Nijmegen, 20 maart 1994 Beste Tjitse, Ik ontving je ontvangstbevestiging van 18 maart van mijn brieven 5 MAART 1994 MIJN DIERBARE OUD-COLLEGA EN DE HAKDAGPROCEDURE en 11 MAART 1994 BERICHT AAN ERIK VISSER. Helaas moet ik vaststellen dat mijn oorspronkelijke brief nr. 40 is onderschept en de desbetreffende informatie dus in handen van derden kan zijn. Ik ben daar dus niet zo gelukkig mee. Een handige journalist kan daar natuurlijk een goed in de markt liggend verhaal van maken waaronder met name het NIOW zou kunnen lijden en dat is onder de gegeven omstandigheden niet direct mijn bedoeling, gegeven het feit dat ik constateer dat Ger Boogaard pogingen onderneemt om het klimaat tussen ons beiden te verbeteren. Voordat je het weet sta je in de krant. Dat heeft Jan Wilzing pas nog ervaren. Nadat hij een sollicitatiebrief had verstuurd naar een vacature voor hoofdcommandant van de regio IJsselland (Zwolle-Deventer) stond er kort daarop (11 maart jl.) al met dikke koppen in De Telegraaf dat de hoogste baas van de CRI opstapt. Jan weet zelf echter nog niet of hij op het aanbod voor een nieuwe functie in het oosten des lands zal ingaan. Het veld is volop in beweging. Volgende week worden er Tweede Kamervragen gesteld n.a.v. het onderzoek van de commissie Wiegersma i.v.m. de uitspraken van de hoofdcommissaris van de Utrechtse politie, WIARDA. Daarna komt ook het CRI-rapport aan de orde dat in 1986 aan Minister Korthals Altes is aangeboden i.v.m. de activiteiten van het Medellín-drugskartel in Nederland.
Strategospel
Ik heb nog steeds het gevoel dat ik deel uitmaak van een gigantisch strategospel waarvan de architecten met de sterkste strategische inzichten aan de kant zitten af te wachten tot ze een zet zullen zetten. L. zal ooit weer in beeld komen maar zal de ontwikkelingen naar mijn idee blijven volgen vanuit de Baak, waar ze blijkens een publikatie in het blad van de Vereniging Van Opleiders in Nederland weer werkzaam is. Woensdag heb ik - op zijn intitiatief - een anderhalf uur durend intensief gesprek gehad met de heer van Bree, mede-Lionslid en directeur van InterSelling en InterSelect te Raamsdonksveer. De heer Van Bree is bestuurslid geweest van de VETRON, een belangenvereniging van particuliere opleidingsinstituten waarvan tegenwoordig ook het NIOW lid is, en heeft een bedrijfskundeopleiding gevolgd bij het IBO van Professor Cees van Dam te ZEIST. De heer Van Bree deed me de suggestie aan de hand onder de gehele problematiek uit het verleden een streep te zetten en met Ger Boogaard te bespreken of wij weer iets voor elkaar kunnen betekenen. Daags ervoor had ik Boogaard nog een reminder geschreven met de volgende tekst: 15 MAART 1994 PSYCHOSOMATISCHE TOESTAND TER ATTENTIE VAN G.P. BOOGAARD. Per kerende post kreeg ik van Ger Boogaard een reactie:
"Bosch en Duin, 16 maart 1994
Beste John,
Dank voor je reacties van 3 en 15 dezer. Zoals gemeld, was het mijn bedoeling je louter uit belangstelling te bezoeken voor een gesprek. Ik had (en heb) daarbij niet in gedachten een 'bespreking met een agenda', maar slechts een gesprek van 'mens tot mens'. Begrijp me goed, ik zie voor mezelf geen rol als gesprekspartner aangaande de zaken uit het verleden, die immers geen keer nemen. Evenmin wil ik me begeven in interpretaties dienaangaande die een samenzijn al gauw negatief kunnen beïnvloeden. Dat zou ik jammer vinden. Mede gezien de strekking van je brieven, verdient het bij nader inzien wellicht de voorkeur om mijn voorstel voor een bezoek voorlopig op te schorten dan wel af te gelasten. Met toewensing van alle goeds en met hartelijke groet, Ger"
Ik ben - menselijk gezien - geneigd deze brief positief te waarderen en heb Ger eveneens per kerende post het volgende antwoord doen toekomen: 17 MAART 1994 INZAKE 21 MAART 1987 TER ATTENTIE VAN COLLEGA G.P. BOOGAARD. Ik sluit niet uit dat Ger Boogaard tot het inzicht is gekomen dat hij met zijn actie van 7 juli 1987 een grote fout heeft gemaakt. Duidelijk is dat hij ervoor kiest niet met het verleden te willen worden geconfronteerd. Ik denk dat ik er goed aan doe geen waardeoordeel te koppelen aan Gers poging om mij in het ziekenhuis te bezoeken. Naast de wellicht menselijke kant van de zaak weet ik dat Ger Boogaard sterk wordt gedreven als hij een oplossing zoekt voor een probleem. Hij heeft natuurlijk op de eerste plaats een probleem als de inhoud van mijn brief nr. 40 is uitgelekt. Op de tweede plaats heb ik het vermoeden dat het partnership met Robert Turk op springen staat. Turk is de specialist op het gebied van managementtrainingen en ik sluit niet uit dat Ger Boogaard geïnteresseerd is in mijn bij de Baak opgedane management-know how. Ik zou de toekomstige vacature van Turk kunnen opvangen en tegelijkertijd zou Boogaard zijn fout van 1987 kunnen herstellen zonder gedwongen te hoeven zijn om deze fout te erkennen. Het verleden zou hij daarmee in de doofpot kunnen stoppen. Dat is op dit moment de gedachtenconstructie die ik mij heb eigengemaakt. Met gedachtenconstructies wil ik echter wel sterk oppassen. Zo bevat mijn correspondentie met jou een groot aantal aannames die ik niet direct hard kan maken. Ik beschouw deze correspondentie wel als een rode draad met hypotheses en feiten waaraan ik mij kan vasthouden. Ik heb verder het handelingspatroon van Ger Boogaard in beeld gekregen. Boogaard hanteert de managementstrategie om partners met een specifieke deskundigheid in huis te halen, laat hen binnen zijn constructie nieuwe opleidingsprodukten ontwikkelen, maakt zich de desbetreffende know how eigen en verbreekt daarna de relatie. In de meeste gevallen gaat het verbreken van de relatie gepaard met een conflict, waarbij hij de bewijslast omkeert. In chronologische volgorde is dat respectievelijk gebeurd met Drs. Marina Beckers (naar Amerika vertrokken), Paul Karis, Cees van Dam, Peter Ottenhoff, John van der Heijden, Petra Koek (thans directeur taleninstituut ITA te Amsterdam), Leo de Vries en ik denk dat thans Robert Turk aan de beurt is.
Nieuw scenario
Het lijkt mij goed naast de eerdere, negatieve, hypothese m.b.t. de netwerkpositie van Boogaard een positief scenario in beeld te brengen uitgaande van een aantal feiten die ik in een later stadium in beeld heb gekregen. Ik start in 1987 waarin Boogaard niet heeft beseft hoe ziek ik in die tijd was en geconfronteerd werd met een openstaande post van circa fl. 150.000,- van het reclamebureau Hint van Piet Kort. Hij heeft na het ontslag van OTTENHOFF kunnen waarnemen dat ik persoonlijk contact met Peter ben blijven onderhouden maar heeft niet kunnen vaststellen dat ik op 14 mei 1987 door het SBO-bestuur op bestuurlijk non-actief ben gesteld. Hij kan hierdoor op een dwaalspoor zijn geraakt. Hier ligt ook een daadwerkelijke communicatiestoring, hetgeen Boogaard en ik tijdens onze bijeenkomst op witte donderdag 1991 in DRIEBERGEN gezamenlijk hebben vastgesteld. Ik heb mij achteraf op grond van de uitspraak van Frank Kooijmans (IBO), blz. 190 (brief 38) gerealiseerd dat Boogaard in het geschil met Van Dam tot een accoord is gekomen terwijl Van Goethem en de Vries nog doorprocedeerden. Het geschil tussen Van Dam en Boogaard is dus bijgelegd. De uitspraak van de heer Lulofs tijdens het nieuwjaarsdiner van 1990 in het havengebouw te Amsterdam in mijn richting "Je schijnt erg goed te zijn" kan dus evengoed uit NIOW/IBO-kringen komen. Frank Kooijmans is op zijn beurt een broer van mijn voormalige studiecoördinator Engels Rein Kooijmans. Rein Kooijmans is in de tweede helft van 1987 door Peter Ottenhoff als docent Engels de SBO binnengehaald en Rein kan ervan getuigen dat ik in die tijd - dus ná mijn ontslag bij het NIOW - niet veel meer voor de SBO heb gedaan dan het geven van een paar lessen Spaans. De NIOW-brochure van nu vermeldt dat directeur Boogaard oprichter is van het IBO. Ik mag ervan uitgaan dat Cees van Dam tegen die naamsvermelding geen bezwaar heeft en de persoonlijke relatie tussen Van Dam en Boogaard beter was en misschien is dan de relatie tussen Van Dam en de Van Goethems. Zoals ik je al eerder heb geschreven heeft de heer Lulofs bedrijfskundige colleges aan het IBO verzorgd en heb ik Ger Boogaard in NOORDWIJK met een lachend gezicht afscheid van Henk Lulofs zien nemen. Gezien de toonzetting van Boogaards brief van 16 maart jl. heeft hij zich kennelijk een redelijk positief beeld van mij eigengemaakt en laten wij wel wezen: het conflict in 1987 is voortgekomen uit een ruzie tussen Boogaard en OTTENHOFF, terwijl ik mij aan het bezinnen was over de vraag hoe het probleem van het reclamebureau kon worden opgelost. Natuurlijk zijn er allerlei mengvormen van situaties mogelijk. Op grond van jouw ervaringen met Tjeb Maris en het gesprek dat ik in april vorig jaar met Paul Karis heb gehad, heb ik ná die tijd een vijandbeeld van Boogaard geschilderd. Ik heb de term "maffioso" aan Paul, Peter en jou genoemd. Dit is natuurlijk ook een gedachtenconstructie waarop wij samen hebben voortgeborduurd. Toen rector Kraij in de Telegraaf over de criminalisering van het onderwijs sprak dacht ik direct aan Ger Boogaard. Het is nooit bij mij opgekomen dat Kraij wel eens op mij zou kunnen doelen. In de groepstherapie heb ik de laatste tijd ook meer geleerd door de bril van de ander te kijken, ook naar mijzelf, en ik kan mij voorstellen dat het trauma van de heer Kraij van 1983 weer is ontwaakt nadat hij eventueel gesproken zou kunnen hebben met Gerard van Essen (HOI-Opleidingen Alkmaar) over de ontmoeting die Van Essen met mij had gehad. Ik was het nl. oneens met de wijze waarop het Dag/Avondonderwijs oneigenlijk concurreerde met het particulier onderwijs, waardoor staatssecretaris Ginjaar-Maas de maatregel tegen het Westfries Dag/Avondcollege heeft genomen. Deze maatregel heeft de heer Kraij zwaar getroffen, alsmede een aantal docenten van het Hoornse instituut voor Dag/Avondonderwijs. Volgens het artikel in de Telegraaf van vorig jaar zouden er zelfs enkele docenten een poging tot zelfmoord hebben gepleegd. De term 'criminalisering van het onderwijs' zal naar mijn idee zijn voortgekomen uit de beleving die de heer Kraij aangaande die situatie heeft ervaren.
Stage
Zoals ik al telefonisch met je heb besproken is er weer een "stage" voor mij in de maak. Deze keer hecht ik wel grote waarde aan die stage, omdat ik daar nu echt iets kan leren terwijl ik bij Nieuw Elan mijn know how voor bijna niemendal heb ingebracht. Het wordt een stage bij de CRI. Jan Wilzing heeft mij zaterdag laten weten dat hij de situatie met zijn hoofd PZ heeft besproken en dat er een plek voor mij is in Zoetermeer. Je begrijpt dat ik hier zeer gelukkig mee ben: een doorbraak. Wat mij het meeste voldoening geeft is het feit dat ik het vertrouwen heb gekregen van de rechterhand van onze minister van justitie, die Jan aanduidt met "Ernst". Niet iedereen wordt toegelaten tot het hart van de criminaliteitsbestrijding van Nederland. Eindelijk gerechtigheid. Ik wacht jouw reactie op mijn brief nr. 40 af, maar vond het wel belangrijk jou in de tussentijd van de recente ontwikkelingen op de hoogte te brengen. In de tekentherapie heb ik een perspectiefschildering gemaakt met rode en gele driedimensionale constructies tegen een blauwe achtergrond. Ik denk dat de elementen inzicht, doorzicht en perspectief vanaf nu een belangrijke nieuwe rol in mijn leven gaan spelen. Ik ben benieuwd naar jouw ontwikkelingen. Houd me op de hoogte. Hartelijke groet. P.S. De integriteit van L. is voor mij nog steeds een belangrijk referentiekader. Mijn samenwerking met haar blijft voor mij een bron van inspiratie. Ter gelegenheid van de resp. 77- en 75-jarige verjaardag van mijn vader en moeder hebben zij een bos met 25 rozen gekregen, een net zo fantastische bos als ik toendertijd van haar kreeg. Over perfect people-management gesproken!