De weledele heer Dr. Jac. Koolschijn MAASTRICHT. Nijmegen, 6 maart 1993. Beste Jacques, Het is alweer een tijdje geleden dat ik je heb gesproken. Jouw persoonlijke leven was inmiddels ingrijpend veranderd en ik hoop dat je erg gelukkig bent in die nieuwe huwelijkssituatie, want dit soort ingrijpende veranderingen doet een geweldige aanslag op de energetische vermogens van een mens. Inmiddels heb ik een soortgelijke verandering ondergaan. Nadat de juridische procedure, die het Taleninstituut Maarn B.V., het voormalige, leeggehaalde, VBMO-lid NIOW-Talen B.V. tegen mij had aangespannen, voor mij met goed gevolg is afgelopen, heb ik op persoonlijke titel het restant, waarin voor mij nog enkele onduidelijkheden t.a.v. SBO en Boogaard moesten worden opgehelderd, afgewerkt. In dit laatste stuk heb ik ook mijn toenmalige buurman, thans voorzitter van de SBO, op een aantal procedurele missers gewezen. In het spanningsveld dat hierdoor onder mijn dak is ontstaan heeft mijn echtgenote, na een maandenlange relatietherapie, voor zichzelf geconcludeerd dat de relatie met haar buren voor haar belangrijker was dan de relatie met haar echtgenoot. Daarom heb ik vorig jaar ons huwelijk ontbonden, ons huis verkocht en tijdelijk domicilie gekozen in Nijmegen. Waarom schrijf ik nu deze brief aan jou? Omdat jij de geestelijke vader bent van het idee dat ik nu verder heb uitontwikkeld en nog verder aan het uitontwikkelen ben. Kun jij je nog herinneren dat jij, Henk Dinkgreve en ik in het voorjaar van 1987 de reis naar Heerlen en Maastricht hebben gemaakt? Mijn positie daarin was toen vrij conflictief. Ik zat officieel thuis in de ziektewet, had de SBO opgericht en inmiddels ontdekt dat mijn medeaandeelhouders de geïnteresseerden voor een tolk-vertalersopleiding mijn brochure van NIOW-Talen aan het verzenden waren met een begeleidende brief met het rekeningnummer van NIOW-BMO, terwijl ik formeel nog verantwoordelijk was voor NIOW-Talen. Ik had Boogaard en De Vries toendertijd niet laten weten dat het SBO-bestuur mij toen formeel op non-actief had staan, hetgeen geleid heeft tot een gigantisch misverstand. Maar goed, van elk opgelost misverstand wordt een mens weer wat wijzer en ik heb samen met Boogaard en de Vries in mei 1991, tijdens een gezamenlijk diner in Noordwijkerhout, een punt achter ons conflict gezet. Einde wedstrijd, begin nieuwe wedstrijd. Tijdens ons gesprek in de trein van Utrecht naar Heerlen heb je mij gezegd dat ik eens moest denken aan een gespecialiseerd instituut Spaans. Je had mij al eens eerder, samen met de heer Lurvink en nog een van jouw compagnons uit De Alerdinck, voor zover ik mij nog kan herinneren, uit de klauwen van Boogaard en De Vries willen redden. Dit was voor mij een teken dat jij vertrouwen had in mijn managementkwaliteiten. Het idee van het gespecialiseerde instituut Spaans heeft mij daarna niet meer losgelaten. Ik meldde me aan voor een managementopleiding bij De Baak (dit heb ik bij het ISW vorig jaar nog in het kort overgedaan) en ontwikkelde een samenwerkingsprogramma met de Spaanse werkgeversorganisatie. Zomer 1991 hielden mijn werkzaamheden bij De Baak, waar ik inmiddels een staffunctie had gekregen, op. Om met een hele schone lei te beginnen heb ik eerst een aantal probleemvelden opgelost, waaronder mijn onoplosbare relatieproblematiek, heb een nieuw beleidsplan ontwikkeld, ben een periode naar Spanje gegaan om bij te komen en mijn netwerk op te zetten en heb nadien een nieuwe stichting opgericht waarvoor ik twee voortreffelijke medebestuurders heb gevonden. Het nieuwe instituut zal in de markt Nederlands-Spaans bedrijfsleven en buitenschools mondeling onderwijs werkzaam zijn. Ik hanteer nu de managementvisie van het gezamenlijk zoeken naar een synergetisch effect en ben in gesprek met een aantal VBMO-leden om hen achter mijn plan te scharen. Sommige instituten reageren enthousiast, anderen hebben blijkbaar het NIOW-trauma nog niet verwerkt en realiseren zich waarschijnlijk niet dat ze anno 1993 met een heel andere John van der Heijden te maken krijgen dan anno 1986, want er is in die tussentijd nogal het een en ander veranderd. Ik vind het thans een grote uitdaging een aantal instituten, die in de markt tevens elkaars concurrenten zijn, onder een gemeenschappelijke paraplu te scharen, met een gemeenschappelijk doel: het openbreken van een nieuwe opleidingsmarkt. Jacques, ik heb er behoefte aan met jou op zeer korte termijn, na ruggespraak met mijn bestuur, weer eens van gedachten te wisselen, op vertrouwelijke basis. Kan dat? Ik heb je wel eens horen zeggen "Zodra er 'vertrouwelijk' boven een brief staat, ligt de inhoud ervan al op straat". Ik vertrouw erop dat dat met deze brief niet het geval is. Hoewel het me heel moeilijk lijkt. Ik heb al heel wat vertrouwelijke gesprekken gevoerd, maar het lijkt wel of dat wat mij bezighoudt thans op een onzichtbare wijze via de ether zijn weg vindt. En dat op zich vind ik geen probleem. Men mag best weten dat John van der Heijden weer in de markt is, maar het is wel belangrijk dat men weet dat John van der Heijden alleen maar uit is op een stuk vernieuwing en het brengen van een stuk toegevoegde waarde waar meerderen plezier van kunnen hebben. Het uitgewerkte concept, landelijke impact en bedrijfsrelevantie, gekoppeld aan een marktsegment dat nog niet is ontwikkeld, is in de ogen van een aantal mensen ijzersterk. Ik heb echter wel behoefte aan een sterke achterban en wellicht kun jij mij daarbij helpen. John van der Heijden is geen querulant, maar een uitermate serieus opleidingsondernemer, die elke keer opnieuw zoekt naar wegen om het particulier onderwijs een nieuwe, creatieve stimulans te geven. Hij wordt gedreven door zijn Quijotismo: regelmatig aanvallen, een klap incasseren, van de grond opstaan en opnieuw aan het werk gaan. Ik zie met veel belangstelling uit naar je telefoontje, Jacques. Hartelijke groeten, ook aan Netty, J.L. van der Heijden.

15 AUGUSTUS 1994 GEWONNEN EN TOCH ZWAAR VERLOREN TER ATTENTIE VAN HET BESTUUR VAN DE VERENIGING VAN INSTELLINGEN VOOR BUITENSCHOOLS MONDELING ONDERWIJS VBMO

ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN