31 januari 2001. Betreft: HOOGTIJD Kenmerk: JH/HdK20010131. Nijmegen, woensdag 31 januari 2001. Beste Herman, In verband met het vijftigjarig bestaan van de toneelvereniging Ernst & Luim op 26 juli 2002 ben ik gisteren in de geschiedenis van mijn vader zaliger gedoken. Ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag op 4 maart 1997 heb ik het volgende verhaal van hem opgeschreven.

Floris van der Heyden, één van de vele Florissen van der Heyden die de Nederlandse geschiedenis heeft voortgebracht, kon worden gekenmerkt als een man die altijd op het rechte spoor bleef en nooit van zijn (tijd)schema afweek. Ook een sterke figuur die ijs en weder dienende nimmer zijn plicht verzaakte. Bijna veertig jaar heeft hij trouwe dienst bij de Nederlandse Spoorwegen vervuld en hij was in het hele land bekend onder zijn collega's.

Bekend was hij ook van de toneelvereniging Ernst en Luim, waarvan hij een van de oprichters was. Op 24 oktober 1992 ontving hij "als blijk van grote waardering waarop hij zich veertig jaar aan het amateurtoneel had gewijd" van het Bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Amateurtheater NCA het gouden NCA-insigne met oorkonde.

Floris van der Heyden werd op 4 maart 1917 als derde kind van het echtpaar Willem Frederik van der Heyden en Johanna Wilhelmina Coeleman geboren in de helft van een vrijstaand huis aan de Hazenkampseweg, dat toen nog in de gemeente Hatert was gelegen. Willem Frederik was werkzaam bij de Nederlandse Spoorwegen dat drie jaar eerder was voortgekomen uit een fusie van het Staatsspoor, de Hollandse IJzeren Spoorweg Maatschappij en de Noordbrabant-Duitse Spoorweg Maatschappij (NBDS). Willem Frederik had zich in de tijd dat de Duitse Kaiser Wilhelm zich aan de andere zijde van de grens in een wereldwijd oorlogsavontuur had gestort in het landelijke gebied buiten de Nijmeegse stadsgrenzen gevestigd.

Aangezien de familie Van der Heyden van oudsher uit landeigenaren bestaat, zal Willem Frederik hiervan ook enkele percelen hebben verkregen in het gebied dat thans bekend staat als 'de Goffert'.

Van 1923 tot 1930 bezocht Floris de zevenjarige Nederlands Hervormde lagere school aan de Hazenkampseweg. In die tijd studeerde hij ook Esperanto. Gedurende het studiejaar 1929-1930 nam hij deel aan een examen waaraan zeshonderd kandidaten deelnamen. Als de op vijf na beste kandidaat van Nederland ontving hij bij die gelegenheid een gouden tientje, hetgeen in die crisisjaren een behoorlijke som gelds vertegenwoordigde. Moeder Johanna Wilhelmina heeft daarbij van de nood een deugd gemaakt door van dit geld het nodige schoeisel aan te schaffen. Want breed had men het niet in die tijd. In 1928 was ten gevolge van de beurscrash van New York in één dag de gehele wereldeconomie ingestort. Wereldwijd waren er miljoenenontslagen gevallen. Bij de spoorwegen werden loonsverlagingen doorgevoerd, maar er waren daar, gelukkig voor de inmiddels naar de Weezenlaan verhuisde familie Van der Heyden geen ontslagen doorgevoerd.

In die tijd voerde Floris een wereldwijde correspondentie met esperantisten in onder meer Tsjecho-Slowakije, Japan, Indonesië en Denemarken. Tijdens de Tweede Wereldoorlog is deze correspondentie verloren gegaan.

Van 1930 tot 1933 volgde Floris een opleiding in het voor die tijd geldende 'vak van de toekomst' tot electrotechnicus. Hoewel meer een talenmens dan een technicus is deze opleiding hem later goed van pas gekomen bij zijn opleidingen tot machinist bij de Nederlandse Spoorwegen. Voor die tijd werkte hij in de periode 1933-1942 eerst bij zijn eerste baas, het installatiebedrijf Hüting aan de Van Welderenstraat te Nijmegen. Zijn aanvangssalaris was 1 gulden per week. Nadien werkte hij onder meer bij Willem Smit Transformatoren. Hier maakte hij ook deel uit van een muziekensemble en blies bij talloze festiviteiten zijn partij stevig mee op trompet of pyston. Na twee jaar dienst te hebben gedaan bij het Gemeente Electriciteits Bedrijf tegen een weeksalaris van 17 gulden, werkte Floris, in de tijd van de mobilisatie, bij de firma Electron uit Breda als electrotechnicus aan de inrichting van de Nijmeegse kazernes. Hij verdiende daar 12 gulden per week. Het was geen gemakkelijke tijd. Aan de andere zijde van de grens had de Nationaal-Socialistische Arbeiders Partij van Adolf Hitler vanaf 1933 de macht stevig in handen gekregen en vanaf 1940 behoorde Nijmegen volledig tot het Duitse Rijk. Ook de Nederlandse Spoorwegen maakten deel uit van de Deutsche Reichsbahn. In 1942 solliciteerde Floris bij de Spoorwegen. Hij werd op 13 juli door depotchef Bakhuis aangenomen op basis van een arbeidscontract van een jaar. Dit contract werd twee keer verlengd. Eerst in 1945 ontving hij een vaste aanstelling met een jaarwedde van fl. 1698,17.

Hij is bij de spoorwegen begonnen als leerling-machinist. Direct 'op de machine', stoken en onderhoud, olie smeren. Het was nog de periode van de stoomlokomotieven waarbij het vuur voortdurend opgestookt moest worden met de cokes die in de 'tender' werd meegevoerd. De kolen ging hij zelf halen in Susteren. Verder gingen zijn eerste ritten naar Zwolle, Roosendaal en Duitsland. Goederenvervoer naar Kleve, Krefeld en Köln, personentreinen naar Duisburg via Kleve, Bedburg-Hau, Kalkar, Xanten en Mörs. De treinen van deze Deutsche Reichsbahn waren in die oorlogsjaren voortdurende doelwitten van geallieerde bombardementen en Floris was regelmatig genoodzaakt zijn loc te verlaten en dekking te zoeken tegen de eieren die door de geallieerden werden gelegd. Hij heeft verschillende bombardementen meegemaakt. Vanaf de linker Rijnoever in Neuss was hij er getuige van hoe de stad Düsseldorf aan de overzijde van de rivier door de geallieerde vliegtuigen met de grond gelijk werd gemaakt. Rond 1944 werd tijdens het verblijf in de schuilkelder zijn trein volledig met fosforbommen vernietigd. Pa vertelde mij "Het werd met de dag erger. Als het erg was zetten we de trein stil en vlogen het land in. Elst werd veel gebombardeerd. De Duitsers vlogen het hardst de trein uit. De geallieerden hadden het voornamelijk op de locomotieven voorzien. Het spoorvervoer moest lamgelegd worden".

Zo kon Floris nog wel uren doorpraten over de ervaringen die hij tijdens de Tweede Wereldoorlog tijdens zijn spoorwegloopbaan heeft meegemaakt. Zo heeft hij mij tal van verhalen verteld toen wij tijdens mijn familie-onderzoek ritten maakten naar de prachtige streek rond Kleve, Heyden, Anholt, Rheede, Wesel, Raesfelt en Münster. Ik zie hem nog rijden in zijn stalen ros door de dreven van Westfalen. Het zijn prachtige herinneringen aan mijn vader Floris waarover hij zo veel kon vertellen. Veel heeft hij meegemaakt. Ook de spoorbrug bij Nijmegen is opgeblazen en hij is aan een wisse dood ontsnapt toen hij door Britse militairen erop werd gewezen dat hij dwars door een mijnenveld liep. Ook zijn betrokkenheid bij de bevrijding is intensief geweest. Nijmegen werd al bevrijd op 17 september 1944. Mijn ouders waren op 6 mei daaraan voorafgaand in het huwelijk getreden. Op die zeventiende september woonden mijn ouders in het oostelijke deel van de stad. Niet ver van waar thans het standbeeld staat van Jan van Hooff, die de Waalbrug heeft gered. Hij is van dezelfde familie als mijn grootmoeder van moeders' zijde. Het front liep vlak langs hun huis. De Duitsers lagen aan de oostzijde van de Oranjesingel en de geallieerden aan de westzijde. De troepen stonden onder commando van Veldmaarschalk Montgomery. Ik kan mij 'Monty' nog goed herinneren als kleine jongen toen hij enkele jaren later de stad weer een keer bezocht. Hij woonde toen in Walcote House bij Warwick.

In 1947 slaagde hij als machinist voor de stoomtractie en kon zijn ijzeren ros - Loc 3737 - zelfstandig door de Nederlandse dreven voeren. In 1951 slaagde hij voor zijn examen tot machinist diesel-electrische tractie en in 1961 voor de electrische tractie. Met zijn drie bevoegdheden stoom, diesel-electrisch en electrisch kon Floris vanaf die tijd voor alle trajecten worden ingezet. Gedurende zijn stoomperiode reed hij op Dordrecht, Roosendaal, Zwolle, Heerlen en met de goederentrein naar Rotterdam-Zuid IJsselmonde. Met de diesel reed hij op Geldermalsen, 'Dordt', Roermond, Arnhem-Winterswijk en Zutphen-Hengelo-Enschede. In zijn 'electrische' tijdperk, van 1961 tot 1980 was hij permanent, op de seconde exact, in de weer op de bestemmingen Zwolle, Amsterdam, Roosendaal en Vlissingen. Zijn thuishaven is gedurende zijn volledige loopbaan Nijmegen gebleven. Op 1 november 1980 ontving hij zijn officiële ontslag. Op 22 april daaraan voorafgaand had hij namens Hare Majesteit de Eremedaille in Zilver verbonden aan de Orde van Oranje Nassau, nummer 127, ontvangen, voor zijn trouwe dienst.

Bij die gelegenheid sprak zijn personeelsmanager, de heer Feldvis, in een korte plechtigheid de volgende woorden:

"Floris van der Heyden. Het licht staat op groen. Dat is NS. Haal het doek maar op en je zult tot de ontdekking komen dat het vanmorgen in een korte bijeenkomst een blijspel is. Hartelijk welkom alleereerst aan U mevrouw, die ik al welkom heb mogen heten, kinderen familieleden en vrienden.... Jij bent één van die allerlaatsten van - mag ik zeggen - van die hele oude hap. 63 jaar, bijna 38 dienstjaren. En wat heb jij niet achter de rug! Een hele spoorloopbaan, waar ik nu niet op in zal gaan, maar waarvan ik mag vermelden dat het een spoorwegloopbaan is geweest die zich door enkele bijzondere zaken ten aanzien van jou heeft gekenmerkt. Een collega zei vanmorgen zo treffend tegen mij " Als ik een zinnetje mag zeggen over Floris van der Heyden, dan zou ik zeggen: Hij speelde wel toneel, maar nooit geen komedie." .... Voor we dan in alle gezelligheid en een beetje bijkomend, Van der Heyden, het officiële gedeelte gaan afsluiten, eindig ik met een brief van de President Directeur, die strict persoonlijk voor jou is."

Floris reageerde hierop met een indrukwekkend persoonlijk dankwoord waarin hij aangaf nog nooit zo voor een verrassing te hebben gestaan als die morgen. Hij zou wel meer hebben willen vertellen, naar zijn zeggen, maar hij had geen gelegenheid gehad "om deze rol van buiten te gaan leren". Dit sluit wel zeer sterk bij zijn belevingswereld aan, want naast zijn loopbaan bij de Nederlandse Spoorwegen heeft Floris van der Heyden in 36 jaar bij de toneelvereniging Ernst & Luim in 63 toneelstukken gedurende 457 voorstellingen in de regel een hoofdrol voor zich opgeëist. Hij blonk vooral uit in zijn sterke memorisatiecapaciteiten en zijn geweldige geheugen. Hij heeft vele Nijmeegse burgers menige plezierige avond bezorgd met deze expressieve vorm van liefdadigheidswerk.

Floris kan worden gekenmerkt als een man met een zeer brede belangstelling, met name op het gebied van politieke ontwikkelingen. In zijn jeugd sprak hij reeds vloeiend Esperanto, indachtig het ideaal van Zamenhof en het thema "Alle Menschen werden Brüder". Dit thema kwam ook terug in zijn voorliefde voor de klassieke muziek - Beethoven - met als verdere favoriete componisten Strauss, Carl Maria von Weber, Haydn en bovenal Mozart. Hoe kan het ook anders: Mozart was een leerling van Haydn.

Deze Floris van Haydn heeft het Nederlands-Duitse conflict van de eerste helft van de twintigste eeuw dan ook als een gruwel ervaren. Hij was zeer aan het Westfaalse land verknocht. Dit komt vooral tot uitdrukking in de reportage van de Nijmeegse lokale TV-omroep 'Op dood spoor' (op video) waarin Floris met zijn collega Schell de laatste treinrit van Nijmegen naar Kleve maakte op 1 juni 1991. Die reportage werd afgesloten met een gezang over 'Cleves bloemengaard'. De adellijke familie Van der Heyden-Rijnsch is een Kleefse familie. Op 2 maart 1997 vierde Floris - de bloem van de heide - zijn tachtigste verjaardag in eigen kring. Op 26 mei 1998 is hij in het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis in Nijmegen vredig ingeslapen en drie dagen later - op de trouwdag van Maurits en MARILÈNE in Apeldoorn - op het Jonkerbos begraven.

De trein en het toneel. Dat was het werkterrein van mijn vader zaliger. Ten behoeve van het gedenkboek ben ik verschillende recensies nagelopen. Ik trof daar een bekende naam ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum.

MIJN OPRECHTE GELUKWENSEN

aan de jubilerende Christelijke Toneelvereniging 'Ernst en Luim' met de herdenking van haar 25 jaar bestaan.

Het doet mij deugd, dat 'Ernst en Luim' gedurende zoveel
jaren als amateurvereniging recht overeind is gebleven in
een tijd van zich opdringende protessionele en semi
professionele vermaaks- en ontspanningsindustrie, al of niet via de beeldbuis.
Er zullen zeker wel kortere perioden van een impasse zijn
geweest, maar de innerlijke kracht bleek steeds weer opnieuw
uit de cultureel hoogstaande genoegens, die de vereniging wist te bieden.
Vandaar, dat er met recht en reden en zeker ook met gepaste
trots feest mag worden gevierd.
Ik wens u nog een groot aantal sterke jaren toe, waarin
U met veel genoegen en groot succes zult optreden, vooral
voor hen, die het blijspel in hun leven zo broodnodig hebben.

De Burgemeester van Ni jmegen, Mr. Th. M.J. de Graaf

Het doet mij eveneens deugd deze informatie te hebben aangetroffen. Dit is de vader van ons aller Thom de Graaf uit Warmond, waar eveneens mijn collega Halbertsma woonachtig is geweest. Dat gaf mij aanleiding om terug te blikken.

Voor zover mij thans bekend stelt het logo van Ernst & Luim het Maltezer Kruis voor van de Johanniter of Maltezer Ridderorde.

Volgens het Nederlands Adelsboek maken verschillende Van der Heydens nog steeds deel uit van deze ridderorde, waarvan de leden al vanaf de tijd van Godfried van Bouillon (de la Bruyère) rond het Jaar 1000 naar het Heilige Land trokken om het Christendom te bewaken tegen de Moren. Ook tijdens de Spaanse Reconquista trokken ze erop uit om de toenmalige Spaanse koningen bij te staan in hun strijd voor veilige Europese buitengrenzen. In deze traditie zijn wij opgegroeid. In 1956 namen mijn ouders mij al mee op vakantie naar Oostenrijk. Hetgeen nog niet veel voorkwam in die tijd. Dit Maltezer kruis is ook terug te vinden in het wapen van het kasteel De Engelenburg in Brummen. In 1965 maakte ik met mijn ouders de laatste gezamenlijke reis naar Oostenrijk.

Hierna ging ik veelal alleen in Europa op stap, aangezien ik nog weinig jongelui kon mobiliseren om de reizen met mij mee te maken. In 1967 ging de reis vanuit Spanje naar Italië: Pisa, Rome, Napels, Capri, Paestum, de Vesuvius, Pompeï, Herculaneum, Firenze en Venetië.

Dit inspireerde ons tot de deelname aan het toneelstuk In Het Witte Paard, een Nederlandse bewerking van de Oostenrijkse operette Im Weissen Rössl.

In de zomer van 1968 vertrok ik naar het Hart van Spanje: Castilië. In plaatsen als Toledo, El Escorial (Familiegraf van Karel V), Madrid en Segovia leerde ik het Spaanse Hof kennen, alsmede de schrijver Cervantes en zijn protagonista don Quijote de la Mancha. Tijdens die reis is mijn idee tot de oprichting van het Instituto Cervantes Benelux al geboren. Na afloop van mijn studie Spaans ben ik gestart met het Frans-Spaans Instituut. In feite een vingeroefening voor wat thans het Instituto Cervantes Benelux aan het worden is. Na die tijd heb ik nog vele reizen naar de Spaanse hoofdstad gemaakt. Onder meer in verband met mijn samenwerking met het madrileense instituut Sampere. In 1982 heeft dat er klaarblijkelijk toe geleid dat een madrileense schilder mijn vader als don Quijote heeft geschilderd. Ik kocht dit schilderwerkje vorig jaar op de rommelmarkt van Fuengirola.

Dit jaar ontving ik van Minister-President Kok en zijn echtgenote een nieuwjaarskaart met een afbeelding van een schilderij van Jeroen Bosch. Dit was uitermate goed gekozen. In de Spaanse musea als het Prado te Madrid en in het Escorial - het voormalige paleis van Koning Philips II - zijn tal van werken van deze schilder uit 's-Hertogenbosch te bewonderen. Gisteravond werd ik geconfronteerd met tal van mededelingen op de televisie omtrent de relatie van onze Kroonprins en mijn beoogde beleidsmedewerkster uit Argentinië. Reden waarom ik vanmorgen al bijtijds naar Arnhem ben vertrokken (9.41 uur). In het blad Spits las ik onder meer Máxima-discussie barst los - Politiek Den Haag neemt stelling in. Bij aankomst te Arnhem werd mijn aandacht uiteraard getrokken door de binnenkomende en vertrekkende Duitse ICE hogesnelheidstrein naar Köln.

Daarna ben ik direct naar het kantoor van Cadans gelopen aan de Utrechtseweg 40. Ik ben daar te woord gestaan door de heer Van Soest. Ten behoeve van zijn collega, mevrouw Croes, in de Winthontlaan te Utrecht heeft hij een kopie van mijn paspoort gemaakt, alsmede van mijn residencia uit Torremolinos (10.35). In ons gesprek kwamen de plaatsen Málaga en Marbella ter sprake. Dit mede in verband met de overname van de voetbalclub Vitesse door de Limited Company Instituto Cervantes England & Wales.

Zijn vraag of ik Mohamed Al Fayed aansprakelijk heb gesteld voor de dood van Prinses Diana heb ik bevestigend beantwoord. Ik heb hem laten weten dat ik dat al in de eerste week van september 1997 heb gedaan middels een faxbericht aan de Britse Ambassadeur in 's-Gravenhage, mevrouw Rosemary Spencer op 15 september 1997.

Ook heb ik hem laten weten dat ik mijn collega Drs. E.H. Halbertsma heb gemachtigd terzake juridische stappen tegen de heer Al Fayed te ondernemen in de vorm van een vordering van rond de Hfl.180 miljoen, zijnde het vermogen van de Prinses van Wales op het moment van overlijden. Ook heb ik de heer Van Soest ter bevestiging kopieën verstrekt van de brieven van de vorstenhuizen van Nederland, België, Luxemburg, Spanje, en het Verenigd Koninkrijk, waaronder de laatste brief namens HRH the Prince of Wales. Ook een afschrift van mijn brief uit Torremolinos d.d. 30 november 2000 heb ik hem verstrekt en nogmaals ondertekend met paarse inkt. Nadien heb ik een wandeling gemaakt door het Park Sonsbeek.

Bij het ons bekende kasteel Zypestein raakte ik in gesprek met twee dames en twee heren uit Oosterhout bij Breda. Zij maakten op dat moment de NS-wandeltocht Stenen Tafel. Reden om hen het verhaal te vertellen van Kareltje van der Heyden en de Stenen Tafel. Ook heb ik hen laten weten dat de oorspronkelijke Stenen Tafel Tho Söllynck (Zuylen of Soelen) te vinden is in de plaats Heiden of Heyden in het Westmünsterland. Bovendien heb ik hen in kennis gesteld van mijn in 1997 voorgenomen huwelijk met de Prinses van Wales op 28 september van dat jaar op Paleis het Loo te Apeldoorn. Mede ten gevolge van mijn reis van Breda naar Salamanca in april 1996, alwaar toen de vossenjacht een aanvang had genomen.

Tijdens de terugreis van Arnhem naar Nijmegen las ik het blad Metro en het artikel Prominent Nederland tegen komst Jorge Zorreguieta. Dat probleem is dus bij deze opgelost.

Voorts las ik NUON wil toch praten met Karel Aalbers. Dit houdt in dat de Limited Company Instituto Cervantes England and Wales vanaf morgen eigenaar zal zijn van de voetbalclub Vitesse als de heren Van Amstel en Aalbers conform mijn beleidsdoelstellingen terzake hebben gehandeld. Dan nu de Telegraaf van vandaag.

1. Bank Cervantes USA
BANKVERZEKERAAR VERKOOPT DEELTJE BARINGS VOOR $275 MILJOEN. ABN Amro doet graai in Amerikaanse boedel ING. ING zal dus waarschijnlijk geen deel meer gaan uitmaken van de toekomstige Bank Cervantes. Dat geldt uiteraard wel voor ABN-AMRO. Het hoofdbestuur van deze bank maakt immers nog deel uit van het bestuur van de Stichting Cervantes Benelux.

2. CERVANTESONLINE Ex topman Oscar Appeldoorn keert terug bij Newconomy. Dit zijn weer interessante ontwikkelingen. Ik heb er geen probleem mee als je thans delen uit mijn correspondentie doorcommuniceert naar belanghebbende partijen. Ik ga vanavond niet naar de bioscoop maar naar NEC Nijmegen-RBC Roosendaal, als ze nog een kaartje hebben voor de nieuwe eigenaar van Vitesse in spé. Ik heb mij - om onnodige interventies te voorkomen - voorgenomen vóór 18.00 nog geen contact met de Nijmeegse Topclub op te nemen, in afwachting van de verdere ontwikkelingen. Liefde is... ...het er samen van nemen. Dat bedoel ik maar, maar het woord is thans aan de

MINISTER-PRESIDENT (LINKS) CC HdG

1 FEBRUARI 2001 GOEDE ZAKEN