die ik thuis had uitgewerkt. En bij die gelegenheid raakte zij - voor mij geheel onverklaarbaar - buiten zinnen. Ik ben toen met een volledig overspannen echtgenote van Oegstgeest naar Maarn gereden. Dit soort situaties heeft zich nadien thuis nog verschillende malen voorgedaan en ik kon niet anders dan besluiten in alle gevallen de verantwoordelijkheid te nemen voor hetgeen zich thuis afspeelde.
Inmiddels beschikte ik over alle bedrijfsstrategische informatie van de concurrent van de SBO en had E. duidelijk gemaakt dat ik het niet zou accepteren als er enige informatie vanuit onze slaapkamer bij de buren terecht zou komen. Wat het uitlekken van vertrouwelijke bedrijfsinformatie voor gevolgen kan hebben had ik inmiddels in mijn voorgaande werksituatie wel geleerd. En E. schroomde er in die tijd niet voor om b.v. alle interne bedrijfsinformatie van haar werkgever 'voor de gezelligheid' tijdens feestjes e.d. rond te bazuinen zelfs zonder dat daarom gevraagd werd.
Ik had E. daarom ook gezegd dat ik het niet meer zou accepteren als zij in het openbaar mijn mening zou verkondigen. Ik was inmiddels op mijn werk gewend geraakt dat ieder zijn eigen verhaal vertelt wanneer er in een groep wordt gesproken omdat ieder verantwoordelijk is voor wat hij zegt. E. en haar familie is dat nooit gewend geweest. De dames spreken daar altijd namens de heren ofwel de familie van E. voert het woord namens de aangetrouwden. Dit was voor mij al bijna 20 jaar een probleem geweest en ik had haar al eerder gezegd dat ik dat om bovengenoemde reden niet meer accepteerde.
Op 3 maart vierde mijn vader zijn verjaardag. Ik vertelde daar een persoonlijk verhaal en werd in het openbaar door mijn echtgenote gecorrigeerd. Ik vond dat een duidelijke overschrijding van mijn, aan haar duidelijk gemaakte, normen. Bij thuiskomst heb ik haar dat nog een keer laten weten hetgeen haar kennelijk heeft opgewonden. Nadien heeft zich het noodlottige incident voorgedaan.
De enige persoon waar ik in die tijd toen nog vertrouwen had was mijn collega L.. De BVG-arts heeft mij toen daarom geadviseerd op therapeutische basis weer in NOORDWIJK te gaan werken. L. heeft me toen wel laten weten dat zij een probleem had als ik niet rond half april weer arbeidsgeschikt zou zijn. Ze had anders een dure stafmedewerker die zijn geld niet opleverde. En daar had ze natuurlijk groot gelijk in. Hoewel ik nog lang niet genezen was heb ik me toen rond half april weer beter gemeld en tegen L.s advies in de caravan in NOORDWIJK neergezet om te overnachten. L. heeft als andragologe een zeer scherp zicht op menselijke processen en vond het belangrijk dat ik dagelijks naar Maarn op en neer reisde, al kostte dat dure arbeidsuren. Toen ik besloten had dat niet meer te doen heeft ze mij gezegd "Het is jouw beslissing". Ik wist zelf immers nog niet welke roddels het land doorgingen.
Op 26 april heb ik in die tijd nog met Peter (Ottenhoff) gebiljart in Houten en rond die tijd had ik met jou ook het gesprek gevoerd om de mogelijkheid te bestuderen om SBO en Nieuw Elan te fuseren. Dat idee had ik al eens binnen Nieuw Elan gelanceerd. L. stond toen niet negatief tegenover een ontmoeting met Peter, maar het idee werd toen afgehouden door haar toenmalige baas, B. Hortensius, voorzitter van het bestuur van de in hetzelfde marktsegment opererende Stichting Entrelan. L. heeft mij toen letterlijk gezegd: "Wat mij betreft wil ik wel praten met de SBO, maar Bert (Hortensius), is de baas". Ik heb begrepen dat er naar aanleiding van ons gesprek kort voor mijn ontslag bij Nieuw Elan contact is geweest tussen jouw SBO-collega en Nieuw Elan. Omdat ik naar mijn idee niets te verbergen had heb ik L. verteld over mijn biljartpartijtje met Peter en kort voor de stafvergadering vroeg ze mij in de stafvergadering van 10 mei te melden en te notuleren dat ik contact had gehad met de directie van de SBO. Dit heb ik gedaan en elf dagen later kwam mijn ontslagaanzegging.
De ontslagonderhandelingen werden gevoerd op het advocatenkantoor VA te W. L. had mij vooraf geadviseerd ook een goede advocaat te nemen. Ik heb me toen laten assisteren door de UNIE BLHP. Op E's advies heb ik daarbij een second opinion gevraagd bij Mr. S. te Utrecht. Dit advies heb ik niet opgevolgd na jou te hebben geraadpleegd, omdat jij ervaring had met kantongerechtprocedures, zoals bijvoorbeeld bij MD nadat ik met Boogaard en de Vries contact had gehad. Tijdens die ontslagonderhandelingen is met Mr. GvA de mondelinge afspraak gemaakt dat mijn werkgeefster verder bij mijn keuzeproces betrokken zou blijven. L. heeft mij in die tijd ook goed geholpen. Op mijn vraag waarom ze dat deed heeft ze mij geantwoord "omdat ik me daarvoor verantwoordelijk voel".
Eindelijk had ik eens te maken met iemand die op een behoorlijke manier met haar collega omsprong. Daar had ik volledig vertrouwen in omdat wij altijd op een respectvolle manier met elkaar zijn omgegaan. Ik had haar buiten de hele persoonlijke problematiek thuis gehouden. Wel had ik haar verteld hoe sterk E. onder invloed stond van haar vriendinnen op de tennisbaan. Uiteindelijk heeft ze ervoor gezorgd dat ik de twintig mille aan outplacementgeld in mijn eigen zak kon steken na aftrek belasting, omdat ze er vertrouwen in had dat ik wel snel weer aan de bak zou komen. Ze heeft mij toen geadviseerd met een aantal outplacementbureaus oriënterende gesprekken te voeren.
En zo kwam ik op een gegeven ogenblik ook weer op het SBO-kantoor terecht om te praten met het bureau waar Peter mee samenwerkte. Deze hernieuwde ontmoeting met het instituut dat ik had opgericht en waarvoor ik zoveel offers had moeten brengen was voor mij op zich al een zeer emotionele aangelegenheid.
Na alle gesprekken met 7 outplacementbureaus te hebben gevoerd en ik de conclusie had getrokken dat zij allemaal hetzelfde boden als Nieuw Elan heb ik me op L.s advies beperkt tot een loopbaanadvies van het Bureau Psychotechniek op 17 juni. Aan de hand hiervan ben ik aan het werk gegaan en heb een persoonlijk marketing plan geschreven met o.a. kansen en bedreigingen. De bedreigingen lagen nog in mijn juridische verleden naar mijn idee. Daarom heb ik jullie toen met mijn z.g. "SBO-case" geconfronteerd, omdat ik voor mijn gevoel niet verder kon zonder vlekkeloze reputatie. E. vond in deze situatie de relatie met de buren belangrijker dan met haar echtgenoot en dreigde weer met echtscheiding.
Ze was me inmiddels ook van de tennisbaan gaan weren als ik kwam kijken, onder het motto dat ik haar niet vertrouwde. Tijdens een feestje bij goede vrienden van ons heeft ze staan flirten. Ik heb hier toen persoonlijk moeten ingrijpen. Zo genant was de situatie. Ik heb de mensen achteraf excuses moeten maken voor mijn gedrag. Maar ik kon toen niet anders dan ter plekke ingrijpen.
Inmiddels had ik haar een relatietherapeut laten inschakelen omdat ik vond dat zij voor de probleemsituatie van maart verantwoordelijk was. Ik heb deze man zwart op wit laten weten dat ik slechts aan die therapie zou deelnemen als hij de therapie erop zou richten ons huwelijk weer gezond te maken. Achteraf is gebleken dat deze man de zoon was van de directeur van het psychiatrisch centrum Bronlaak bij Sint Anthonis (E.'s geboorteplaats) en de hele therapie gericht was op het ontbinden van het huwelijk. Hij is begonnen met oefeningen in sexuele onthouding en heeft mij daarna in een groep gezet met een aantal mensen waarvan meer dan de helft al een echtscheiding achter de rug had. E. onttrok zich er op alle mogelijke manieren aan iets aan zichzelf te doen terwijl de betreffende therapeut duidelijk had aangegeven dat het goed was haar traumatische ervaringen - waar naar mijn idee E.'s hele familie onder lijdt - in een speciale therapie te verwerken.
Toen ik het vermoeden kreeg dat mijn echtelijke problematiek in verband werd gebracht met mijn voormalige werksituatie en jouw echtgenote op 12 augustus 1991 ons sprak over de "huwelijksproblematiek" is bij mij het idee opgekomen dat Peter mijn vertrouwelijk aan hem verstrekte informatie zou kunnen hebben laten uitlekken. Ik kon toen niet anders meer dan in het kader van mijn nieuwe plannen, waarbij ik mij had voorgenomen te kiezen tussen
a. rood en geel
b. geel
c. rood
te kiezen voor rood. Ik heb je dat in mijn brief van 12 september medegedeeld. Daarna hebben wij op 23 september samen gesproken. In dit gesprek heb ik die keuze voor rood gemotiveerd.
Mijn enige hoop had ik toen nog gevestigd op degene die zich steeds voor mij verantwoordelijk had gesteld: L.. Maar een nieuw probleem doemde op: MB hield zich opnieuw met de situatie bezig. E. had mij gevraagd of ik het een probleem zou vinden als ze een paar dagen met haar naar Terschelling zou gaan. Die situatie heb ik volstrekt verkeerd ingeschat. MB was immers ooit de relatie met E.'s broer kwijtgeraakt nadat ik in een nachtelijk gesprek onder invloed van vele glazen cognac mijn persoonlijke mening over deze dame had gegeven door te zeggen dat ik goed begreep waarom haar man bij die vrouw was weggegaan. Toen de dames frivool gekleed naar Terschelling vertrokken kreeg ik van MB te horen "Sterkte". En toen ben ik echt geschrokken. Ik heb E. op Terschelling nog een bos rozen laten bezorgen, maar kreeg achteraf van haar te horen dat ze daar een probleem mee had gehad.
Vervolgens had deze dame E. geadviseerd echtscheiding aan te vragen via mr. GvA te W., dezelfde advocaat als waarmee L. en ik zaken deden. Ik heb Mr. v. A. toen met mijn laatste krachten mijn vrouw ogenblikkelijk op de zwarte lijst laten plaatsen. Nadat E. nadien contact had gekregen met MB en MV, Mr. van A.'s voormalige partner, is er opnieuw een dusdanig spanningsveld ontstaan dat het niet meer mogelijk was in mijn huisgezin onder één dak te blijven. E. haalde Jan en Alleman erbij. Zelfs een vriendin van haar had haar het advies gegeven dat ik maar een tijdje opgesloten moest worden in een Psychiatrisch centrum in Lent bij Nijmegen. Toen ben ik tijdelijk naar Nijmegen vertrokken en heb daar eens aangezien wat dat voor inrichting is. Als het aan mijn voormalige echtgenote had gelegen had ik nu in een gekkenhuis gezeten, net als Solsjenytzin toendertijd.
Toen al die kruitdampen waren opgetrokken ben ik op 8 oktober nog een keer bij L. op bezoek geweest om het loopbaanadvies van Psychotechniek met haar door te spreken. Ze heeft toen wel iets gevoeld van wat er gaande was maar wilde daar niet over spreken. Haar laatste woorden waren toen "Het ga je goed". Daar had ik moeite mee en heb vele pogingen in het werk gesteld om het contact te herstellen, ondanks de tegenwerking van E.. Rond Valentijnsdag 1992 was ik in Parijs i.v.m. de beurs Expolangues. In dat kader heb ik L. toen een brief geschreven waarin ik haar ook heb laten weten dat ik daar ooit met Peter en zijn vrouw was geweest bij een zelfde manifestatie. In die brief heb ik haar laten weten dat ik Peter als mijn beste vriend beschouw en dat ik er een probleem mee had dat ons contact was verbroken.
Ik heb haar toen ook geschreven dat ik voor haar op zoek was gegaan naar een valentijnskaart. E. kreeg van haar collega's ook valentijnswensen. Ik heb ook een dringend verzoek aan haar gedaan om mij verder te helpen omdat ik toen muurvast zat. Ik had immers niemand meer om op terug te vallen. Dat verzoek heeft ze toen ingewilligd.
Op 24 februari 1992 had ik een gesprek met L. gehad in NOORDWIJK. Ik had inmiddels gewerkt aan mijn bedrijfsplan Instituto Cervantes en heb daar van haar toen een goede feedback op gekregen. Ik was daar erg gelukkig mee. Daags hierna, op 25 februari dus, heeft E. in onze relatietherapie tot echtscheiding besloten na een aantal suggestieve vragen van haar therapeut waar ik geen antwoord op kon geven. Ik heb de moed toen opgegeven en besloten de zaak maar op een nette manier af te werken en heb nadien het vertrouwen in die therapeut opgezegd, na tien maanden inspanning voor joker te hebben gezeten. Op 22 april, de dag waarop het echtscheidingsvonnis zou worden uitgesproken, heb ik een bezoek van de Lions aan de Keukenhof in Lisse gecombineerd met een gesprek met L. in NOORDWIJK. Ik heb haar toen op de hoogte gebracht van onze scheiding. Niet meer en niet minder. Daarna hebben we het reisschema van mijn Spanjebezoek doorgenomen. Ik was immers met L. overeengekomen dat ik in het kader van mijn Cervantesplan kon beschikken over het relatienetwerk van het voormalige Nieuw Elan Spanjeproject en ik vond het in dat licht correct om dat met haar te bespreken, ondanks alle rotzooi thuis.
Eerst op 8 juli heb ik haar in kennis gesteld van het feit dat zij in mijn relatietherapie is genoemd. Zij heeft zich toen onmiddellijk van de situatie gedistantiëerd en mij in contact gebracht met een adviesbureau dat mij verder kon helpen. Zij heeft toen verklaard dat ze bereid was nog één keer met mij te praten. Dat laatste gesprek had ik op 26 oktober vorig jaar. Zij heeft mij daarbij nadrukkelijk verzocht het gesprek zakelijk te houden. Nadat ik haar nadien schriftelijk had laten weten dat ze bij mij thuis een welkome gast zou zijn heeft ze het contact definitief met mij verbroken. En zoals ik heb gezegd kan ik niet anders dan dát respecteren."
Naar L. toe heb ik misschien een fout gemaakt door haar het verhaal te vertellen van mijn bezoek met E. aan NOORDWIJK en Oegstgeest. Ik heb haar niet verteld dat de grootste spanningen in mijn huisgezin zijn voortgekomen uit het feit dat ik absoluut geen enkele Nieuw Elan-informatie aan vrouw en kinderen wilde doorgeven en mij dienaangaande in zwijgen heb gehuld, hetgeen natuurlijk ook weer tot tal van speculaties heeft geleid. Een soortgelijk probleem heb ik gehad met NIOW en SBO. Mijn NIOW-partners hadden het vertrouwen in mij opgezegd in de veronderstelling dat ik vertrouwelijke informatie aan de SBO zou hebben doorgespeeld. Ik heb dat echter juist nooit gedaan, hetgeen mij wederom van de kant van het SBO-bestuur is kwalijk genomen. Vooralsnog neem ik geen contact met L. op. Wellicht kom jij ooit eens met haar in gesprek. Jij bent dan inmiddels een ingewijde Nieuw Elankenner geworden en het is goed dat je dan weet dat ik L. niet wil claimen, maar dat ik wel álle beslissingen vanaf juli 1991 heb genomen in het vertrouwen dat wij samen op de een of andere manier zouden verdergaan, al zou het maar zijn in de vorm van een paar gesprekken per jaar. Wellicht ben ik te ver gegaan door haar te schrijven dat ik van haar ben gaan houden, maar ik vond het voor mijzelf wel een hele overwinning om te laten blijken dat ik liefde had opgevat voor een collega waarmee ik een gezamenlijke strijd heb gevoerd en ik hoop dat L. zelf eens tot het inzicht komt welke rol zij in dat opzicht voor mij heeft gespeeld en ooit weer eens zelf het initiatief neemt om belangstelling voor me te tonen. Van de heer Hartman heb ik het uitdrukkelijke advies gekregen om de zaak los te laten, me te ontspannen en alleen aan mijn gezondheid te denken. Ik laat het graag aan jou over om op een verantwoorde manier met deze problematiek om te gaan. Helemaal loslaten kan ik deze zaak natuurlijk absoluut niet. Het hoort ook tot het verwerkingsproces van mijn verleden. Daarom stel ik het toch nog steeds op prijs als je mij blijft informeren op de wijze zoals dat tot op heden is gebeurd. Ook ben ik zeer benieuwd naar jouw commentaren. Tot nu toe zijn die voor mij zeer verhelderend geweest.
27 augustus
Ik denk dat ik L. niet meer zal zien of horen, omdat ik haar wensen respecteer en ik begrijp welke problemen zij kan krijgen door met mij in contact te treden. De zaak is immers zo gecompliceerd. Hij heeft een zakelijke en een persoonlijke kant. L. heeft de heer Hartman verteld dat zij geen contact meer met mij kan hebben "ten gevolge van wat er de laatste tijd allemaal met De heer Van der Heijden is gebeurd". Zij schermt zich dus duidelijk af voor invloeden waar zij last van kan krijgen en ik ben zo geneigd om eens in beeld te brengen hoe ik haar als mijn collega heb ervaren als een soort afscheid, hoewel ik eigenlijk nooit echt afscheid van haar heb kunnen nemen, maar eens zal ik er misschien dan toch in moeten berusten. Ik maak jou er, als Nieuw Elankenner bij uitstek, getuige van welk beeld er bij mij opkomt als ik terugdenk aan L..
Strijdhaftig betrad zij in november
1989
het toneel, soms gekleed in een opvallende leren jurk. Nadat ik
op de eerste dag zo met haar had gesproken kwam ze aan het eind
van de dag regelmatig even bij mij kijken om te zien wat ik aan
het doen was. Ik legde haar dan uit dat ik NE de structuur aan
het geven was zoals ik die in mijn FSI-tijd aangeleerd had. Als
commentaar kreeg ik regelmatig van haar te horen: "Perfect". Al haar plannen vertelde zij aan mij. Zo kwam
zij ooit eens 's morgens naar mij toe met de mededeling "Ik ga er een paar de wacht
aanzeggen". Eindelijk een krachtig
geluid in de debating-club waartoe NE inmiddels was verworden.
Ook haar opmerking in de projectleidersvergadering "Op het overschrijden van
deadlines staat de doodstraf" sprak
mij bijzonder aan. Hoewel niet letterlijk op te vatten gaf zij
daarmee een duidelijk signaal af dat er vanaf dat moment écht
gewerkt moest worden om de boterham te kunnen verdienen.
Ik vertelde haar in die tijd dat we beter naar de markt moesten
gaan kijken en ons wat minder afhankelijk moesten gaan opstellen
van de arbeidsbureaus. Zij was het daarmee eens en zo ontwikkelden
we in die eerste fase heel nieuwe denkbeelden die leidden tot
nieuwe projecten. L. appelleerde aan mijn oude ervaringen binnen
het particuliere onderwijs en gaf mij steeds meer verantwoordelijkheden.
Het was opvallend hoe sterk onze gedachtenwerelden met elkaar
overeenstemden. Ik was in die tijd nogal veel met spiritualiteit
bezig en heb dit als een spirituele binding ervaren: L. vertelde
altijd precies wat ik dacht. Voor mij was ze in de groep een soort
medium. Wat ik niet onder woorden kon brengen bracht zij in heldere
bewoordingen aan de anderen over. Ik wist altijd precies wanneer
zij mij belde. Als ik met een probleem worstelde gaf zij mij de
oplossing al voordat ik er met haar over had gesproken. L. zelf
was van mening dat wij gelijke denkpatronen hadden. Maar dat was
voor mij natuurlijk wel een heel bijzondere ervaring. In de vergaderingen
die zij voorzat en die ik notuleerde hadden we spontaan een zeer
goede non-verbale communicatie opgebouwd en het kwam praktisch
nooit voor dat we een echt verschil van mening hadden. Ik had
in L. een echte geestverwante en vooral de non-verbale communicatie
tussen ons beiden was erg sterk. Zo
herinner ik mij een voorlichtingsbijeenkomst in het Aristo-zalencentrum
te Utrecht over de door ons bedachte "open" AtM-cursus,
een AtM-cursus waarbij de cursisten zelf voor hun financiering
zorgdragen. L. zat in het panel en ik zat achter in de zaal tussen
het publiek. Stevige vragen werden op het panel afgevuurd en L.
doorstond die vuurproef met glans, maar tijdens de hele sessie
hebben wij een voortdurend oogcontact gehad. Toen heb ik beseft
wat het voor haar heeft betekend om op mij te kunnen steunen.
Alleen al door elkaar aan te kijken en te zien dat je het met
elkaar eens bent worden eventuele onzekerheden sterk gereduceerd.
Haar reactie na afloop: "Harde
werker!" Die harde werker
ben ik ook steeds gebleven omdat zij mij bleef inspireren, en
mij niet alleen. Nadat de reorganisatie was doorgevoerd en wij
het nieuwe pand in NOORDWIJK
hadden betrokken is zij met voortvarendheid begonnen intensieve
gesprekken met projectleiders te voeren en overige betrokkenen.
Haar agenda was dagelijks overvol. Zij reisde door het hele land
en maakte elke medewerker in korte tijd duidelijk wat zijn of
haar verantwoordelijkheden waren. De chaos bij Nieuw
Elan was opgeheven. Als ik
aan L. denk, denk ik ook aan het nieuwjaarsdiner dat Nieuw
Elan in januari 1990
organiseerde op de bovenste etage van het Havengebouw in Amsterdam.
Het was op de verjaardag van B. Hortensius, onze directeur. Een
jaar eerder had ik ook zo'n diner meegemaakt in Haasje Claes,
zoals je weet. Toen was het de avond waarop Joop Tegels liet weten
dat Tjeb Maris geen deel zou uitmaken van de directie. Tijdens
dat nieuwjaarsdiner van 1990
was L. een opvallende verschijning. Ze was rustig en beheersd,
maar het was duidelijk dat zij uitermate goede contacten onderhield
met het management van De Baak, vanwaar zij afkomstig was.
Op die avond werd ik aangesproken door de
heer Lulofs,
de nieuwe directeur van De Baak. Nadat wij enige tijd met elkaar
hadden gesproken en hij mij had gezegd "Jij schijnt erg goed te zijn" heeft hij tijdens de maaltijd naast mij plaatsgenomen
en wij hebben elkaar op die avond voortreffelijk onderhouden over
managementaangelegenheden. Eerste adjunct-directeur Joop Tegels
was op die avond opvallend afwezig en enkele dagen later nam L.
mij in vertrouwen met het verzoek de tijd daarna op mij te kunnen
rekenen. Hoe Henk
Lulofs van mijn kwaliteiten op de hoogte was gekomen weet
ik niet. Het kan van L. komen, althans die indruk had ik toen
op dat moment, maar enkele maanden later ontmoette ik toevallig
Karin Scholten in de bossen van Hoog Moersbergen te Doorn. Karin Scholten
is secretaresse van het Instituut voor Bedrijfskundige Opleidingen
op het Slot ZEIST,
assistente van Professor Cees van Dam en heeft in het verleden
in ZEIST in hetzelfde
pand gewerkt als ik. Het Instituut voor Bedrijfskundige Opleidingen
is opgericht door mijn voormalige NIOW-partner
Ger Boogaard en de jou bekende Dick van Goethem, de vader van
de advocaat die zowel mij als Professor Van Dam ten onrechte een
proces aan de broek had gedaan. Ik
vertelde Karin toen dat ik inmiddels bij De Baak werkte en haar
eerste reactie was: "Oh
wat leuk, dan ken je meneer Lulofs ook wel, die komt bij ons soms
colleges geven." Henk
Lulofs was blijkbaar een goede relatie van Professor Van Dam
en ik sluit niet uit dat de positieve referenties voor mij uit
die hoek zijn gekomen. Al bij al was het mij wel duidelijk geworden
dat er een machtsomwenteling had plaatsgevonden binnen het werkveld
waarin ik tot op dat moment actief was geweest, een machtsverschuiving
van Maris naar Halbertsma mede als gevolg van de machtsverschuiving
van Boogaard/Van Goethem naar Van Dam/Lulofs. Uit het omgevingsnetwerk dat ik in augustus
1991 op advies van de directeur van Psychotechniek, in zijn
ruggespraak met L., had opgemaakt en dat ik jou tijdens je bezoek
aan mij heb laten zien is mij de machtsstrijd binnen het particulier
onderwijs duidelijk geworden, vooral de strijd om het marktsegment
managementonderwijs. Als ik aan L.
denk, denk ik ook aan dat advies van Psychotechniek. De directeur
van dit bureau, de heer B.
Schaake, was een oud-collega van mevrouw
N. Westerhof, hoofd personeelszaken bij de Baak. Zij heeft mij
op 22 mei 1991, in het zwart gekleed, officieel mijn ontslag aangezegd.
De heer Schaake was directeur van een belastingdienst geweest
en had ooit samen met mevrouw Westerhof op het ministerie van
WVC gewerkt. Nadat ik met zeven outplacementbureaus had gesproken
en deze gesprekken met L. had geëvalueerd belde L. mij thuis
op met de mededeling dat ik van het toegezegde outplacementgeld
beter kon eten en een eenmalig loopbaanadvies voor mij voldoende
zou zijn. De extra kosten werden door de Baak vergoed en L. bleek
al snel een afspraak voor mij te hebben gemaakt met de heer Schaake.
Het gesprek vond begin juli plaats. De heer
Schaake heeft mij een groot aantal vragen gesteld en bleek
met name zeer sterk geïnteresseerd in de periode Maris. Van
alles wat ik hieromtrent heb verklaard heeft Schaake aantekeningen
gemaakt. Hierna heeft hij mij het loopbaanadvies gegeven en dit
klaarblijkelijk ook aan L. doorgegeven, want zij belde mij enige
tijd later op om haar gegevens aan de hand van de mijne te checken.
Het advies van Schaake heb ik nadien als uitgangspunt voor mijn verdere
stappen genomen en in gesprekken door L. laten begeleiden. Een
van de adviezen van Schaake was "de
privésituatie is niet medebepalend"
en een advies van L. in oktober 1991:
"steun op niemand
anders dan op jezelf". Dat heb
ik dus gedaan, met alle gevolgen vandien, want mijn vrouw was
het niet met mijn beslissingen eens. Ik
denk wel dat mijn keuzeproces voor L. van grote strategische waarde
moet zijn geweest en misschien nog wel is. Zo herinner ik mij
een gesprek met de directeur van een outplacementbureau in Den
Haag waarvan ik L. ook telefonisch op de hoogte had gesteld. Na
een bepaalde opmerking reageerde zij hevig geëmotioneerd
met de kreet "John,
hij liegt!!". De informatie die
uit mijn keuzeproces is voortgekomen is voor de NE-organisatie
wellicht erg belangrijk geworden. L.
is een netwerkmanager. Zij werkt met berichtgeving langs directe
en indirecte weg en beschikt ook over bronnen die haar gedetailleerd
informeren. Haar kracht schuilt ook in het aanzetten van bepaalde
ontwikkelingsprocessen. Ik heb ervan genoten hoe zij dat deed
bij alle projectleiders en later ook bij de overige medewerkers.
In gesprekken zette zij haar medewerkers tot zelf te ontwikkelen
processen aan en op gezette tijden evalueerde zij de vorderingen.
Ook in de projectleidersvergaderingen dienden de projectleiders
verantwoording af te leggen van de door hen in het kader van hun
persoonlijke projectplan genomen stappen. L. en ik legden dat
weer vast in de notulen in de vorm van een actieplan met deadlines.
Als we praten over een "spin in het web"
dan is L. dat zonder meer, hetgeen haar uiteraard ook zeer kwetsbaar
maakt, maar ook machtig. L. was ook op de hoogte van mijn contacten
met WickerWork.
Officieel ben ik daar lid van, maar ik heb na de nieuwjaarsborrel
van WickerWork
in het havengebouw te Amsterdam niets meer van WickerWork
vernomen. Mijn intuïtie zegt dat L. die nieuwjaarsborrel
daar heeft laten organiseren. Gezien de associaties die ik heb
met het restaurant in dit havengebouw kan zij én voorzitter
Gertjan Luyendijk geweten hebben dat ik daar zeker naar toe zou komen.
De opkomst was gering maar opvallend was het relatief grote aantal
oud-cursisten van de AtM-cursusgroep waar ik ooit deel van had
uitgemaakt, ongeveer de helft. Onder die aanwezigen bevond zich
ook Marian Hoogendoorn. Met haar, en ook met de andere oud-cursisten,
heb ik gesproken over mijn ervaringen op mijn werk, bij Nieuw
Elan en hen ook op de hoogte gebracht van de veranderingen
in mijn persoonlijke omstandigheden. Nadien heb ik geen uitnodiging
meer van WickerWork
ontvangen, hoewel die club nog steeds actief is. Na die nieuwjaarsborrel vroeg ik mij af wat me nadien
in het kader van Nieuw
Elan te wachten stond en even later lag jouw uitgebreide pakket
met informatie bij mij in de brievenbus. De continuing story kreeg
weer een vervolg. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat
er in het werkveld van Nieuw
Elan erg veel gaande is waar grote bedrijfsbelangen mee gemoeid
zijn. Dit maak ik ook op uit een brief van Peter
Ottenhoff van 10 juni jl. waarin hij o.a. schrijft:
"Ik wil je dan ook uitdrukkelijk verzoeken je te onthouden van elke verbinding van jouw persoon aan de naam van SBO, aangezien ik van mening ben, dat zowel SBO als ik persoonlijk hierdoor schade kunnen oplopen. Mocht je echter blijven volharden in je uitingen naar buiten toe, dan betekent dit dat ik een definitieve punt zal zetten achter onze persoonlijke verstandhouding. In het laatste geval wens ik je veel goeds toe voor de toekomst, in alle opzichten, in het bijzonder ten aanzien van het herstel van je gezondheid. Ik hoop je hiermee nogmaals duidelijk te hebben gemaakt hoe ik tegen de zaken aankijk. Hopelijk komt er een moment en zal dat moment niet al te lang op zich laten wachten, dat je ervan doordrongen raakt dat dit de meest verstandige invalshoek is voor alle betrokken partijen."
Deze tekst vertoont een opmerkelijke overeenkomst met de mededeling die L. mij in november heeft doen toekomen. Zij komen beide van de hand van twee personen die mij de afgelopen vijf jaar het meest dierbaar zijn geweest. Met Peter heb ik in maart nog een saunabezoek afgelegd en hem ter gelegenheid van zijn verjaardag een fles Spaanse champagne aangeboden. Peter heeft mij bij die gelegenheid verteld dat hij contact met L. had. Er komen bij mij nu verschillende vragen op, zoals:
- Welke schade kan ik de SBO of Peter
Ottenhoff berokkenen als ik mijn naam aan die stichting verbind?
- Wat is de achtergrond van de laatste zin uit zijn brief?
- Welke machtsstrijd is er momenteel gaande binnen het particulier
onderwijs en welke rol speelt mijn naam daarbij?
- Welk verband bestaat er tussen de gebeurtenissen in april en
mei met de brief van Peter
Ottenhoff?
- Bestaat er een verband tussen alle gebeurtenissen ná
oktober vorig jaar en de gebeurtenissen in april/mei?
- Spelen Boogaard en Maris gezamenlijk een rol in dat geheel?
- Is er misschien een complete
oorlog gaande tussen twee partijen die grofweg zijn te verdelen
in oud-Bakers (Maris, Turk)/Boogaard/Van Goethem enerzijds en
nieuw-Bakers (Lulofs/Halbertsma)/Van Dam/OTTENHOFF
anderzijds?
- Was die oorlog al gaande ten tijde van mijn dienstverband bij
de Baak?
- Wist ik te veel van alle betrokken partijen?
- Is het toeval dat jij na vele jaren contact met mij opneemt
op een moment dat ik voor het laatst met Nieuw
Elan contact heb gehad?
- Zijn er grote overeenkomsten tussen jouw en mijn belangen?
- Wie was ermee gediend dat jij weer contact met mij had?
- Op 17 juni kreeg ik een brief van Mr. O.A.R.M. Smits van Waesberghe,
de intermediair tussen L. en mij die mij met Bob
van Aalst in contact had gebracht. De tekst van de brief luidde:
"Geachte heer van der Heijden, Het is nu enige tijd geleden dat wij met elkaar in contact kwamen. Als ondernemer weet ik dat het eerste begin het moeilijkste is; indien u behoefte heeft over 'de gang van zaken' van gedachten te wisselen bied ik aan op korte termijn nog eens bij elkaar te komen."
Welk verband bestaat er tussen
deze brief en al hetgeen er in de periode november 1992
tot en met heden is gebeurd?
- Welke rol speelt L. hierin?
- Wat zou Smits van
Waesberghe bedoelen met "De gang van zaken"?
Ik denk dat jij op grond van de jou beschikbare informatie heel wat van deze vragen kunt beantwoorden. Zoniet, dan zullen ze wellicht een belangrijke aanvulling betekenen in het onderzoek dat jij op dit moment verricht. Gedachten komen spontaan tot stand en al schrijvende zijn er bij mij verschillende associaties ontstaan en dat is misschien het meest waardevolle van onze briefwisseling. Intuïtie als belangrijke informatiebron krijgt daardoor reële gestalte en daarom heb ik deze gedachten niet gecensureerd. De brief is begonnen in het kader van een soort in memoriam van L., maar al schrijvende ben ik mij gaan realiseren dat L. niet dood is maar deel uitmaakt van een netwerk waar ik dagelijks mee te maken heb. Binnen dit netwerk is naar mijn idee mijn echtscheidingsproblematiek voor haar ook een ernstig probleem omdat zij zich als vrouwelijke manager staande moet houden in een keiharde wereld, een mannenwereld vooral, waarin elk middel om een machthebber ten val te brengen door de tegenstander wordt benut. En wat dacht je ervan als een van de grootste concurrenten van Nieuw Elan zou kunnen zeggen dat de directie van dat instituut betrokken zou zijn bij het uiteenvallen van het gezin van de belangrijkste stafmedewerker? Bij een dergelijk schandaal wil L. absoluut niet betrokken worden en ik denk dat ik hiermee al zelf een antwoord heb gegeven op de problemen die rond mijn ontslag zijn ontstaan. Als ik aan L. denk, denk ik ook aan haar werkwijze ten aanzien van conflictbeheersing. Ik heb meerdere malen meegemaakt dat personeelsleden onderlinge problemen hadden. In een dergelijke situatie ben ik van L. gewend geraakt dat zij aan de betrokken partijen tracht het probleem te verhelderen, hen vervolgens naar huis te sturen met de opdracht hun probleem onderling op te lossen en vervolgens te rapporteren hoe zij hun probleem hebben opgelost. Zo heeft zij ook kennis genomen van de wijze waarop ik mijn huwelijksproblematiek heb opgelost. Dit vond zij goed gedaan, en vervolgens heeft ze maatregelen genomen om niet bij die problematiek betrokken te raken. Daardoor zit ik nu ogenschijnlijk in een isolement. L. is nu een met macht beklede vrouw. Ik heb haar in het begin geholpen om die machtspositie te verwerven. Daarna heeft ze het allemaal zelf gedaan. Ik ben benieuwd of ik ooit nog iets van haar hoor. Ze krijgt van mij op 13 september in ieder geval wel een welgemeende felicitatiekaart voor haar verjaardag en er is geen enkele advocaat die mij weerhoud om die te sturen. Tjitse dit was een heel verhaal. Ik ben benieuwd naar jouw reacties hierop en op mijn vorige brief. Vriendelijke groet en tot ziens/horens.
4 SEPTEMBER 1993 REACTIE OP MIJN EPISTELS VAN 20, 25 EN 27 AUGUSTUS 1993